Ga naar de inhoud

Advies 2023/26

 

Advies nr. 2023/26 van de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap (NHRPH) over het Voorstel voor een richtlijn tot invoering van de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap.

Uitgebracht tijdens de plenaire zitting van de NHRPH van 16/10/2023.

Advies op initiatief van de NHRPH met medewerking en steun van de volgende adviesraden:

  • Adviesraad voor personen met een handicap van de Duitstalige Gemeenschap,
  • Waalse Adviesraad voor personen met een handicap,
  • NOOZO – Vlaamse adviesraad handicap.

Andere adviesraden hebben niet kunnen bijdragen tot het advies wegens tijdstekort, hetgeen niet wil zeggen dat ze het advies niet ondersteunen.

 

1. ADVIES BESTEMD

  • Voor opvolging aan:
    • Mevrouw Karine Lalieux, Minister van Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, belast met Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris;
    • De heer Frank Vandenbroucke, Vice-eersteminister en Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid;
    • Mevrouw Marie-Colline Leroy, Staatssecretaris voor Gendergelijkheid, Gelijke Kansen en Diversiteit, toegevoegd aan de Minister van Mobiliteit;
    • Mevrouw Hilde Crevits, Viceminister-president van de Vlaamse Regering en Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;
    • De heer Bart Somers, Viceminister-president van de Vlaamse Regering en Minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen;
    • Mevrouw Christie Morreale, Vicepresident van de Waalse Regering en Minister van Werk, Sociale Zaken, Gezondheid en Gelijke Kansen;
    • De heer Antonios Antoniadis, Viceminister-president van de Duitstalige Gemeenschap en Minister van Volksgezondheid en Sociale Zaken, Ruimtelijke Ordening en Huisvesting.
  • Ter informatie aan:
    • Mevrouw Nawal Ben Hamou, Staatssecretaris van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Huisvesting en Gelijke Kansen;
    • De heer Frédéric Daerden, Vicepresident van de Franse Gemeenschap en Minister van Begroting, Ambtenarenzaken en Gelijke Kansen;
    • de heer Gauthier Cocle, attaché sociale zaken bij de Permanente Vertegenwoordiging van België bij de EU;
    • Mevrouw Marian Vandenbossche, vertegenwoordiging Gelijke Kansen van Vlaanderen bij de Europese Unie;
    • De heer Fabian Dominguez, vertegenwoordiging Sociale Zaken en Volksgezondheid van Vlaanderen bij de Europese Unie;
    • Ter informatie aan Unia ;
    • Ter informatie aan het Vlaams Mensenrechteninstituut;
    • Ter informatie aan het UNCRPD-coördinatiemechanisme;
    • Ter informatie aan de federale ombudsman.
 

2. ONDERWERP

Dit advies betreft het voorstel van de Europese Commissie van een Richtlijn tot invoering van de ‘European Disability Card’ (EDC) en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap.

 

3. ANALYSE

A. CONTEXT:

De EDC en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap moeten het vrij verkeer van personen met een handicap faciliteren. Dit gebeurt door het invoeren van een (gedeeltelijke) wederzijdse erkenning van de gehandicaptenstatus op vlak van rechten op bijzondere voorwaarden en/of voorkeursbehandeling. Dat betekent dat een persoon met een handicap die reist naar een andere lidstaat, daar recht zal hebben op dezelfde bijzondere voorwaarden als de nationale onderdanen van de gastlidstaat (zie uitzonderingen van het materieel toepassingsgebied hieronder). Zo wordt discriminatie op grond van nationaliteit vermeden.

Volgens art. 2 (3) Voorstel Richtlijn blijven de erkenningsprocedure en de toekenning van het recht op een parkeerkaart nationaal. Lidstaten behouden ook de bevoegdheid om bijkomstig op nationaal dan wel regionaal niveau andere documenten gerelateerd aan handicap uit te geven.

Ook het eisen van bijzondere voorwaarden of een preferentiële behandeling blijft een nationale bevoegdheid op grond van art. 2 (4) Voorstel Richtlijn.

B. RECHTSGRONDSLAG:

In het voorstel stelt de Commissie dat art. 53 (1) en art. 62 VWEU relevant zijn aangezien de kaarthouders in aanmerking zullen komen voor preferentiële voorwaarden/behandeling bij de toegang tot diensten op voet van gelijkheid met personen met een handicap in de bezochte lidstaat.

Concreet betreffen art. 53 VWEU de verwezenlijking van de vrijheid van vestiging en art. 62 VWEU de verwezenlijking van de vrijheid van dienstverrichting en dit door het aannemen van richtlijnen met betrekking tot de wederzijdse erkenning van diploma’s en de coördinatie van de relevante nationale wetgeving.

Daarnaast wordt art. 91(1)(d) VWEU aangehaald als rechtsgrondslag voor het aannemen van dienstige bepalingen tot het komen van een gemeenschappelijk vervoerbeleid

Laatst wordt art. 21 (2) VWEU gebruikt als rechtsgrondslag. Het artikel beoogt het vrij verkeer van personen te faciliteren.

C. PERSONEEL TOEPASSINGSGEBIED – art. 4 Voorstel richtlijn:

Het gaat om EU-burgers, zijnde personen met een nationaliteit van een EU-lidstaat ex art. 3 (a) Voorstel richtlijn, art. 9 VEU en art. 20 VWEU, van wie de gehandicaptenstatus door de bevoegde autoriteiten van hun lidstaat van verblijf is erkend.

