Ga naar de inhoud

Advies 2022/22

Advies nr. 2022/22 van de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap (NHRPH) inzake een nota aan de Ministerraad over de acties betreffende het behalen van het quotum van 3% tewerkstelling bij de federale overheidsdiensten ingevolge het rapport BCAPH 2021.

Advies uitgebracht op 12/07/2022 na raadpleging van de leden van de NHRPH per e-mail van 11/07/2022 wegens de door mevrouw Karine Lalieux, Minister belast met Personen met een handicap, gevraagde hoogdringendheid.

Advies uitgebracht op verzoek van mevrouw Karine Lalieux, Minister belast met personen met een handicap, zoals gevraagd in haar e-mail van 08/07/2022.

1. ADVIES BESTEMD

  • Voor opvolging aan mevrouw Petra De Sutter, Vice-eersteminister en Minister van Ambtenarenzaken
  • Voor opvolging aan mevrouw Karine Lalieux, Minister van Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, belast met Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris
  • Ter informatie aan de heer Alexander De Croo, Eerste Minister
  • Ter informatie aan mevrouw Sarah Schlitz, Staatssecretaris voor Gendergelijkheid, Gelijke Kansen en Diversiteit
  • Ter informatie aan Unia
  • Ter informatie aan het UNCRPD-coördinatiemechanisme
  • Ter informatie aan de federale ombudsman

2. ONDERWERP

De Vice-eerste minister belast met Ambtenarenzaken evenals de Minister belast met Personen met een handicap willen de tewerkstellingsgraad van personen met een handicap in het openbaar ambt doen toenemen.

3. ANALYSE

Het is wettelijk bepaald dat de tewerkstellingsgraad van personen met een handicap in het openbaar ambt 3% bedraagt. Deze tewerkstellingsgraad werd in de meeste federale administraties nooit bereikt. Erger nog, hij neemt van jaar tot jaar af. In 2021 bedraagt deze tewerkstellingsgraad 1,06% tegenover 1,54% in 2012. Zie de opeenvolgende verslagen van de BCAPH.

In een nota aan de Ministerraad stellen de ministers respectievelijk belast met ambtenarenzaken en personen met een handicap het volgende vast:

  1. De tewerkstellingssituatie van personen met een handicap in het federaal openbaar ambt verslechtert al heel wat jaren.
  2. De tot nu toe ondernomen acties hebben geen enkel effect op de tewerkstellingsgraad.
  3. Indien de tewerkstellingsgraad van 3% wordt behaald, kunnen 1.112 nieuwe voltijds equivalenten zich bij het openbaar ambt voegen.   

Ter herinnering:

  1. De regering heeft zich in het regeerakkoord tot de volgende doelstelling verbonden: “We maken van de overheid een voorbeeld inzake inclusief personeelsbeleid en engageren ons ervoor te zorgen dat het personeelsbestand de diversiteit in de samenleving weerspiegelt. De regering doet extra inspanningen om haar eigen streefcijfer van minstens 3% voor tewerkstelling van personen met een handicap bij overheidsdiensten te halen, onder meer in haar recruteringsbeleid en beleid rond werkomgeving.”
  2. In maatregel 48 van het Federaal Actieplan Handicap wordt meer concreet het engagement van ieder regeringslid opgegeven: “Vanaf 2022, voorzien van een hoofdstuk over de uitvoering van de maatregelen in het kader van handistreaming in alle bestuursovereenkomsten van de federale administraties (toegankelijkheid van alle diensten voor iedereen, strijd tegen non-take-up, het gebruik van FALC en redelijke aanpassingen, % tewerkstelling van personen met een handicap, enz.). Een actieplan dient hieromtrent uitgewerkt te worden. Dit wordt vervolgens ter advies voorgelegd aan de BCAPH.”

Dit betekent dat elke administratie verantwoordelijk is om, gestimuleerd door de toezichthoudende minister, een actieplan op te stellen met concrete maatregelen om deze 3%-norm te behalen.

