Ga naar de inhoud

Advies 2023/27

 

AANGEPAST ADVIES nr. 2023/27 van de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap (NHRPH) over het wetsontwerp betreffende het statuut van bewindvoerder over een beschermde persoon, uitgebracht op 05/10/2023 na raadpleging van de leden van de NHRPH per e-mail van 04/10/2023 wegens de hoogdringendheid gemotiveerd door het feit dat het wetsontwerp in de commissie Justitie moest worden gestemd op 6 oktober 2023.

Aanpassing van 17/10/2023 na de mail van het kabinet van de Minister van Justitie van 05/10/2023

Advies uitgebracht op initiatief van de NHRPH.

 

1. ADVIES BESTEMD

  • Voor opvolging aan de Voorzitster en de leden van de commissie Justitie van de Kamer van Volksvertegenwoordigers
  • Voor opvolging aan de heer Vincent Van Quickenborne, Vice-eersteminister en Minister van Justitie en Noordzee
  • Ter informatie aan mevrouw Karine Lalieux, Minister van Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, belast met Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris
  • Ter informatie aan Unia
  • Ter informatie aan het UNCRPD-coördinatiemechanisme
  • Ter informatie aan de federale ombudsman
 

2. ONDERWERP

Op 14 september 2023 werd het wetsontwerp betreffende het statuut van bewindvoerder over een beschermde persoon ingediend bij de Kamer van Volksvertegenwoordigers.

 

3. ANALYSE

A. Historiek

Op maandag 2 oktober 2023 heeft een lid van de werkgroep “Rechtsbekwaamheid” van de NHRPH het secretariaat van laatstgenoemde op de hoogte gebracht dat het wetsontwerp betreffende het statuut van een beschermd persoon was ingediend. Het lid wees in het bijzonder op artikel 9. Dit advies gaat ook over andere artikelen van het wetsontwerp.

B. Artikel 9 van het wetsontwerp

Artikel 9 is als volgt opgesteld:

In artikel 497/5 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 maart 2013 en gewijzigd bij de wet van 21 december 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a) het eerste tot het vijfde lid worden vervangen als volgt:

“§ 1. Na onderzoek en goedkeuring van het verslag bedoeld in de artikelen 498/3, 498/4, 499/14 of 499/17, overeenkomstig artikel 497/8, kan de vrederechter de bewindvoerder, op basis van een bijzonder met redenen omkleed verzoekschrift, bij een met redenen omklede beslissing, een forfaitaire vergoeding toekennen voor de door hem geleverde prestaties en gemaakte kosten in het kader van het dagelijks beheer van het vermogen van de beschermde persoon.

De forfaitaire basisvergoeding voor de bewindvoerder bedraagt 1000 euro per jaar en per bewind.

In afwijking van het tweede lid mag de forfaitaire vergoeding echter niet hoger zijn dan het gemiddelde maandinkomen van de beschermde persoon.

Het eerste jaar van het bewind wordt het bedrag bedoeld in het tweede of derde lid verhoogd met 125 euro.

Bovendien kan een bijkomende forfaitaire vergoeding daarnaast, per jaar en per bewind, toegekend worden van 5 procent van de jaarlijkse inkomsten van de beschermde persoon boven 20.000 euro.

De Koning bepaalt de inkomsten van de beschermde persoon die  voor deze paragraaf in aanmerking kunnen worden genomen.

Indien verschillende personen werden aangesteld als bewindvoerders, over de persoon of over de goederen, bepaalt de vrederechter het aandeel in de vergoeding dat elk van hen ontvangt, in verhouding tot hun werkelijk geleverde prestaties.

Indien bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen of ingeval de vrederechter vaststelt dat de bewindvoerder tekortschiet in de uitoefening van zijn opdracht, kan hij bij een met bijzondere redenen omklede beslissing weigeren een vergoeding toe te kennen of een lagere vergoeding toekennen dan deze voorzien in deze paragraaf. 

