Ga naar de inhoud

Advies 2023/07

Advies nr. 2023/07 van de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap (NHRPH) over het voorontwerp van wet betreffende het statuut van bewindvoerder over een beschermde persoon, uitgebracht tijdens de plenaire vergadering van 20 maart 2023.

Advies op verzoek van de heer Vincent Van Quickenborne, Minister van Justitie, in zijn mail van 17 februari 2023.

 

1. ADVIES BESTEMD

  • Voor opvolging aan de heer Vincent Van Quickenborne, Minister van Justitie
  • Ter informatie aan mevrouw Karine Lalieux, Minister van Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, belast met Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris
  • Ter informatie aan Unia
  • Ter informatie aan het UNCRPD-coördinatiemechanisme
  • Ter informatie aan de federale ombudsman
 

2. ONDERWERP

Er is een voorontwerp van wet betreffende het statuut van bewindvoerder over een beschermde persoon opgesteld. In zijn verzoek om advies wijst de Minister op zijn wens dat het voorontwerp van wet de steun geniet van zo veel mogelijk actoren in de procedures inzake de plaatsing onder rechterlijke bescherming die de belangen van de beschermde personen verdedigen.

 

3. ANALYSE

De NHRPH heeft enkel het voorontwerp van wet als werkdocument ontvangen, niet de memorie van toelichting en ook niet de toelichting bij de artikelen.

De NHRPH neemt volgende elementen in overweging:

A. Definities

  1. De familiale bewindvoerder wordt in de wet gedefinieerd: ouders of een van beide ouders, echtgenoot, wettelijk samenwonende, persoon met wie de te beschermen persoon een feitelijk gezin vormt, lid van de naaste familie, persoon die instaat voor de dagelijkse zorg van de te beschermen persoon of de te beschermen persoon en zijn omgeving begeleidt in deze zorg, een private stichting die zich uitsluitend inzet voor de te beschermen persoon of een stichting van openbaar nut die voor de te beschermen personen over een statutair ingesteld comité belast met het opnemen van bewindvoeringen beschikt (artikel 3 van het voorontwerp van wet).

  2. De professionele bewindvoerder wordt ook in de wet gedefinieerd: persoon ingeschreven in het nationaal register van gerechtelijke actoren als professionele bewindvoerder (artikel 3).

B. Nationaal register van gerechtelijke actoren

  1. Het nationaal register van gerechtsdeskundigen en beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolken wordt het nationaal register van gerechtelijke actoren. Dit is de geïnformatiseerde gegevensbank die de aanwijzing en de terbeschikkingstelling vergemakkelijkt van de informatie die betrekking heeft op de identificatie van een

    1. deskundige die bevoegd is om opdrachten als gerechtsdeskundige uit te voeren;
    2. beëdigd vertaler, tolk of vertaler-tolk die bevoegd is om de hem bij de wet toevertrouwde vertaal- of tolkwerkzaamheden te verrichten;
    3. professionele bewindvoerder (artikel 16).

    Het voorontwerp van wet bepaalt welke gegevens in het register mogen worden opgenomen. Het bepaalt de voorwaarden voor opname in het register (artikel 18).

  2. De vrederechter moet de homologatie van de bewindvoerder weigeren wanneer de opname van de aangeduide persoon als professionele bewindvoerder in het nationaal register voor gerechtelijke actoren werd geweigerd of wanneer die opname werd geschorst of geschrapt (artikel 4).

C. Keuze van de bewindvoerder

  1. De vrederechter kiest bij voorkeur een familiale bewindvoerder als bewindvoerder van de persoon, rekening houdend met de mening van de te beschermen persoon, zijn persoonlijke omstandigheden, zijn leefomstandigheden en zijn gezinstoestand. De vrederechter wijst bij voorkeur de bewindvoerder over de persoon aan tot bewindvoerder over de goederen, tenzij dit strijdig is met het belang van de te beschermen persoon of er geen vertrouwenspersoon werd aangewezen. Bij afwezigheid van bewindvoerder over de persoon of ingeval de vrederechter oordeelt dat een andere persoon tot bewindvoerder over de goederen moet worden aangewezen, kiest de vrederechter als bewindvoerder over de goederen bij voorkeur een familiale bewindvoerder of de in artikel 490 bedoelde lasthebber, rekening houdend met de mening van de te beschermen persoon alsook met zijn persoonlijke omstandigheden, de aard en samenstelling van het te beheren vermogen en de gezinstoestand van de te beschermen persoon (artikel 5).

