Ga naar de inhoud

Advies 2023/02

 

Advies nr. 2023/02 van de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap (NHRPH) over het Koninklijk besluit houdende diverse maatregelen met het oog op de inclusie van personen met een handicap en redelijke aanpassingen tijdens selecties, uitgebracht na raadpleging via e-mail van de leden van de NHRPH tussen 27 januari 2023 en 3 februari 2023.

Advies op vraag van mevrouw Petra De Sutter, Vice-eersteminister en Minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven, Telecommunicatie en Post, op 20 januari 2023.

 

1. ADVIES BESTEMD

  • Voor opvolging aan minister Petra De Sutter, Vice-eersteminister en Minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven, Telecommunicatie en Post en minister Annelies Verlinden, Minister van Binnenlandse Zaken, Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing.
  • Ter informatie aan mevrouw Karine Lalieux, Minister van Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, belast met Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris
  • Ter informatie aan de heer Frank Vandenbroucke, Vice-eersteminister en Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
  • Ter informatie aan Unia
  • Ter informatie aan het UNCRPD-coördinatiemechanisme
  • Ter informatie aan de federale ombudsman
 

2. ONDERWERP

Vanuit het kabinet Ambtenarenzaken wordt een nieuw KB voorbereid dat werken bij de federale overheid aantrekkelijker moet maken voor personen met een handicap.

 

3. ANALYSE

Met het KB van 6 oktober 2005 houdende diverse maatregelen met betrekking tot de vergelijkende aanwervingsselectie en met betrekking tot de stage, werd de doelstelling vastgelegd om een quota van 3% tewerkstelling van personen met een handicap te halen in de federale overheidsdiensten.

Deze doelstelling werd vandaag de dag nog steeds niet gehaald. Integendeel, de tewerkstellingsgraad gaat net achteruit. In de grafiek hieronder zien we de cijfers van de afgelopen jaren die dit bevestigen.

Figuur 1: Cijfers BCAPH – zie ook voor meer details

Minister Petra De Sutter, die onder meer bevoegd is voor ambtenarenzaken, wilt een beleidsverandering doorvoeren en stelt daarom een hervorming voor om meer personen met een handicap tewerk te stellen in de federale overheidsdiensten. Ook  Minister Karine Lalieux wil de tewerkstellingsgraad van personen met een handicap in de federale overheidsdiensten omhoog krijgen.[1]

Het ontwerp heeft de volgende doelstelling:

  • het koninklijk besluit van 6 oktober 2005 houdende diverse maatregelen met betrekking tot de vergelijkende aanwervingsselectie en met betrekking tot de stage te hervormen;
  • de aanwerving van personen met een handicap te stimuleren;
  • de overheidsdiensten die onder de toepassingsgebied van het KB van 2005 vallen in staat te stellen de 3%-quota op termijn te behalen;
  • de monitoring van personen met een handicap binnen het personeelsbestand van de federale overheid scherp te stellen;
  • de Begeleidingscommissie voor de aanwerving van personen met een handicap in het federaal openbaar ambt te hervormen;
  • een duidelijker kader te creëren omtrent het onderzoek naar redelijke aanpassingen bij selecties;
  • een voordeligere woon-werkverkeerregeling voor personen met een handicap te creëren.

De volgende concrete wijzigingen zouden zijn opgenomen in het nieuwe KB:

a) Uitbreiding van de definitie persoon met een handicap

De huidige definitie van persoon met een handicap inzake het quotum luidt als volgt:

