Advies 2023/18
Advies nr. 2023/18 van de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap (NHRPH) over het voorontwerp van wet tot wijziging van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap houdende invoering van een jaarlijkse, forfaitaire integratietegemoetkoming en zijn ontwerp van koninklijk uitvoeringsbesluit, uitgebracht tijdens de plenaire vergadering van 19/06/2023.
Advies uitgebracht op verzoek van mevrouw Julie Clément, Directrice-generaal van de Directie-generaal Personen met een Handicap, in haar brief van 26 mei 2023.
1. ADVIES BESTEMD
- Voor opvolging aan mevrouw Karine Lalieux, Minister van Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, belast met Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris
- Voor opvolging aan Mevrouw Julie Clément, Directrice-generaal van de Directie-generaal Personen met een Handicap
- Voor opvolging aan de heer Frank Vandenbroucke, Vice-eersteminister en Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,
- Voor opvolging aan de heer Vincent Van Peteghem, Vice-eersteminister en Minister van Financiën, belast met de Coördinatie van de fraudebestrijding en de Nationale Loterij
- Ter informatie aan de heer Alexander De Croo, Eerste Minister
- Ter informatie aan Unia
- Ter informatie aan het UNCRPD-coördinatiemechanisme
- Ter informatie aan de federale ombudsman
2. ONDERWERP
Een voorontwerp van wet tot wijziging van de wet van 27 februari 1987 creëert, door middel van het invoegen van een artikel 7bis, een forfaitaire integratietegemoetkoming ten bedrage van 1 euro per jaar (in dit stadium symbolisch en niet-geïndexeerd).
3. ANALYSE
Bepaalde afgeleide rechten zijn gekoppeld aan de erkenning van de handicap, terwijl andere afgeleide rechten vereisen dat de persoon daadwerkelijk een tegemoetkoming voor personen met een handicap ontvangt.
Volgens de memorie van toelichting van het voorontwerp van wet:
Met het koninklijk besluit van 2 maart 2021 (…), wordt er sinds 1 januari 2021 geen rekening meer gehouden met de inkomsten van de partner bij de berekening van de integratietegemoetkoming.
Met het koninklijk besluit van 1 februari 2022 ( …) mogen personen met een handicap met inkomsten uit arbeid tot 63.000 euro per jaar verdienen, vooraleer ze hun integratietegemoetkoming verliezen of zien dalen. Gelijktijdig werd voor personen met een handicap die geen inkomsten uit arbeid halen, maar genieten van een vervangingsinkomen, de vrijstelling ervan opgetrokken tot 3.780 euro.
Dankzij deze twee maatregelen komen er nu veel meer personen met een handicap in aanmerking voor een integratietegemoetkoming en genieten ze van een hogere tegemoetkoming.
Toch is er vandaag nog steeds een groep mensen die in theorie in aanmerking komt voor een integratietegemoetkoming, maar hier in de praktijk geen recht op heeft omdat hun inkomen als te hoog wordt beoordeeld. Dit is in het bijzonder het geval voor personen met een handicap die genieten van een vervangingsinkomen, bijvoorbeeld een arbeidsongeschiktheidsuitkering of een pensioen, waarvan het bedrag boven het plafondbedrag van de vrijstelling ligt.
Deze personen met een handicap hebben niet alleen geen recht op integratietegemoetkoming, ze kunnen ook geen aanspraak maken op de afgeleide rechten die automatisch voortvloeien uit de ontvangst van deze tegemoetkoming.
(…)
Het is bijgevolg onlogisch, onterecht, en zelfs onrechtvaardig, dat personen met een handicap die aan de medische voorwaarden voldoen, geen recht hebben op een integratietegemoetkoming omwille van een te hoog inkomen, eveneens geen recht hebben op de vermelde afgeleide rechten.
Deze afgeleide rechten komen immers in hoge mate tegemoet aan specifieke noden die niet zomaar verdwijnen omdat personen met een handicap een hoger inkomen genieten. Dit gaat in het bijzonder op voor de personen met een handicap wiens “te hoge inkomen” bestaat uit een vervangingsinkomen.
Anderzijds heeft de Raad van State in zijn advies nr. 70.637/34 over het besluit van 11 maart 2022 de uitvoerende macht gewaarschuwd voor een ongelijke behandeling van personen met een handicap, naargelang zij een inkomen uit arbeid of een vervangingsinkomen hebben.