  2. Wanneer de vrederechter geen familiale bewindvoerder kan aanwijzen, wijst hij een professionele bewindvoerder aan. De vrederechter houdt bij zijn keuze rekening met:

      1. de mening van de te beschermen persoon, zijn persoonlijke omstandigheden, zijn leefomstandigheden en zijn gezinstoestand;
      2. indien de persoon de functie van bewindvoerder over de goederen moet uitoefenen: de aard en samenstelling van het te beheren vermogen (artikel 5).

D. Vorming van de familiale bewindvoerder

De vrederechter kan ook eisen dat de familiale bewindvoerder een vorming volgt (artikel 7).

E. Onverenigbaarheden

Mogen geen bewindvoerders zijn:

  1. personen ten aanzien van wie een rechterlijke of een buitengerechtelijke beschermingsmaatregel werd genomen;
  2. rechtspersonen, met uitzondering van de private stichting die zich uitsluitend inzet voor de beschermde persoon of een stichting van openbaar nut die voor de te beschermen personen over een statutair ingesteld comité belast met het opnemen van bewindvoeringen beschikt;
  3. personen die minder dan vijf jaar geleden failliet zijn verklaard of tot de collectieve schuldenregeling zijn toegelaten;
  4. wat uitsluitend het bewind over de goederen betreft, personen die niet vrij over hun goederen kunnen beschikken;
  5. personen die, krachtens artikel 32 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade, volledig ontzet zijn uit het ouderlijk gezag.

De rechterlijke beslissingen die leiden tot de onverenigbaarheid van de opdracht van een professionele bewindvoerder vanwege een van de gronden vermeld in het eerste lid, worden aan de FOD Justitie meegedeeld via het nationaal register van gerechtelijke actoren (artikel 6).

F. Voorwaarden voor de kandidaten-professionele bewindvoerders

Onverminderd de gronden van onverenigbaarheden moeten de kandidaat-bewindvoerders aan de volgende voorwaarden voldoen om te worden opgenomen:

  1. een erkende theoretische en praktische vorming hebben gevolgd bestaande uit
    • een juridisch deel in domeinen die nuttig zijn voor de uitoefening van hun opdrachten,
    • een deel over het dagelijkse beheer van de bewindvoering,
    • een deel over de kennis van de medische stoornissen waaraan de beschermde personen lijden,
    • een deel over de manier waarop met de beschermde persoon en zijn omgeving moet worden gecommuniceerd en
    • een deel over de deontologische regels die van toepassing zijn op de uitoefening van de professionele bewindvoering of, in geval van verlenging of heropname, een erkende permanente vorming van vier uur tijdens het afgelopen jaar;
  2. de deontologische code onderschrijven en haar naleven voor de duur van de erkenning;
  3. garanties van bekwaamheid, onafhankelijkheid en onpartijdigheid, vereist voor de uitoefening van hun opdracht als bewindvoerder, kunnen voorleggen;
  4. niet het voorwerp zijn geweest van een tuchtsanctie die onverenigbaar is met de uitoefening van de functie van bewindvoerder;
  5. niet het voorwerp zijn geweest van een in kracht van gewijsde getreden veroordeling, zelfs met uitstel, tot een criminele of correctionele straf, tenzij ze in eer en rechten zijn hersteld en met uitzondering van de veroordelingen voor inbreuk op de regelgeving betreffende de politie op het wegverkeer die, volgens de Minister van Justitie, duidelijk geen belemmering vormen voor de uitoefening van de activiteit van professioneel bewindvoerder.

De erkenning van de vormingen, bedoeld in het eerste lid, 1°, wordt verleend door de Minister van Justitie op advies van de Commissie voor de erkenning van de vormingen. De Koning bepaalt de inhoud van die vormingen en de nadere regels voor de aanwijzing en de werking van die Commissie.