  • "1° de persoon als dusdanig ingeschreven bij het 'Agence wallonne pour l'Intégration des Personnes handicapées', bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, voorheen het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap, of die geniet van een Vlaamse Ondersteuningspremie toegekend door de VDAB (VOP vanaf 2008), bij de 'Service bruxellois francophone des Personnes handicapées' of bij de 'Dienststelle für Personen mit Behinderung';
  • 2° de persoon die een inkomensvervangende tegemoetkoming of een integratietegemoetkoming geniet op basis van de wet van 27 februari 1987 houdende tegemoetkomingen aan personen met een handicap;
  • 3° de persoon die in het bezit is van een attest afgeleverd door de Algemene Directie Personen met een Handicap van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid voor het verstrekken van sociale en fiscale voordelen;
  • 4° het slachtoffer van een arbeidsongeval of van een beroepsziekte die het bewijs kan voorleggen van een blijvende arbeidsongeschiktheid van ten minste 66 % afgeleverd door Fedris of de bevoegde geneeskundige dienst in het kader van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector of in een gelijkwaardig stelsel;
  • 5° het slachtoffer van een ongeval van gemeen recht dat het bewijs kan voorleggen van een blijvende ongeschiktheid van ten minste 66 % naar aanleiding van een gerechtelijke beslissing;
    6° de persoon die in het bezit is van een attest van blijvende invaliditeitserkenning afgeleverd door zijn verzekeringsinstelling of door het RIZIV."

Met het KB dat nu voorligt, zou de definitie met de volgende zaken worden uitgebreid:

  • "7° personen in het bezit van hetzij:
    • een parkeerkaart voor personen met een handicap afgeleverd door de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid;
    • een European disability card afgeleverd door de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid, het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, het 'Agence pour une Vie de Qualité', de 'Service public francophone bruxellois' of de 'Dienststelle für Selbstbestimmtes Leben';
  • 8° personen die gewezen leerling zijn van het buitengewoon onderwijs en die hoogstens een getuigschrift of diploma behaald hebben in het buitengewoon onderwijs;
  • 9° personen die een arbeidspostaanpassing genieten waarvan de kosten worden terugbetaald door de VDAB, het 'Agence pour une Vie de Qualité',  de 'Service bruxellois francophone des Personnes handicapées' of de 'Dienststelle für Personen mit Behinderung';
  • 10° personen die zich re-integreren op basis van een re-integratieplan bedoeld in artikel I.4-74 van de Codex van 28 april 2017 over het welzijn op het werk (Personen die zich bevinden in een re-integratietraject waarvoor een re-integratieplan is opgemaakt);
  • 11° personen die beroep doen op de verminderde prestaties wegens medische redenen bedoeld in artikel 50 van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen of zich in een progressieve werkhervatting bevinden bedoeld in artikel 100, § 2, van de wet van 14 juli 1994  betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen" (Personen die zich beroepen op het verlofstelsel van verminderde prestaties wegens medische redenen of zich in een progressieve werkhervatting bevinden).

Ook het artikel over de berekening van de 3% van het personeelsbestand wordt aangepast: elke overheidsdienst moet het quotumhalen, maar over de omvang van dit personeelsbestand wordt voorgeschreven dat operationele functies van politiediensten, penitentiaire diensten of hulpdiensten niet in aanmerking worden genomen voor de berekening ervan.

b) Aanscherpen van de monitoring

c) Het kader omtrent redelijke aanpassingen tijdens selectieprocedures verduidelijken en optimaliseren

Nieuwe categorieën van kandidaten die naar redelijke aanpassingen mogen vragen zijn opgesomd : de lijst is indicatief, en zeker niet exhaustief. De lijst viseert de volgende personen: 