In afwijking van het eerste lid kan de vrederechter geen vergoeding toekennen aan de ouder(s) van de beschermde persoon voor de geleverde prestaties in het kader van het dagelijks beheer van het vermogen van de beschermde persoon.

De vrederechter kan de ouder(s) echter een bedrag van driehonderd euro per jaar toekennen om de kosten voor deze prestaties te vergoeden.

§ 2. De vrederechter kan de bewindvoerder, na mededeling van met redenen omklede staten, een vergoeding toekennen die in overeenstemming is met de vervulde buitengewone ambtsverrichtingen.

Onder buitengewone ambtsverrichtingen worden de materiële en intellectuele prestaties verstaan die niet kaderen in het dagelijks beheer van het vermogen van de beschermde persoon. Ook de uitzonderlijke kosten, gemaakt in het kader van de buitengewone ambtsverrichtingen en de prestaties bedoeld in paragraaf 1, kunnen als buitengewone ambtsverrichting beschouwd worden volgens de door de Koning bepaalde voorwaarden.

De vergoeding voor de buitengewone ambtsverrichtingen, met inbegrip van de gemaakte kosten in het kader van de buitengewone ambtsverrichtingen, met uitzondering van de kosten bedoeld in het vijfde lid, bedraagt maximum 125 euro per uur. De vrederechter houdt bij de vaststelling van dit bedrag rekening met de aard, de complexiteit en de omvang van de door de bewindvoerder geleverde prestaties alsook met de in het kanton gebruikelijke tarieven.

De verplaatsingskosten met betrekking tot de buitengewone ambtsverrichtingen worden vergoed volgens de kilometervergoeding bedoeld in artikel 74 van het koninklijk besluit van 13 juli 2017 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt. Behoudens uitzonderlijke gevallen worden enkel de verplaatsingen tussen het kanton van de, overeenkomstig artikel 628, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek, bevoegde vrederechter en de plaats waar de buitengewone ambtsverrichtingen worden vervuld, vergoed.

De Koning kan bepalen welke ambtsverrichtingen als buitengewoon kunnen worden beschouwd en welke kosten als uitzonderlijk kunnen worden beschouwd.

§ 3. ….”

C. Artikel 9 in het voorontwerp van wet

Op 17 februari 2023 heeft de minister van Justitie het advies van de NHRPH gevraagd over het voorontwerp van wet betreffende het statuut van bewindvoerder over een beschermde persoon. Op 20 maart 2023 werd advies 2023-07 uitgebracht.

Artikel 9 van het voorontwerp was als volgt opgesteld:

In artikel 497/5, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 maart 2013 en gewijzigd bij de wet van 31 december 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° het eerste tot het derde lid, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, worden vervangen als volgt:

Ҥ 1. Na onderzoek van het verslag bedoeld in de artikelen 498/3, 498/4, 499/14 of 499/17, overeenkomstig artikel 497/8, en de goedkeuring ervan, kan de vrederechter de bewindvoerder, bij een met bijzondere redenen omklede beslissing, een vergoeding toekennen voor de door hem geleverde prestaties en gemaakte kosten in het kader van het dagelijks beheer van het vermogen van de beschermde persoon.

De Koning bepaalt de inkomsten die als berekeningsbasis dienen voor de bepaling van de vergoeding van de bewindvoerder, alsook de wijze waarop de forfaitaire vergoeding wordt begroot.

De vrederechter kan een bedrag toekennen waarvan het bedrag niet hoger mag zijn dan het door de Koning bepaalde forfait.