De Koning bepaalt de inhoud van de deontologische code (artikel 27).

G. Vergoeding van de bewindvoerder

De Koning bepaalt de inkomsten die als berekeningsbasis dienen voor de bepaling van de vergoeding van de bewindvoerder alsook de wijze waarop de forfaitaire vergoeding wordt begroot. De vrederechter kan een bedrag toekennen waarvan het bedrag niet hoger mag zijn dan het door de Koning bepaalde forfait (artikel 9).

H. Tuchtstraffen

  1. Ingeval de vrederechter vaststelt dat de bewindvoerder tekortschiet in de uitoefening van zijn opdracht, kan hij bij een met bijzondere redenen omklede beslissing weigeren een vergoeding toe te kennen of een lagere vergoeding toekennen (artikel 9).

  2. Ernstige aanwijzingen van tekortkomingen of fraude in het beheer van een professionele bewindvoerder worden aan de FOD Justitie meegedeeld via het nationaal register voor gerechtelijke actoren en, in voorkomend geval, aan de stafhouder, aan het auditoraat bedoeld in artikel 533 van het Gerechtelijk Wetboek of aan de Kamer van notarissen (artikel 10).

  3. De bij elk hof van beroep ingestelde tuchtraad heeft tot taak de inbreuken op de eer van de Orde en op de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid, die aan het beroep ten grondslag liggen en een behoorlijke beroepsuitoefening moeten waarborgen, alsook de inbreuken op de reglementen, met inbegrip van het deontologische reglement dat eigen is aan de professionele bewindvoerders voor de advocaten die die functie uitoefenen, te bestraffen, onverminderd de bevoegdheid van de rechtbanken, indien daartoe grond bestaat (artikel 11).

I. Opheffing van een bepaling

De bepaling dat de Koning de uitoefening van de functie van bewindvoerder afhankelijk kan maken van bepaalde voorwaarden, onder meer door het aantal personen te beperken van wie men bewindvoerder kan zijn, wordt opgeheven (artikel 8).

 

4. ADVIES

A. Over het verzoek om advies

  1. Allereerst betreurt de NHRPH de memorie van toelichting en de toelichting bij de artikelen van het voorontwerp van wet niet te hebben ontvangen, zelfs niet nadat de NHRPH erom gevraagd had. Hierdoor is dit advies mogelijk niet nauwkeurig en volledig genoeg.
    ⇒ Concrete wens: de NHRPH hoopt in de toekomst over een volledig dossier te kunnen beschikken om zijn advies te geven.
    ⇒ Meer algemeen herinnert de NHRPH aan zijn adviezen 2022-14 en 2022-21, waarin hij zijn verwachtingen toelicht.

  2. Voorts heeft de NHRPH nota ervan genomen dat in het verzoek om advies wordt vermeld dat het ontwerp van koninklijk besluit betreffende de bezoldiging van de bewindvoerders thans wordt opgesteld en zo snel mogelijk wordt meegedeeld. Een eerder ontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van de regels voor de bezoldiging, de kosten en de buitengewone ambtsverrichtingen van bewindvoerders werd op 17 januari 2022 aan de NHRPH voorgelegd, en klaarblijkelijk niet aangenomen.
    ⇒ Concrete wens: de NHRPH hoopt dat in het toekomstige koninklijke besluit rekening wordt gehouden met de aanbevelingen in zijn advies 2022-08.

B. Met betrekking tot de keuze van de bewindvoerder

  1. De NHRPH stelt ook vast dat de wetgeving duidelijk kiest voor het beginsel dat bij voorkeur een familiale bewindvoerder moet worden gekozen. De NHRPH had liever dat de wet ook zou voorzien in een verantwoordingsplicht indien de rechter geen familiale bewindvoerder kiest.
    Concrete wens: de NHRPH hoopt dat dit in de praktijk altijd zo zal gebeuren. De NHRPH herinnert eraan dat de regering zich ertoe heeft verbonden de mensen ervan bewust te maken dat een bewindvoerder op voorhand kan worden aangewezen, in overeenstemming met artikel 4, c), en artikel 12, vierde lid, van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, alsook de positieve verplichtingen in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens. Een eventueel gebrek aan digitale vaardigheden van de familiale bewindvoerder mag nooit een argument zijn om deze persoon van bewindvoering uit te sluiten.