  • Personen met een handicap bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 6 oktober 2005 ((zie a) hierboven);
  • Slachtoffers van een arbeidsongeval of beroepsziekte zonder dat hun arbeidsongeschiktheid moet voldoen aan het percentage van 66%;
  • Slachtoffers van een ongeval van gemeen recht zonder dat hun ongeschiktheid moet voldoen aan het percentage van 66%
  • Een attest of verslag van een arts specialist, een huisarts of Medex, het CLB, het PMS-centrum of Kaleido dat een leerstoornis of een situatie die overeenstemt met een handicap in de zin van het Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap vaststelt. Verslag aan de Koning zegt hierover dat het begrip handicap namelijk aan verandering onderhevig is en vloeit voort uit de wisselwerking tussen personen met functiebeperkingen en sociale en fysieke drempels die hen belet ten volle, daadwerkelijk en op voet van gelijkheid met anderen te participeren in de samenleving. Deze specialisten staan in de beste positie om te beoordelen of de specifieke situatie van de persoon overeenkomt met een handicap.
  • Personen die een attest afkomstig van een hogeschool of universiteit hebben ontvangen dat hen redelijke aanpassingen toekent, bijvoorbeeld: langer mogen werken, een andere examenvorm krijgen, …
  • Personen die een verklaring op erewoord afleggen dat zichzelf beschouwen als een persoon met een langdurige fysieke, mentale, verstandelijke of zintuigelijke beperking die hen in wisselwerking met diverse drempels kan beletten volledig, daadwerkelijk en op voet van gelijkheid met anderen te participeren in de arbeidsmarkt. Het Verslag aan de koning duidt hierbij dat dit betekent dat als de persoon in kwestie zichzelf beschouwt als bijvoorbeeld een persoon met een handicap, hij via een verklaring op erewoord recht heeft om redelijke aanpassingen aan te vragen. De definitie heeft betrekking op personen die slecht zien of slecht horen.
  • Personen die niet onder een van de categorieën uit artikel 1 van het koninklijk besluit van 6 oktober 2005 vallen, maar waarvoor de directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning het opportuun acht om hen bij een selectie redelijke aanpassingen toe te kennen. Het Verslag aan de koning verklaart hierover dat deze toevoeging tot doel heeft het onderzoek naar redelijke aanpassingen te vergemakkelijken voor personen die geen persoon zijn met een handicap in de zin van dit besluit, maar de zich in een situatie bevinden zoals omschreven in artikel 1 van het verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap en dit kunnen aantonen aan de hand van een bepaald document erkend door de directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling.

d) Inachtneming van uitbesteding inzake de bepaling van het quotum

Het KB voorziet dat principieel elke overheidsdienst verplicht is personen met een handicap bedoeld in artikel 1 tewerk te stellen ten belope van minimum drie procent van zijn personeelsbestand. Een paar categorieën van werkers zijn ambtshalve in aanmerking genomen waaronder diegene die aan een kennismakingstraject meemaken (advies meer bepaald daarover volgt). Overheidsdiensten kunnen ook de tewerkstelling van 3 % invullen door taken uit te besteden aan bedrijven die zorgen voor aangepaste tewerkstelling van personen met een handicap. Het is voorzien dat elke overheidsdienst jaarlijks het aandeel van uitbesteed werk vast stelt en bezorgt deze gegevens aan de federale overheidsdienst Beleid en Ondersteuning

e) De BCAPH hernoemen naar "Commissie voor de Inclusie van Personen met een Handicap" en de samenstelling hervormen

f) Woon-werkverkeer met openbaar vervoer aantrekkelijker maken voor personen met een handicap

Het KB stelt voor om verder tussen te komen in het woon-werkverkeer. Ofwel kunnen personen met een handicap kiezen dat ze worden vergoed  ter waarde van een eersteklas ticket. Ofwel kunnen ze hun verplaatsingskosten vergoed zien ten belope van een compenserende vergoeding gelijk aan de kilometervergoeding, op voorwaarde dat zij dit aanvragen bij hun federale dienst. Als ze voor deze laatste optie kiezen, kunnen ze ook niet vragen naar een compensatie van zelfs een vergoeding van een ticket in tweede klasse.

 

4. ADVIES

a) Uitbreiding van de definitie ‘persoon met een handicap’ aanvullen in de geest van het VN-Verdrag

Op sommige vlakken lijken de uitbreidingshypotheses overbodig. Bijvoorbeeld bij artikel 6 d) 9° en art. 7 b) 9° inzake de financiering van de aanpassingen van de werkposten. Om aanspraak te kunnen maken op deze aanpassingen moet je ingeschreven zijn, dus overbodig in het licht van het niet gewijzigde lid 1°.
Zo lijken ook de punten van art. 6 d) 7° en art. 7 b) 7° overbodig in het licht van het niet gewijzigde lid 3°.
In ieder geval wenst de NHRPH verduidelijking over de reikwijdte van de aangehaalde uitbreidingen.