Indien de bewindvoerder over de persoon niet werd aangesteld tot bewindvoerder over de goederen bepaalt de vrederechter het aandeel in de vergoeding dat elk van hen ontvangt, in verhouding tot de werklast.
Ingeval de vrederechter vaststelt dat de bewindvoerder tekortschiet in de uitoefening van zijn opdracht, kan hij bij een met bijzondere redenen omklede beslissing weigeren een vergoeding toe te kennen of een lagere vergoeding toekennen.”;

2° de bestaande tekst van het vierde lid zal paragraaf 2 vormen;

3° in het vijfde lid, waarvan de bestaande tekst paragraaf 3 zal vormen, wordt het woord “bezoldiging” vervangen door het woord “vergoeding”;

4° in het zesde lid, waarvan de bestaande tekst paragraaf 4 zal vormen, worden de woorden “in  het eerste, derde en vierde lid vermelde bezoldigingen, enige bezoldiging” vervangen door de woorden “in dit artikel bedoelde vergoedingen, enige vergoeding.”

D. De andere bepalingen van het wetsontwerp

Het wetsontwerp maakt een onderscheid tussen de categorie van de familiale bewindvoerders en die van de professionele bewindvoerders en bepaalt de voorwaarden die eigen zijn aan elk van hen om te worden aangewezen als bewindvoerder in een dossier van rechterlijke bescherming.

Het ontwerp voorziet eveneens in de oprichting van een nieuw register van professionele bewindvoerders. Dat register zal bepaalde informatie bevatten die de behandeling van de procedure van opname en de identificatie van de professionele bewindvoerders zullen vergemakkelijken.

De procedure van opname, verlenging van opname of uitschrijving in het nationaal register van professionele bewindvoerders wordt beschreven.

 

4. ADVIES

A. Wat betreft de raadpleging van de NHRPH en de deelname van verenigingen voor personen met een handicap aan de debatten

De NHRPH werd niet in kennis gesteld van dit wetsontwerp. Redelijkerwijs kan van de NHRPH niet worden verwacht dat hij alle werkzaamheden van de regering kan volgen. In onderhavig geval maakt deze hervorming van de minister van Justitie deel uit van het Federaal Plan Handicap: formeel was voorzien dat alle actiepunten van dit Plan zouden worden ontwikkeld in overleg met de NHRPH EN overeenkomstig de UNCRPD-beginselen (regelmatige raadpleging van de NHRPH tijdens de hele denkoefening en het redactiewerk). Dit is niet het geval geweest, ondanks het herhaaldelijke schriftelijke verzoek tot interpellatie (per brief) van de NHRPH aan de minister van Justitie. Dat is totaal ONAANVAARDBAAR! Verwachten dat de NHRPH in staat is om een 237 pagina’s tellend wetsontwerp volledig en gedetailleerd in 2 dagen te analyseren, is bovendien op het randje van minachting voor de taken van de NHRPH.

Daarnaast werden er belangrijke wijzigingen aangebracht in artikel 9 van het wetsontwerp ten opzichte van het voorontwerp van wet. De NHRPH werd niet op de hoogte gebracht van deze wijzigingen tussen het uitbrengen van advies 2023-07 over artikel 9 van het voorontwerp en het indienen van het wetsontwerp bij de Kamer. De NHRPH betreurt ten zeerste dat hij niet werd geraadpleegd in een dossier dat nochtans zo belangrijk is voor het dagelijks leven van personen met een handicap en hun gezinnen!

Ten slotte neemt de NHRPH akte van de hoorzittingen van de commissie Justitie. Er werden o.a. vertegenwoordigers van advocaten gehoord. Verschillende verenigingen voor personen met een handicap hadden gevraagd om te worden gehoord. Aan dit verzoek werd geen gevolg gegeven. Als dit niet in strijd met de basisprincipes van de door heel wat partijen geprezen participatieve democratie, wat dan wel?

Kortom, de haast die we zien in dit dossier voorspelt niet veel goeds voor de verwachtingen van personen en hun gezinnen. De langverwachte hervorming van de wet van 2013 moet in alle behoeften voorzien. De tekst die op tafel ligt, moet constructief worden onderzocht.