Deze wet heeft bijgevolg als doel een oplossing te bieden voor deze problematiek. Zij bereikt dit doel door aan de personen met een handicap die geen recht hebben op een integratietegemoetkoming omdat hun vervangingsinkomen te hoog is, een jaarlijkse, forfaitaire integratietegemoetkoming toe te kennen van 1 euro. Hierdoor krijgen ze toegang tot de vermelde afgeleide rechten.
Wel moet worden nagegaan of de maatregel in verhouding staat tot de gevolgen voor de begroting, rekening houdend met het feit dat de maatregel bedoeld is voor personen met een laag inkomen. Daartoe wordt een belastbaar maximum bedrag en/of reëel inkomen vastgesteld: het gaat om het in artikel 9ter, §3, vastgestelde vrijgestelde bedrag. (Artikel 9quinquies wordt toegevoegd aan het KB van 6 juli 1987.)
In ieder geval garandeert de wetgeving tot een bepaalde hoogte in geval van (her)opname van werk, niettegenstaande de vaststelling van een belastbaar en/of reëel maximuminkomen, het voordeel van het dubbele genot van beroepsinkomsten gecumuleerd met de gewone integratietegemoetkoming, die ook recht geeft op afgeleide sociale en fiscale compensaties. De persoon met een handicap wordt dus nog steeds gestimuleerd om te werken.
Deze wet geeft zodoende uitvoering aan Hoofdmaatregel 11 in het “Federaal Actieplan Handicap 2021-2024”.
Deze wet draagt ook bij tot de uitvoering van de verplichtingen van België onder het Verdrag van de Verenigde Naties van 13 december 2006 inzake de rechten van personen met een handicap, met name artikel 28 dat personen met een handicap het recht op een behoorlijke levensstandaard en op sociale bescherming garandeert.
Om te strijden tegen de non-take-up voorziet het ontwerp van KB in het overgaan tot een automatisch onderzoek van het recht op de forfaitaire integratietegemoetkoming voor iedere persoon van wie de laatste erkenning van de handicap van categorie I of meer teruggaat tot 5 jaar vóór de inwerkingtreding van de wet en haar uitvoeringsbesluit.
De gegevens ter beschikking op 1 januari 2023 geven aan dat 91.865 personen mogelijk zullen vallen onder de nieuwe maatregel.
De impact van de maatregel op het budget van de DG Personen met een handicap (DG HAN) is nihil, aangezien de forfaitaire IT symbolisch wordt vastgesteld op € 1 en niet daadwerkelijk zal worden uitbetaald.
De datum van inwerkingtreding van de bepaling is niet gepreciseerd.
4. ADVIES
De NHRPH juicht deze maatregel toe. Er wordt een zeer duidelijk signaal gegeven: de regering heeft de in advies-2020-23 gelanceerde oproep begrepen en reageert door de koopkracht van personen met een handicap te ondersteunen, of ze nu werken of niet. Dankzij deze maatregel kunnen personen die enkel vervangingstegemoetkomingen ontvangen en dus een zeer laag budget hebben (vervangingstegemoetkomingen onder de armoedegrens) een klein beetje koopkracht terugwinnen door middel van tariefverminderingen op basisdiensten: dit vermindert de financiële druk en het risico op armoede enigszins. Personen met een handicap die voldoen aan de medische voorwaarden voor de integratietegemoetkoming, maar niet aan de voorwaarden op het vlak van inkomsten, in staat stellen om afgeleide rechten te verkrijgen, is een noodzakelijke maatregel aan de hand waarvan zij ook in een zekere mate tegen lagere kosten toegang kunnen hebben tot basisdiensten en zodoende kunnen communiceren, zich kunnen verplaatsen, zich kunnen laten verzorgen, enz. De inclusie in de maatschappij en de terugkeer naar werk hangen ook van deze stappen af.