De NHRPH kan de uitbreiding via de punten 10° et 11° niet ondersteunen.

  1. Achter de wijziging van het KB zit de vraag "wat wordt verstaan onder personen met een handicap". Het UNCRPD zelf bepaalt dat: “Personen met een handicap omvat personen met langdurige fysieke, mentale, verstandelijke of zintuiglijke beperkingen die hen in wisselwerking met diverse drempels kunnen beletten volledig, daadwerkelijk en op voet van gelijkheid met anderen te participeren in de samenleving”. Het UNCRPD noemt een reeks cumulatieve criteria: beperkingen, duurzaamheid, negatieve gevolgen van de omgeving voor de persoon. Deze formulering van criteria maakt het mogelijk een situatie niet alleen vanuit medisch oogpunt te beoordelen, op basis van fysieke, intellectuele, zintuiglijke of cognitieve gebreken, maar deze ook economisch en sociaal te maken. De centrale vraag is daarom: in hoeverre vermindert de handicap van de betrokkene zijn of haar mogelijkheden om op de traditionele arbeidsmarkt en op een duurzame wijze te werken?
  1. Tegelijkertijd snapt de NHRPH de ernst van het grote aantal inactieven personen wegens gezondheidsredenen in België en herinnert het bij gelegenheid aan de dringende noodzaak om de werkgevers te responsabiliseren inzake het welzijn van de werknemers. Maar de ondersteuning van de re-integratie is een enorm vraagstuk dat het 3%-quotum niet zal oplossen. Het quotum kader van re-integratie  heeft zijn eigen doelstelling om duizenden mensen terug aan het werk te krijgen en heeft een specifieke visie: “In oktober 2021 hebben de leden van de regering een akkoord bereikt over de samenstelling van een evenwichtig pakket van empowermentmaatregelen. Deze brede en integrale aanpak is erop gericht zoveel mogelijk langdurig zieken – die kunnen en willen werken – weer aan het werk te krijgen. (…) Al degenen die de pech hebben gehad enige tijd “buiten de boot” te vallen”.[2] De NHRPH is van mening dat al deze mensen niet als personen met een handicap mogen worden beschouwd en dat er geen interactie mogelijk is tussen het "back to work"-plan “voor een gewone persoon in invaliditeit” en het quotum van 3%; deze maatregelen streven niet dezelfde doelstellingen na en moeten onafhankelijk van elkaar worden behandeld.
  1. De NHRPH is van mening dat deze uitbreiding, de maatregel van de gereserveerde plaatsen in de federale overheidsdiensten in diskrediet kan brengen. De NHRPH dringt er met klem op aan dat het kader, de grondslag en de organisatie van een procedure die afwijkt van de traditionele aanwerving, duidelijk moet worden gespecificeerd. Het begrip gereserveerde arbeidsplaatsen is een begrip dat zijn volle betekenis moet behouden. Voorbehouden tewerkstelling moet een mogelijkheid blijven voor mensen met een handicap die met dezelfde vaardigheden toegang willen krijgen tot een baan in een ‘gewone’ arbeidsomgeving, door middel van redelijke aanpassingen. In de huidige situatie op de arbeidsmarkt worden personen met een handicap gediscrimineerd. Daartegen moet de nieuwe KB vechten. Redelijke aanpassingen stellen de PMH in staat toegang te krijgen tot de selectie, hun vaardigheden te tonen en hun taken uit te voeren in overeenstemming met de verwachtingen en de functieomschrijving van de werkgever.
  1. Het idee achter het quotum is een mentaliteits- en aanpakverandering bij werkgevers en werknemers teweeg te brengen: hoewel veel werkgevers beweren inclusief te zijn, zorgen vooroordelen en excuses ervoor dat principes niet in concrete acties worden vertaald in het dagelijks leven; het is om dat tegen te gaan dat het quotum bestaat. Het quotum moet niet worden gezien als een einddoel, maar als een tussenliggende en noodzakelijke stap.[3]
  1. Zouden deze 2 punten 10 et 11 toch gehouden worden dan is het NHRPH van mening dat de ambitie van 3% op een significante wijze hoger gebracht moet worden.
  1. De NHRPH vraagt ook dat het quotum wordt toegepast in alle federale overheidsdiensten zonder uitzondering en met inbegrip van de departementen Defensie en Politie. Kandidaten met een handicap die voldoen aan de vereisten voor tewerkstelling in deze diensten kunnen niet op grond van hun handicap van de selectieprocedures worden uitgesloten. 