De NHRPH eist dat het tijdschema van de debatten en van de stemming wordt verlengd, zodat de behoeften en verwachtingen van personen met een handicap en hun gezinnen worden geïntegreerd.
De NHRPH dringt erop aan dat de vertegenwoordigers van de verenigingen voor personen met een handicap, net als andere ondersteunende professionals, betrokken worden bij elk debat over personen met een handicap.
De NHRPH heeft in het verleden zelf heel wat adviezen uitgebracht en vraagt om te worden gehoord.
De denkoefeningen die zullen volgen, zijn dus de eerste denkoefeningen en ze zullen niet exhaustief zijn; de NHRPH zal niet kunnen worden verweten dat hij zich niet heeft uitgesproken over bepaalde punten.

AANPASSING van 17 oktober 2023 : Volgend op het bezorgen van het oorspronkelijke advies aan de leden van de Commissie Justitie en het kabinet van de Minister van Justitie op 5 oktober 2023, heeft een adviseur van de Minister dezelfde dag een e-mail aan de Voorzitster et het secretariaat van de NHRPH bezorgd :

“De teneur van uw advies verbaast me, want we hebben uw organisatie systematisch geraadpleegd tijdens de uitwerking van dit ontwerp, net zoals dat het geval is voor het ontwerp van koninklijk besluit dat nog in voorbereiding is. Over de vergoeding van de bewindvoerders werd uw advies gevraagd op 5 mei laatstleden. Deze vraag om advies vindt u bijgevoegd. De deadline voor het advies was 9 juni.”

Sinds de oprichting van de NHRPH is zoiets nog nooit voorgevallen. Jammer genoeg kan de NHRPH de oorzaak van dit mankement niet achterhalen: de Voorzitster noch het secretariaat hebben de mail van 5 juni ontvangen.

Het advies was inhoudelijk identiek geweest als het in mei was opgesteld. De NHRPH gaat ervan uit dat het kabinet er rekening mee zou hebben gehouden bij het opstellen van het ontwerp. Waarom heeft het er dan geen rekening mee gehouden en de opmerkingen verwerkt in de versie die in oktober besproken is geweest in de Commissie van het Parlement?

De NHRPH wijst er met klem op dat vertegenwoordigers van de verenigingen van personen met een handicap ook hadden moeten worden gehoord. Ook hadden de debatten binnen de Commissie Justitie langer moeten duren. De NHRPH herhaalt dat het hier om een gevoelig dossier gaat met een impact op minstens 136.000 gezinnen in het land.

B. Over de vermelding van het advies van de NHRPH in het wetsontwerp

In de memorie van toelichting wordt vermeld dat de NHRPH werd geraadpleegd. Het nummer van het advies wordt evenwel niet vermeld en het advies is niet bij het wetsontwerp gevoegd (in tegenstelling tot het advies van de Raad van State en het advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit). De volksvertegenwoordigers hebben dus geen rechtstreekse toegang ertoe. De NHRPH blijft zo onzichtbaar voor de volksvertegenwoordigers.

De NHRPH vraagt dat het advies in de toekomst bij ieder wetsontwerp wordt gevoegd, of dat er op zijn minst correct naar wordt verwezen in het ontwerp (nummer van het advies en link naar de website van de NHRPH).

C. Wat betreft de vergoeding van de bewindvoerders

De basisdoelstelling is lofwaardig: ervoor zorgen dat de vergoeding van de bewindvoerders eenvoudig, transparant en voorspelbaar is. De NHRPH is evenwel van mening dat het idee van het forfait (in de plaats van het huidige percentage van 3%) niet de juiste oplossing is.
Het voorgestelde forfait van € 1000 per jaar lijkt voor personen met een jaarinkomen dat varieert tussen € 15.000 en € 20.000 inderdaad dicht bij de huidige gebruikelijke kosten te liggen. Maar de NHRPH benadrukt dat dit voor personen met een lager inkomen dat een moeilijk te dragen extra last zal betekenen. De Raad van State heeft dit overigens ook in zijn advies vermeld (RvS, nr. 73556, art. 9, punt 1).