  2. De NHRPH stelt vast dat de vrederechter ook kan eisen dat de familiale bewindvoerder een vorming volgt.
    Concrete wensen:

    • De NHRPH wil graag weten om wat voor soort opleiding het gaat: juridisch, boekhoudkundig, over het gebruik van het centraal register van bescherming van de personen, ...?
    • De NHRPH vindt dat noch de familiale bewindvoerder noch de beschermde persoon mag opdraaien voor de kosten van de opleiding.

C. Over de vorming van de professionele bewindvoerder

  1. De NHRPH neemt er nota van dat kandidaat-professionele bewindvoerders een theoretische en praktische vorming moeten volgen. De NHRPH is bijzonder tevreden dat deze opleiding verschillende aspecten omvat en niet enkel een juridische vorming is. Toch ontbreken bepaalde aspecten: vorming over de UNCRPD-beginselen, met name inclusie (art. 3 (c)), keuzevrijheid (art. 3 (a)), ondersteuning in plaats van vervanging (art. 12 (3)), de resterende capaciteiten van de personen met een handicap zien en erkennen (art. 12 (4)).
    Concrete wensen:

    • De NHRPH vraagt deze vorming ook verplicht te maken voor wie al bewindvoerder is.
    • De NHRPH vraagt de vorming uit te breiden met de UNCRPD-beginselen en -vereisten.
    • De NHRPH vindt dat de beschermde persoon niet mag opdraaien voor de kosten van de vorming.
  2. De NHRPH stelt vast dat de Koning de inhoud van de deontologische code zal bepalen.
    Concrete wens: de NHRPH vraagt te worden geraadpleegd over het ontwerp van koninklijk besluit.

Zijn er bepalingen over de werkelijke betrokkenheid van professionele bewindvoerders? Moeten zij een beroep doen op een informeel, (para)medisch of sociaal netwerk? Hoe vaak moeten zij de beschermde persoon ontmoeten? In zijn advies 2022-14 drong de NHRPH erop aan dat de bewindvoerder de beschermde persoon meerdere keren per jaar ontmoet.

In zijn advies 2022-21 benadrukte de NHRPH ook de grote verschillen in de praktijk tussen vredegerechten, wat de gelijkheid tussen burgers ondermijnt. Wat wordt gedaan om dit te verhelpen?  

D. Met betrekking tot de tuchtstraffen

De NHRPH merkt op dat ingeval de vrederechter vaststelt dat de bewindvoerder tekortschiet in de uitoefening van zijn opdracht, hij bij een met bijzondere redenen omklede beslissing kan weigeren een vergoeding toe te kennen of een lagere vergoeding kan toekennen. Evenzo stelt de NHRPH vast dat de bij elk hof van beroep ingestelde tuchtraad tot taak heeft de inbreuken op de eer van de Orde en op de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid, die aan het beroep ten grondslag liggen en een behoorlijke beroepsuitoefening moeten waarborgen, alsook de inbreuken op de reglementen, met inbegrip van het deontologische reglement dat eigen is aan de professionele bewindvoerders voor de advocaten die die functie uitoefenen, te bestraffen, onverminderd de bevoegdheid van de rechtbanken, indien daartoe grond bestaat.
Concrete wens: de NHRPH hoopt dat met deze bepalingen paal en perk wordt gesteld aan het misbruik door de bewindvoerders waarvan gewag wordt gemaakt in de pers en door sommige verenigingen voor personen met een handicap. De NHRPH wenst een jaarlijks verslag over de werking en de gevallen die aan de tuchtraden worden voorgelegd. Meer in het algemeen wenst de NHRPH een regelmatige evaluatie van de nieuwe maatregelen.

E. Betreffende de opheffing van de bepaling dat de Koning het aantal personen kan beperken van wie men bewindvoerder kan zijn

Concrete wens: de NHRPH herinnert eraan dat transparante en volledige rapportering noodzakelijk is met het oog op kwaliteitsvolle dossiers.