b) Aanscherpen van de monitoring

De NHRPH verwelkomt elke inspanning om de monitoring van het beleid te verbeteren. Momenteel zijn er amper statistieken en gegevens omtrent de tewerkstelling van personen met een handicap in de federale publieke sector, maar in het algemeen is er een groot gebrek aan gegevens over personen met een handicap in België.

Het KB voorziet in een uitbreiding van de personen en van de redelijke aanpassingen waarvan de gegevens zullen/kunnen worden gemonitord maar de NHRPH zou ook graag concrete voorschriften zien hoe men die monitoring zou aanscherpen. Enkel de gegevensscope vergroten lijkt onvoldoende.

De NHRPH merkt wel op dat er ook effectief iets moet worden gedaan met de resultaten van de monitoring. Het beleid moet worden bijgestuurd waar nodig en er moeten concrete maatregelen worden genomen op basis van die monitoring, om het quotum (eindelijk) te halen. De NHRPH vindt daarover niets.

c) Het kader omtrent redelijke aanpassingen tijdens selectieprocedures verduidelijken en optimaliseren

De NHRPH snapt echter niet de noodzaak om de deur van de redelijke aanpassingen open te zetten voor zó veel mensen. Het gaat voor de NHRPH nogal ver dat mensen zelfs een verklaring op eer kunnen doen. Om nog maar te zwijgen van het feit dat sommige beperkingen toelaatbaar zouden zijn en andere niet. Wie beoordeelt de gegrondheid van een verzoek? Hoe wordt een beroep behandeld (in het Verslag aan de Koning stelt men dat “de definitie betrekking heeft op personen die slecht zien of slecht horen."). Dezelfde bedenkingen in het kader van een beslissing genomen door de directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning.

De NHRPH begrijpt evenmin dat verslagen van PMS kunnen worden aangevoerd: veel kinderen hebben op enig moment in hun leven behoefte aan ondersteuning gehad zonder dat zij in een situatie van permanente of zelfs tijdelijke handicap verkeerden.

De NHRPH is er voorstander van de toegang tot redelijke aanpassingen te beperken tot personen met een handicap van wie de handicap is vastgesteld en die in het bezit zijn van een officiële erkenning. Dit gezegd zijnde, de NHRPH begrijpt dat kandidaat-werknemers specifieke vragen kunnen hebben over de toegang tot de selectieprocedures, maar in dat geval gaat het niet om redelijke aanpassingen zoals bedoeld in de huidige reglementering. De NHRPH wenst de zekerheid dat deze uitbreiding niet strijdig is met de wetgeving inzake de redelijke aanpassingen. Moet naar aanleiding van de wijziging van het KB het begrip ‘redelijke aanpassingen’ worden herbekeken in de tewerkstellingssector? De NHRPH zal hierover een advies opstellen en aan Unia bezorgen.