De NHRPH vreest overigens dat het forfait de bewindvoerder niet zal aanmoedigen tot een meer humaan en regelmatig beheer. Zal het automatische karakter van het forfait niet leiden tot minimalistisch werk? Bovendien is het opstellen van het jaarverslag soms het enige middel voor de vertrouwenspersoon en de naasten van de beschermde persoon om de activiteiten van de voorlopige bewindvoerder te controleren. Als het verslag slordig wordt opgesteld, bestaat er een reëel risico dat de naasten van een onder bescherming geplaatste persoon dit schaarse middel om de kwaliteit van de administratieve, financiële en sociale opvolging te controleren, verliezen.

Het idee om het controlewerk van de vrederechter te verminderen, is daarentegen een heel goede zaak, OP VOORWAARDE DAT de tijd die hierdoor vrijkomt, wordt voorbehouden voor een betere opvolging van personen met een handicap en voor ondersteuning van hun gezin.

Het wetsontwerp vermeldt in de toelichting bij de artikelen het volgende: “De forfaitaire basisvergoeding mag echter niet hoger zijn dan het gemiddeld maandelijks inkomen van de beschermde persoon. In de praktijk zal deze beperking enkel gelden voor samenwonende personen (zonder gezin ten laste) die een leefloon trekken (op 1 juli 2023 vastgesteld op € 825,61). Dit zal niet van toepassing zijn op alleenstaande personen die een leefloon trekken (€ 1.238,41) noch op personen die samenwonen met een gezin ten laste met leefloon  (€ 1.673,65).”

De NHRPH is van mening dat de menselijke waardigheid niet wordt gerespecteerd wanneer het inkomen van een samenwonend persoon met 1/12 wordt verminderd en dat van een alleenstaand persoon die nauwelijks meer dan € 12.000 verdient met € 1.000 wordt verminderd. De NHRPH vindt dit onaanvaardbaar. Zoals het ontwerp nu is: hoe lager het inkomen, hoe hoger het relatieve percentage dat aan beschermingskosten wordt besteed: 8,3 % voor een samenwonend persoon, 6,7 % voor een alleenstaand persoon en 5 % voor een persoon met gezinslast. Volgens Statbel bedraagt de armoedegrens in België 1.366 euro per maand voor een alleenstaand persoon en 2.868 euro voor een gezin met twee volwassenen en twee kinderen (gegevens op 16/02/2023).

De NHRPH vraagt dat de grens voor het ontvangen van de vergoeding wordt verlaagd tot de armoedegrens.

D. Wat betreft het ten laste nemen van de vergoedingen en kosten van de bewindvoerders door een openbare overheid

In de memorie van toelichting staat het volgende:

Voor zover de beschermde persoon over onvoldoende inkomsten beschikt om de basisvergoeding te betalen, zou het verschil kunnen worden betaald door het OCMW, op basis van artikel 1 van de Organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (OCMW-wet). Dit gebeurt reeds op deze manier in de meeste kantons.

De NHRPH is evenwel van mening dat er te veel onzekerheden bestaan over de tenlasteneming van de vergoedingen en kosten door de OCMW’s. De NHRPH vindt dat deze kosten door een federale dienst ten laste moeten worden genomen (bijvoorbeeld de RSZ of het Verzekeringsfonds) en dat er een duidelijke regel moet komen.

De NHRPH vraagt dat de mogelijkheid wordt onderzocht van het ten laste nemen van de kosten van het bewind door de overheid (Sociale Zekerheid, Verzekeringsfonds) wanneer de inkomsten van de beschermde persoon onder de armoedegrens liggen.

