Ga naar de inhoud

Advies 2022/08

Advies nr. 2022/08 van de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap (NHRPH) over het voorontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van de regels voor de bezoldiging, de kosten en de buitengewone ambtsverrichtingen van bewindvoerders, uitgebracht op de plenaire vergadering van 17/01/2022.

Advies op verzoek van de heer Vincent Van Quickenborne, Minister van Justitie (per mail van 06/01/2022).

1. ADVIES BEZORGD

  • Voor opvolging aan de heer Vincent Van Quickenborne, Minister van Justitie
  • Ter informatie aan mevrouw Karine Lalieux, Minister van Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, belast met Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris
  • Ter informatie aan de heer Alexander De Croo, Eerste Minister
  • Ter informatie aan Unia
  • Ter informatie aan het UNCRPD-coördinatiemechanisme
  • Ter informatie aan de federale ombudsman

2. ONDERWERP

Dit voorontwerp van koninklijk besluit kadert in de uitvoering van artikel 497/5, eerste, derde en vierde lid, ingevoegd bij de wet van 17 maart 2013 en gewijzigd bij de wet van 21 december 2018.

Het voorontwerp van koninklijk besluit bepaalt de regels voor de bezoldiging, de kosten en de buitengewone ambtsverrichtingen van bewindvoerders.

3. ANALYSE

Ter herinnering: artikel 497/5 van het Burgerlijk Wetboek, zoals van kracht op 1 maart 2019, bepaalt:

Na [onderzoek van het verslag bedoeld in de artikelen 498/3, 498/4, 499/14 of 499/17, overeenkomstig artikel 497/8, en de goedkeuring ervan] kan de vrederechter de bewindvoerder, bij een met bijzondere redenen omklede beslissing, een bezoldiging toekennen waarvan het bedrag niet hoger mag zijn dan drie procent van de inkomsten van de beschermde persoon.

De vrederechter houdt bij de begroting van de bezoldiging rekening met de aard, de samenstelling en omvang van het beheerde vermogen, alsook met de aard, complexiteit en omvang van de door de bewindvoerder geleverde prestaties.

Indien de bewindvoerder over de persoon niet werd aangesteld tot bewindvoerder over de goederen, bepaalt de vrederechter welk aandeel in de bezoldiging elk van beiden ontvangt. De Koning kan de inkomsten bepalen die als basis dienen voor de begroting van de bezoldiging.

Ingeval de vrederechter vaststelt dat de bewindvoerder tekortschiet in de uitoefening van zijn opdracht, kan hij bij een met bijzondere redenen omklede beslissing weigeren een bezoldiging toe te kennen of een lagere bezoldiging toekennen.

Naast de bezoldiging worden de gemaakte kosten vergoed, na door de vrederechter behoorlijk te zijn nagezien. De Koning kan bepaalde kosten op forfaitaire wijze begroten [en de wijze bepalen waarop de vergoeding van deze kosten wordt begroot].

De vrederechter kan de bewindvoerder, na [mededeling] van met redenen omklede staten, een vergoeding toekennen die in overeenstemming is met de vervulde buitengewone ambtsverrichtingen. Onder buitengewone ambtsverrichtingen worden de materiële en intellectuele prestaties verstaan die niet kaderen in het dagelijks beheer van het vermogen van de beschermde persoon. De Koning kan de wijze bepalen waarop de vergoeding voor buitengewone ambtsverrichtingen wordt begroot [en kan bepalen welke ambtsverrichtingen als buitengewoon kunnen worden beschouwd].

Behoudens in uitzonderlijke omstandigheden kan de vrederechter geen bezoldiging toekennen aan de ouder of de ouders van de beschermde persoon die aangewezen zijn als bewindvoerder.

Het is de bewindvoerder verboden, buiten de in het eerste, derde en vierde lid vermelde bezoldigingen of vergoedingen, enige bezoldiging of voordeel, van welke aard ook of van wie ook, te ontvangen met betrekking tot de uitoefening van het gerechtelijk mandaat van bewindvoerder.

In december 2018 heeft de toenmalige Minister van Justitie een ontwerp van koninklijk besluit voorgesteld, dat aan de NHRPH werd voorgelegd, maar nooit werd aangenomen.

De tekst die nu aan de NHRPH wordt voorgelegd, is nagenoeg dezelfde. Hieronder wat is gewijzigd:

  • forfait voor gemaakte kosten:
    2018: forfait volgens inkomen; specifiek bedrag naargelang de bewindvoerder privé of professioneel is
    <> 2022: forfait van 1 % - ook kosten voor het sluiten van een dossier;
  • vervreemden van onroerende goederen: kosten = maximaal 3 %.

In artikel 1 van het voorontwerp van koninklijk besluit wordt de basis vastgesteld van de inkomens die onder het forfait van 3 % vallen. Het artikel neemt het idee van een niet-uitputtende lijst van netto-inkomsten over en noemt een aantal voorbeelden, zoals

  • inkomsten uit arbeid,
  • vervangingsinkomsten:
    • de socialezekerheidsuitkeringen en het leefloon worden specifiek vermeld;
    • de inkomensvervangende tegemoetkoming wordt niet genoemd;
    • de integratietegemoetkoming en de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (“zoals voorzien in de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap") worden expliciet uitgesloten;
  • inkomsten uit huur en opbrengsten van kapitalen worden in de inkomensbasis opgenomen; opbrengsten uit de vervreemding van roerende en onroerende goederen worden ervan uitgesloten.