De NHRPH stelt vast dat het ontwerp het bedrag van de IT niet verhoogt (de symbolische euro zal niet worden betaald). De NHRPH herinnert eraan dat hij al jaren vraagt om de tegemoetkomingen (IVT) op te trekken tot minstens de armoedegrens en idealiter tot het gewaarborgd minimuminkomen. De NHRPH herinnert er ook aan dat de IT een bedrag is om het gebrek aan toegankelijkheid van de omgeving en de meerkosten die dat met zich meebrengt te dekken; het is bewezen dat de IT in de praktijk wordt gebruikt voor voedsel, huisvesting, gezondheidszorg, enz. Reeds in 2012 had het academisch onderzoek Handilab duidelijk de aandacht op het volgende gevestigd: ”Op basis van de Europese indicator ervaart 29,6 % van de uitkeringsgerechtigden IVT/IT ernstige materiële deprivatie tegenover 5,9% in de totale Belgische bevolking” … “Net zoals armoede-onderzoek rekening houdt met de grootte van het huishouden en de aanwezigheid van kinderen jongeren dan 14, is het ook nodig om equivalentiefactoren uit te werken die de extra kosten van personen met een beperking verrekenen in het werkelijk beschikbaar huishoudinkomen. Voor één persoon met een IVT/IT tegemoetkoming in het huishouden bedraagt de equivalentiefactor 1,18 om evenwaardig de eindjes aan elkaar te knopen, 1,39 om evenwaardig consumptiegoederen te kunnen veroorloven en 1,63 om evenwaardig basisbehoeften te vervullen.” In 2018 werden in het boek Handicap en armoede de duidelijke verbanden tussen armoede en handicap op een transversale manier geanalyseerd.
De NHRPH beschouwt deze forfaitaire IT dan ook als het enige huidige middel om de onrechtvaardigheid tussen de personen die werken en diegenen die niet werken terug te dringen. Meer fundamenteel blijven de verwachtingen van de NHRPH ongewijzigd: de vrijstellingen op het vervangingsinkomen moeten worden opgetrokken en de wet van 27 februari 1987 moet worden hervormd, met inbegrip van de verhoging van de minima, de herziening van de berekeningswijze voor de tegemoetkomingen (nu nog de jaren -2/-1), de gezinscategorieën (die niet meer overeenstemmen met de huidige levenswijzen), de redenen voor herziening met het oog op het bestrijden van de non-take-up, enz.
De NHRPH vestigt de aandacht op de perceptie van de maatregel door personen met een handicap. De DG HAN zal zorgvuldig de betekenis en de reikwijdte van de maatregel moeten uitleggen. Het zal nodig zijn om in de beslissing om de tegemoetkoming toe te kennen uit te leggen dat hun inkomen hen geen recht geeft op een hogere tegemoetkoming, maar dat de toekenning van de tegemoetkoming hen in staat stelt om bepaalde fiscale en sociale compensaties te ontvangen. Zoals verduidelijkt in de memorie van toelichting van het wetsontwerp beantwoorden deze afgeleide rechten grotendeels aan de specifieke behoeften die niet louter verdwijnen omdat personen met een handicap een hoger inkomen genieten. Het retroactieve karakter van 5 jaar: dit is een interessante maatregel om te voorkomen dat heel wat personen een nieuwe aanvraag moeten indienen.
De NHRPH vestigt ook de aandacht op de formulering van de passage van de memorie van toelichting: Het is bijgevolg onlogisch, onterecht, en zelfs onrechtvaardig, dat personen met een handicap die aan de medische voorwaarden voldoen, geen recht hebben op een integratietegemoetkoming omwille van een te hoog inkomen, eveneens geen recht hebben op de vermelde afgeleide rechten. De NHRPH vraagt om deze passage als volgt te wijzigen inkomen dat als te hoog wordt beschouwd of zogenaamd te hoog inkomen.
De NHRPH stelt zich ook vragen bij de herziening van een dossier waarin enkel een forfaitaire IT wordt erkend. De gerechtigde op een forfaitaire tegemoetkoming is zich niet noodzakelijk bewust van de impact van de verandering op zijn inkomenssituatie: het is dus niet zeker dat hij een nieuwe aanvraag zal indienen. Moet de persoon een nieuwe aanvraag indienen of zal er een ambtshalve herziening van de dossiers gebeuren door de DG HAN waarin enkel de forfaitaire IT wordt erkend?
Ten slotte herinnert de NHRPH eraan dat arbeidsongeschikte gelegenheidswerknemers een leefloon ontvangen zonder afgeleide rechten; de NHRPH vindt deze situatie onaanvaardbaar. De NHRPH vraagt de Minister van Sociale Zaken een einde te maken aan deze onrechtvaardige situatie.