De NHRPH wil opmerken dat de administratieve last niet groter mag worden voor de persoon in kwestie. De verschillende diensten die de attesten afleveren moeten rechtstreeks in contact staan met elkaar en de nodige gegevens uitwisselen indien dit mogelijk, om de persoon met een handicap niet op te zadelen met extra administratief werk.

d) Inaanmerkingneming van uitbesteed werk voor de vaststelling van het quotum

De wijziging van het KB verduidelijkt de berekening van de inaanmerkingneming van uitbesteed werk door maar één mogelijkheid over te laten. De NHRPH had graag vooraf de analyses ontvangen, zodat hij misschien een andere standpunt had kunnen innemen dan in zijn advies van 2016.
Het quotum van 3% arbeidsverplichting is al dramatisch laag ; de NHRPH blijft volledig gekant tegen het principe van uitbesteding om het quotum in te vullen.

In 2016 heeft de NHRPH deze gang van zaken al aan de kaak gesteld: advies 2016/15. De NHRPH legde al verschillende attentiepunten voor :

  • Zal het volume van de uitbestede taken voldoende zijn om een nettoverhoging van de tewerkstelling in de maatwerkbedrijven teweeg te brengen en niet alleen gevolgen van het macro-economisch type zoals het behoud van de tewerkstelling, het feit dat er geen economische werkloosheid is,… ?
  • Wat is het risico van buitenkanseffecten voor de reeds lopende onderaannemingscontracten?
  • Belang van te werken in overleg met de federaties van maatwerkbedrijven met het oog op een billijke geografische spreiding van de onderaanneming tussen de verschillende maatwerkbedrijven.

Ook hier is er verwarring tussen 2 doelstellingen en amalgaam met betrekking tot het gebruik van de resulterende gegevens: België zet zich in voor een proces van duurzame ontwikkeling; de Staat onderzoekt zelf de mogelijkheden om zijn opdrachten op een billijker manier uit te voeren en zal bijvoorbeeld de verzending van zijn post, het scannen van de dossiers van een administratie of zelfs een deel van zijn catering organiseren via maatwerkbedrijven. Deze tendens tot samenwerking houdt ook verband met de rationalisering van diensten die vroeger intern door overheidsdiensten werden verleend, juist door mensen van zeer laag opleidingsniveau - waaronder een zeer groot aantal personen met een handicap - en die niet langer kunnen werken op federaal niveau, aan te werven. (Zie analyse van de BCAPH-verslagen.) 

Het doel van het quotum is vooral de ontwikkeling van inclusie door werk. Het bereiken van een quotum door uitbesteding gaat onvermijdelijk voorbij aan deze doelstelling. Met name voor mensen met een verstandelijke beperking is er bijna nooit sprake van rechtstreekse indienstneming, alleen via maatwerkbedrijven (voornamelijk tuinieren, mailing of catering ).
Het ontwikkelen van directe werkgelegenheid betekent ook het handhaven/scheppen van functies die aangepast zijn aan meerdere profielen.
Om dit mogelijk te maken is het ook absoluut noodzakelijk om de selectieprocedures van SELOR, die bijzonder uitsluitend zijn (abstract redeneren, ontoegankelijk voor veel mensen (ook zonder erkende handicap!)), te hervormen.

e) De BCAPH hernoemen naar "Commissie voor de Inclusie van Personen met een Handicap" en de samenstelling hervormen

Een naamsverandering kan zorgen voor een nieuwe wind in de commissie indien deze naamsverandering gepaard gaat met een verandering van missies, filosofie van aanpak, enz.

De NHRPH vindt niets in die zin in het ontwerp van koninklijk besluit dat hem is voorgelegd. Van een "Commissie voor de integratie van personen met een handicap" mag redelijkerwijs worden verwacht dat zij zich bezighoudt met aspecten die verder gaan dan werkgelegenheid in overheidsdienst, zoals de toegankelijkheid van de omgeving, de bevordering van opleidingen die tot kwalificaties leiden, enz. Hij is daarom van mening dat de naamsverandering niet per se een goede zaak is aangezien de originele naam niet voor verwarring kan zorgen. Wat wel van hoog belang is voor de NHRPH is  dat de link tussen degelijke opleiding  en tewerkstelling effectief gelegd wordt. Zie ook positienota werk van de NHRPH.  Het is noodzakelijk dat de deelstatelijke ministers die bevoegd zijn voor onderwijs en opleiding ook in de Commissie zetelen. 