Tijdens de volgende Ministerraad zal het volgende worden gevraagd:

  1. het college van voorzitters samenroepen, opdat elke administratie een actieplan met concrete acties rond het behalen van de 3%-norm opstelt.
  2. het college van voorzitters oproepen om hierover jaarlijks te rapporteren aan de Ministerraad.
  3. pistes onderzoeken om administraties te responsabiliseren bij het al dan niet behalen van de 3%-norm.
  4. een commissie van experten samenstellen die concrete pistes ter verbetering van de huidige situatie voorstelt binnen de 6 maanden.
  5. het koninklijk besluit van 6 oktober 2005 betreffende de Begeleidingscommissie op een ambitieuze manier hervormen.
  6. een nationale communicatiecampagne uitwerken rond de tewerkstellingsmogelijkheden voor personen met een handicap en de interne communicatie-inspanningen binnen de federale overheid naar personen met een handicap intensifiëren.
  7. het dossier op de deel-IMC (Interministeriële conferentie) Handicap en de IMC Ambtenarenzaken agenderen om samen met de regio’s deze problematiek te onderzoeken.
  8. een centraal expertisecentrum oprichten inzake redelijke aanpassingen waar een centraal budget wordt beheerd.
  9. een coördinator voor de Begeleidingscommissie aanstellen.

4. ADVIES

De NHRPH betreurt de hoogdringendheid waarmee om dit advies werd verzocht: het is voor de NHRPH uiteraard niet mogelijk om in minder dan 48 uur een volledig en gedetailleerd advies met de verschillende bezorgdheden van zijn leden uit te brengen over een zo omvangrijk en belangrijk onderwerp als toegang tot de arbeidsmarkt. De NHRPH herinnert eraan dat de verplichting om de NHRPH te betrekken bij beleidsbeslissingen die rechtstreeks betrekking hebben op personen met een handicap (PMH) gepaard moet gaan met voldoende tijd om een denkoefening te houden en overleg te plegen. Voor meer details over de efficiënte overlegprocedure, zie advies 2021/42.

In dit advies heeft de NHRPH zich beperkt tot het uiteenzetten van enkele belangrijke ideeën, zonder volledig te zijn, voor de verdere werkzaamheden waarbij het op lange termijn betrokken wenst te worden.