E. Wat betreft alle andere in het wetsontwerp opgenomen principes

  • De NHRPH herinnert aan zijn advies 2023-07 en met name aan het volgende punt: de kandidaat-professionele bewindvoerders zullen een theoretische en praktische opleiding moeten volgen. De NHRPH is bijzonder tevreden over het feit dat deze opleiding verschillende aspecten omvat en dat het niet enkel om een juridische vorming gaat. Maar dat is helemaal niet voldoende, rekening houdend met de “sociale en menselijke” functie van de bewindvoerder.

De NHRPH vraagt dat de volgende opleidingen worden toegevoegd: opleiding voor de UNCRPD-beginselen: inclusie (art. 3 (c)), keuzevrijheid (art. 3 (a)), ondersteuning in plaats van vervanging (art. 12 (3)), de resterende capaciteiten van de persoon met een handicap zien en erkennen (art. 12 (4)). 

  • De rol van de familiale bewindvoerder wordt gevaloriseerd: de NHRPH is hierover tevreden.
  • De NHRPH waardeert het voornemen om een deontologische code voor de professionele bewindvoerders op te stellen (artikel 27).

De NHRPH vraagt te worden geraadpleegd tijdens het redactieproces. De NHRPH vraagt ook dat een code van goede praktijken voor de familiale bewindvoerders wordt opgesteld.

  • In 2013 werd in een opvolging en een evaluatie van de wet voorzien. Er werd ook voorzien om volledigere gegevens over het bewind te verzamelen. Hoe staat het daarmee? Wanneer zullen deze projecten worden opgezet? De NHRPH heeft vernomen dat een universitaire studie betreffende de evaluatie van de wet werd aangevat. Hoe zal de overheid de resultaten van de studie in aanmerking nemen?

De NHRPH vraagt om betrokken te worden bij het evaluatieproces. Het is essentieel dat de stem van de personen en hun gezinnen wordt geïntegreerd.

  • De NHRPH is van mening dat het ontwerp de buitengerechtelijke lastgeving Was dit de intentie van de Minister van Justitie?
  • Het probleem van het gebrek aan personeel in de vredegerechten blijft bestaan, zelfs al zal het beperken van de taken voor het controleren van de kosten van de bewindvoerders voor hun lopende activiteiten tijd vrijmaken in de griffies. Dit houdt een mooie kans in om in alle kantons ondersteunende activiteiten voor de familiale bewindvoerders en voor de vertrouwenspersonen te ontwikkelen (organiseren van een periodieke zitdag, opleidingen, …).

De NHRPH vraagt dat nieuwe menselijke en financiële middelen worden toegekend aan alle vredegerechten om de steun aan de personen en hun gezinnen te verhogen en op elkaar af te stemmen.
De NHRPH vraagt op zijn minst om de tijd die wordt bespaard op controle- en verificatietaken te herbestemmen voor het ondersteunen van personen en gezinnen.

  • De kwestie van het invullen van de rol van de vertrouwenspersoon door een rechtspersoon is niet voorzien in het wetsontwerp en daarover is nog geen beslissing genomen. Deze problematiek vereist dringend aandacht: bij het overlijden van de ouders van een persoon zou een rechtspersoon het bewind kunnen overnemen. Dit zou heel wat gezinnen in staat stellen om de volgende fase van de tenlasteneming sereen aan te vatten.

De NHRPH vraagt dat de kwestie van de rol van de vertrouwenspersoon uitgeoefend door een rechtspersoon snel wordt onderzocht.

F. Wat betreft het voorontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van de inkomsten die in aanmerking kunnen worden genomen voor de berekening van de vergoeding van de bewindvoerders alsook van de kosten die als uitzonderlijk en de ambtsverrichtingen die als buitengewoon kunnen worden beschouwd

De NHRPH heeft een verzoek om advies voor dit voorontwerp gekregen: het advies zal worden besproken tijdens de plenaire vergadering van de NHRPH op 16 oktober. Voor dit voorontwerp van koninklijk besluit zal dus een afzonderlijk advies worden opgesteld.