f) Woon-werkverkeer met openbaar vervoer aantrekkelijker maken voor personen met een handicap

De NHRPH benadrukt nogmaals dat veel personen met een handicap geen wagen hebben en dat het openbaar vervoersnetwerk in haar geheel zeer ontoegankelijk is. Zie hierover de positienota toegankelijkheid van de NHRPH. Ze wil ook nogmaals benadrukken dat als één onderdeel van het traject ontoegankelijk is, het hele traject daarmee ontoegankelijk wordt voor de persoon met handicap. Vaak is een dienst nodig die van deur naar deur gaat. Die vervoerdienst is een redelijke aanpassing die noodzakelijk is om de job uit te voeren en de kosten hiervan zouden door de staat moeten worden gedragen, zonder de grens van het bedrag van een reis in eerste klas.
Voor reizen die toegankelijk zijn, is de NHRPH van mening dat de algemene voorschriften die voor alle overheidsambtenaren gelden, op de personen met een handicap moeten worden toegepast.  

Zelfs indien de PMH thuis kan werken, vraagt dit nog de nodige aanpassingen aan zijn of haar thuiswerkplek, wat veel kosten met zich meebrengt. De Raad pleit er dan ook voor dat er budget wordt vrijgemaakt voor een complete aanpassing van de thuiswerkplek.

De NHRPH wil er ook herinneren dat externe communicatie heel belangrijk is en dat er meer mensen op de hoogte moeten worden gebracht van het beleid in het openbaar ambt.

Ten laatste,

De NHRPH wenst de volgende verduidelijkingen:

  • Over de overweging : het advies van de Begeleidingscommissie voor de aanwerving van personen met een handicap in het openbaar ambt, uitgebracht op 1 februari 2022. Welke advies was het? Ging dit advies over de huidige tekst ?
  • Over de formulering van artikel 6 c) : c) in de bepaling onder 6° wordt het woord “blijvende” opgeheven. Gaat het hier om een louter esthetische aanpassing ? Of verandert de reikwijdte ?

De NHRPH vraagt om de bevoegde regionale agentschappen in de tekst correct te identificeren (bijvoorbeeld: AViQ en niet AWIPH). Hij wijst ook op het verschil in formulering tussen het Nederlands en het Frans in artikel 6 d): “l’article est complété par les 7° à 12°, versus “het artikel wordt aangevuld met de bepalingen onder 7° tot en met 11°,

Wat de samenstelling betreft, betreurt de NHRPH de uitsluiting van de externe handicapexperts. De deelname van verenigingen uit de sector die personen met een handicap bij hun zoektocht naar werk ondersteunen biedt immers een extra dimensie (feiten, voorbeelden van problemen enz.) die een meerwaarde is voor de denkoefeningen.

Ten slotte wil de NHRPH ook benadrukken dat de toegang tot werk een politiek project is van lange adem maar dat het een weg is die stap voor stap moet worden afgelegd, met concrete resultaten per stap. De NHRPH verwijst hiervoor ook naar haar laatste advies 2022/22 over het quotum. Verschillende vereisten zijn zonder gevolg gebleven: specifiek aanwervingsbudget, opleiding en ondersteuning, expertise van de verenigingen… en last but not least, verhoging van het quotum zelf.

[1] https://references.lesoir.be/article/-le-gouvernement-a-grandement-besoin-de-l-expertise-des-personnes-handicapees-/
[2] https://vandenbroucke.belgium.be/sites/default/files/articles/Persnota%20Frank%20Vandenbroucke%20-%20Terug%20Naar%20Werk_0.pdf
[3] Over de effectiviteit van quota werd enkele jaren geleden een Delphi-studie uitgevoerd met interessante resultaten en de nodige voorwaarden opdat het quotum effectief zijn. https://publications.tno.nl/publication/34636803/T9imJO/TNO-2020-R10976.pdf