  1. De NHRPH wil zijn tevredenheid uiten over het feit dat eindelijk met vastberadenheid wordt gereageerd op het immobilisme en de niet-naleving van reglementering van te veel overheidsdiensten met betrekking tot de tewerkstelling van personen met een handicap. De NHRPH wijst al jaren op dit trieste feit en heeft er bij de regering op aangedrongen om, zoals de voorgestelde nota eindelijk doet, “een stap verder te gaan dan louter vast te stellen dat ze jaarlijks tekortschiet op het gebied van de inclusie van PMH in het federaal openbaar ambt”.
  2. De NHRPH is het volledig eens met de vaststelling dat de eerder uitgevoerde acties op zichzelf niet hebben geleid tot een verbetering van de tewerkstellingsgraad in de federale overheidsdiensten en het lijkt duidelijk dat andere acties moeten worden ondernomen om de tewerkstellingsdoelstelling van 3% PMH in het openbaar ambt te behalen. De NHRPH benadrukt dat deze doelstelling toch lager ligt dan in andere Europese landen zoals Frankrijk, Duitsland, Italië, Spanje, … die er toch in slagen veel hogere tewerkstellingspercentages te behalen in het openbaar ambt, maar ook in de privésector, op vergelijkbare competentieniveaus als de zogenaamde valide personen. De 3% is een minimumpercentage waaronder niet mag worden gegaan, anders wordt het standstill-beginsel Integendeel, dit percentage zal in de komende jaren naar boven moeten worden bijgesteld.
  3. De NHRPH wenst de positieve en totaal nieuwe aanpak van de nota in vergelijking met het verleden te benadrukken: deze ongeziene aandacht voor de problematiek dient benadrukt te worden. De sterke bewustwording van beide voor het project verantwoordelijke ministers wordt dan ook toegejuicht door de NHRPH en door de hele handicapsector. De tewerkstelling van PMH blijft een belangrijke uitdaging in de strijd tegen armoede en uitsluiting. Zonder duidelijke doelstelling en adequate middelen is de tewerkstelling van groepen die van oudsher verder van de arbeidsmarkt af staan, gedoemd om te mislukken; de ervaring leert dat het een illusie is te vertrouwen op de goede wil van de werkgevers zonder hen een duidelijk doel te stellen en hen de instrumenten te geven om dat doel te concretiseren. De federale Staat is een belangrijke en emblematische werkgever. Hij moet een voorbeeldfunctie vervullen, vooral omdat hij verantwoordelijk is voor transversale actiehefbomen: bevorderen van de tewerkstelling, stimuleren van de mobiliteit van PMH, toegankelijker maken van digitale diensten, ontwikkelen van vaardigheden en het veiligstellen van de tewerkstelling, het ter beschikking stellen van de nodige middelen aan overheidsdiensten, … Dat is een overkoepelend werk, met netwerkrelaties tussen de volgende actoren: de federale Staat en regionale instanties in het kader van hun respectieve bevoegdheden, sociale partners, diensten voor tewerkstelling en opleiding, verenigingen voor PMH, arbeidsgeneeskunde, enz.
  4. De NHRPH wenst de aandacht te vestigen op een van de voorgestelde maatregelen die hij zeer interessant acht: elke administratie die zichzelf een duidelijk traject voor het behalen van de 3%-norm oplegt en na jaarlijkse controle van dit traject, zou gedeeltelijk (ten belope van het aantal gerealiseerde aanwervingen van personen met een handicap) kunnen worden vrijgesteld van de budgettaire besparingen die van haar worden verlangd op het gebied van personeel. De NHRPH is van oordeel dat idealiter een specifiek budget moet worden vrijgemaakt voor de aanwerving van personen met een handicap, zoals in de jaren zeventig is gebeurd.
  5. De context van de tewerkstelling van PMH is met de recente maatregel “prijs van de arbeid” volledig veranderd. Dit kan ook de professionele aantrekkelijkheid voor PMH met een hogere opleiding/hoger diploma vergroten. Deze maatregel draagt bij tot het vergemakkelijken van de opstap naar werk voor een groot aantal PMH die een arbeidsinkomen en tegemoetkomingen voorwaardelijk zullen kunnen combineren.
  6. Het is van essentieel belang deze logica van inclusie voort te zetten, creatief te zijn en acties op te zetten naar nieuwe terreinen op het gebied van concrete tewerkstelling. De 13 aanbevelingen in het BCAPH-verslag vormen een minimale basis. De positienota van de NHRPH over de tewerkstelling moet ook centraal staan in de denkoefening van de regering.