Artikel 2 stelt een forfaitaire vergoeding van 1 % vast (inkomensbasis: zie artikel 1) voor een lijst van administratieve handelingen (briefwisseling) en technische handelingen (verplaatsingskosten, internetaansluiting). Voor deze handelingen kan de bewindvoerder opteren voor de werkelijke kosten. De werkelijke kosten mogen niet meer bedragen dan het dubbele van de forfaitaire kosten. 

Artikel 3 voorziet in een bijzondere vergoeding voor buitengewone ambtsverrichtingen (bijgevoegde indicatieve lijst). Deze bedraagt minimum 75 en maximum 125 euro per uur, afhankelijk van de levensstandaard van de beschermde persoon en van de vereiste specialisatie voor de uitvoering van de buitengewone ambtsverrichtingen.
De vergoeding voor het vervreemden van onroerende goederen bedraagt 3 % van de verkoopprijs en bijhorende kosten.
In bepaalde uitzonderlijke situaties die niet limitatief zijn gedefinieerd en opgenomen in een indicatieve lijst, kan van het forfait worden afgezien en kan de bijzondere vergoeding worden uitgebreid.

Artikel 4 voert de aanpassing van deze bezoldiging aan de gezondheidsindex in.

Het koninklijk besluit treedt in werking op de tiende dag volgend op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad. 

4. ADVIES

In zijn advies 2018-35 had de NHRPH reeds zeer duidelijk het gebrek aan voorspelbaarheid en duidelijkheid van de toenmalige tekst aan de kaak gesteld, gelet op de ruime interpretatiemarge van de termen en benaderingen van de tekst.

De NHRPH stelt vast dat dezelfde fout wordt herhaald met het huidige ontwerp en vraagt zich af in hoeverre bij het opstellen van de huidige tekst rekening werd gehouden met zijn advies 2018-35. Om die reden brengt de NHRPH een negatief advies uit over de voorgestelde tekst. Het zou onverstandig zijn een dergelijke tekst aan te nemen, omdat deze in de praktijk zeer snel een bron van spanningen zou worden die tot ernstige onrechtvaardigheden en interpretatiemarges kan leiden. Personen onder bewindvoering zijn van nature kwetsbaar en hebben noch de bekwaamheid noch de competenties om te reageren en zullen dus onvermijdelijk de situatie moeten ondergaan. Een onduidelijke tekst zal de vrederechter evenmin in staat stellen een juist beeld te krijgen van de bewindvoering.

De NHRPH wenst dus een antwoord op alle vragen in advies 2018-35, en dringt nogmaals zeer sterk aan op

  • een correcte bepaling van de inkomensbasis die zowel het bescheiden karakter als de filosofie van de bestaansmiddelen respecteert met een zeer duidelijke grens: de tegemoetkomingen om het verlies van zelfredzaamheid te compenseren - niet enkel de IT en THAB, maar ook bijvoorbeeld de tegemoetkoming voor hulp van derden van het RIZIV, de persoonsvolgende financiering (PVF) en het persoonlijk assistentiebudget (PAB) - mogen in geen geval in aanmerking worden genomen;
  • een goed doordachte afstemming tussen de artikelen die de bezoldiging van de bewindvoerder vaststellen: door de artikelen 1 en 2 te cumuleren, loopt de bezoldiging voor alle personen onder bewindvoering op tot een forfait van 4 %. Ook zet de vergoeding van 75 tot 125 euro per uur voor ‘buitengewone ambtsverrichtingen’ de deur open voor willekeur. Bepaalde niet-professionele bewindvoerders doen soms een beroep op een revisor: dit kost ook geld.

De NHRPH vraagt dus dat een zeer gedetailleerde tekst voor overleg wordt voorgelegd aan de vrederechters. Dit document zou bijvoorbeeld verschillende bedragen voor logistieke prestaties enerzijds en intellectuele prestaties anderzijds kunnen bevatten, maar ook aanpassingen volgens de inkomsten van de betrokkene.

Wetgevingstechnisch benadrukt de NHRPH dat de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (THAB) sinds de overheveling naar de deelgebieden niet meer onder de wet van 27 februari 1987 valt.

De NHRPH vraagt dat in de tekst van het voorontwerp naar het advies van de NHRPH wordt verwezen, net zoals er naar het advies van de Raad van State wordt verwezen. De NHRPH herinnert eraan dat de verplichting om de NHRPH te raadplegen onder bindende reglementaire bepalingen valt die resulteren uit de uitvoering van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap.

De NHRPH wil de gelegenheid aangrijpen om erop te wijzen dat een interne werkgroep van de NHRPH momenteel een ontwerp van advies uitwerkt met een aantal overwegingen en punten van kritiek met betrekking tot bewind over de goederen en de persoon. Het advies zou ergens in de komende weken klaar moeten zijn.