  7. De responsabilisering van de administraties blijft een noodzaak. De perceptie van de handicap blijft te beperkt (vaak enkel motorische handicaps) en hoewel de inclusie in sommige bestuursovereenkomsten als prioriteit naar voren komt, heeft zij in de diensten moeite om concrete vormen aan te nemen: de zichtbare maatregelen blijven onbestaande of liggen ver af van de verwachtingen van PMH zelf. De administraties moeten een beroep doen op de expertise van de verenigingen op het terrein om beter te beantwoorden aan de noden van de werknemers met een handicap. Ter herinnering: er is geen enkele stimulans voor de aanwerving van PMH; dit aspect moet worden herzien.
  8. De NHRPH, die zetelt in de BCAPH, kent de kritieke situatie van de lijsten met kandidaat-werknemers met een handicap. Deze lijsten zijn volstrekt ontoereikend om in de behoeften van de administraties te voorzien. De NHRPH herinnert ook aan de wervingsstop in heel wat administraties en het systematisch niet-vervangen van personen die met pensioen gaan, en zeker niet voor de laagste niveaus, C en D. De NHRPH is zich ook ervan bewust dat de examenprocedures toegankelijker zijn gemaakt. Fundamenteel hebben sommige kandidaat-werknemers specifieke kenmerken die nooit in de verschillende selectiefasen zullen “passen”, ook al beschikken zij over de vaardigheden waarnaar men op zoek is. De NHRPH wenst dat zich onder de aan te wijzen deskundigen ook mensen van de handicapverenigingen die op het terrein werkzaam zijn en vertegenwoordigers van de BCAPH bevinden. Het is van essentieel belang dat deskundigen kunnen getuigen over de ervaringen van PMH.
  9. Voorafgaand aan de selectieprocedures is er de opleiding van de kandidaten. Kwalificerende opleidingen die aan de marktverwachtingen beantwoorden zijn niet altijd voldoende toegankelijk. Het is van essentieel belang dat de onderwijsinstellingen bij deze denkoefening worden betrokken en dat zij studenten met een handicap de passende ondersteuning bieden die hen in staat stelt zich actief op de gewone arbeidsmarkt te profileren. Een dergelijke aanpak zou een win-winsituatie betekenen voor de kandidaat-werknemers en voor de werkgevers.
  10. Daarnaast is er de begeleiding van de kandidaat-werknemers tussen het moment waarop zij hun opleiding beëindigen en het moment waarop zij de arbeidsmarkt betreden. Heel wat jonge en minder jonge personen vinden hun weg niet in het administratieve doolhof. De digitale kloof is ook voor hen een realiteit: hoewel sommigen toegang hebben tot het internet, weten ze niet altijd waar en hoe zij de relevante informatie kunnen vinden, een kandidatuur kunnen indienen, enz. De NHRPH wil duidelijk zijn over de draagwijdte van deze twee aspecten, die enerzijds verband houden met de kwalificatie en anderzijds met de digitale toegankelijkheid: het is niet omdat deze twee barrières bestaan dat de kwestie van de quota en de aanwerving van personen met een handicap in het openbaar ambt opnieuw ter discussie moeten worden gesteld. Integendeel, zij moeten worden beschouwd als hindernissen die moeten worden overwonnen, door de begeleiding bij de selectieprocedures en de opleiding tijdens de toelatingscursussen te versterken. Het uitsluiten of beperken van de toegang tot het openbaar ambt voor PMH, omdat de Staat cursussen, aanwervingsprocedures, enz. niet voldoende toegankelijk heeft gemaakt, zou een ernstige schending zijn van het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap en van artikel 22ter van de Grondwet. Dit zou ook een ernstige schending van het standstill-beginsel zijn.
  11. Het aanpakken van beide aspecten, namelijk de kwalificatie en de digitale kloof, is overigens een dringende prioriteit en moet op de agenda staan van de volgende IMC’s Handicap en Ambtenarenzaken. De ministers bevoegd voor het secundair en hoger onderwijs moeten hierbij worden betrokken – met inbegrip van de netwerken voor sociale promotie en de gewestelijke diensten voor arbeidsbemiddeling (VDAB, Actiris, AVIQ, ADG en DSL enz.).
  12. Het is derhalve noodzakelijk het KB van 06/10/2005 zodanig te hervormen dat rekening wordt gehouden met alle hierboven vermelde aandachtspunten. Ook de wijze waarop de uitbesteding van bepaalde werkzaamheden door bedrijven voor aangepast werk wordt verantwoord, moet worden herzien.

Om al deze redenen verwacht de NHRPH dan ook van de voltallige regering dat zij deze nota ondersteunt en er gevolg eraan geeft. De NHRPH is van mening dat de voorziene analysewerkzaamheden een nuttige maatregel kunnen zijn, mits daarbij alle bij de tewerkstelling voor PMH betrokken actoren bijeen worden gebracht en de tewerkstellingsdoelstelling duidelijk en ambitieus is.