Verder betreft het ook familieleden van EU-burgers met een erkende gehandicaptenstatus in de verblijfslidstaat. Aldus veronderstellen de adviesraden dat het gaat om familieleden die geen nationaliteit van een EU-lidstaat hebben, maar er wel een verblijfsrecht genieten (naar analogie met art. 24 (1) Burgerschapsrichtlijn).
Er wordt geen verdere afbakening gegeven van familieleden, in tegenstelling tot art. 2 (2) en art. 3 (2) Burgerschapsrichtlijn.

Indien er bijzondere voorwaarden bepaald zijn in de gastlidstaat voor de begeleiders van personen met een handicap, dan ook voor de begeleider (zij het persoon of dier) (zie art. 5 (3) Voorstel richtlijn).

D. MATERIEEL TOEPASSINGSGEBIED – art. 2 Voorstel richtlijn:

Het gaat om bijzondere voorwaarden en/of voorkeursbehandeling aangeboden in de volgende diensten:

    • diensten in de zin van artikel 57 VWEU (tegen betaling):
      • activiteiten met een industrieel karakter;
      • activiteiten met een commercieel karakter;
      • activiteiten van ambachtslieden;
      • activiteiten van de beroepen;
    • personenvervoer;
    • overige activiteiten en faciliteiten (ook als ze gratis aangeboden worden).

Uitgesloten zijn de volgende uitkeringen dan wel verstrekkingen:

    • prestaties op het gebied van sociale zekerheid uit hoofde van de Verordeningen (EG) nr. 883/2004 en (EG) nr. 987/2009;
    • bijzondere al dan niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties of verstrekkingen op het gebied van sociale zekerheid, sociale bescherming of werkgelegenheid;
    • sociale bijstand die onder artikel 24, lid 2, van Richtlijn 2004/38/EG valt.

NIET VAN TOEPASSING OP: (1) SOCIALE ZEKERHEIDart. 3 (1) Verordening 883/2004 en Verklaring van België krachtens art. 9 van de Verordening:

    • prestaties bij ziekte;
      • Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen;
      • Wet 17 juli 1963 betreffende de overzeese sociale zekerheid,
      • Waals Gewest: het persoonlijke assistentiebudget;
      • Duitstalige gemeenschap: Decreet van 13 december 2018 betreffende het aanbod aan diensten voor ouderen en personen met ondersteuningsbehoefte, alsook betreffende palliatieve zorg;
      • Mobiliteitshulpmiddelen: Duitstalige gemeenschap, Besluit van de Regering 20 juni 2017 betreffende mobiliteitshulpmiddelen; Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 19 december 2019 tot vaststelling van de nomenclatuur van de mobiliteitshulpmiddelen; Decreet 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming;
      • Wet 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap: integratietegemoetkoming en tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden;
      • Vlaanderen: het zorgbudget voor zwaar zorgbehoevenden; voor ouderen met een zorgnood; voor personen met een handicap.
    • moederschaps- en daarmee gelijkgestelde vaderschapsuitkeringen;
    • uitkeringen bij invaliditeit;
      • Uitkeringsverzekering.
    • uitkeringen bij ouderdom;
    • uitkeringen aan nabestaanden;
    • prestaties bij arbeidsongevallen en beroepsziekten;
    • uitkeringen bij overlijden;
    • uitkeringen bij werkloosheid;
    • uitkeringen bij vervroegde uittreding;
    • gezinsbijslagen.

NIET VAN TOEPASSING OP: (2) BIJZONDERE PRESTATIES OP VLAK VAN SOCIALE ZEKERHEID, SOCIALE BESCHERMING OF WERKGELEGENHEID:

    • Inkomensvervangende tegemoetkoming;
    • Inkomensgarantie voor ouderen;

NIET VAN TOEPASSING OP: (3) SOCIALE BIJSTAND ONDER art. 24 (2) Burgerschapsrichtlijn:

    • van overheidswege ingevoerde bijstandsstelsels, ongeacht of het om het nationale, regionale of lokale niveau gaat,
    • waarop een beroep wordt gedaan door een persoon die niet beschikt over inkomsten die volstaan om in zijn eigen onderhoud en dat van zijn gezin te voorzien
    • en die daardoor tijdens zijn verblijf ten laste van de overheidsfinanciën van de gastlidstaat dreigt te komen (arrest Dano, C-333/13);
    • steun voor levensonderhoud voor studies, inclusief beroepsopleiding, [die] de vorm [aanneemt] van een studiebeurs of lening.

Het is duidelijk dat de Commissie de ‘sociale sfeer’ volledig buiten het toepassingsgebied van de EDC wil houden. Dat is logisch, gezien het feit dat deze reeds complex geregeld wordt in de Coördinatieverordening Sociale Zekerheid, de Burgerschapsrichtlijn als concrete uitdrukking van het beginsel van vrij personenverkeer neergelegd in art. 21 VWEU, en rechtspraak van het Hof van Justitie.

Dit betekent dat het cruciaal zal zijn om per land duidelijk op te sommen voor welke prestaties de EDC niet geldig is.

E. GELDIGHEIDSDUUR:

De EDC is volgens art. 6 (6) Voorstel Richtlijn minstens even lang geldig als de langste erkenning van een handicapstatus. Desalniettemin moet op de EDC wel een vervaldatum bepaald worden volgens Bijlage I Voorstel Richtlijn.

Voor de Europese parkeerkaart wordt geen geldigheidsduur bepaald in het Voorstel van Richtlijn. Niettemin moet op de achtergrond wel een vervaldatum bepaald worden volgens Bijlage II Voorstel Richtlijn.

Overwegingen die mee moeten spelen bij het bepalen van de concrete geldigheidsduur betreffen de plicht van de lidstaten om fraude te voorkomen ex art. 9 (3) Voorstel Richtlijn en de plicht erop toe te zien dat de kaarten tijdig ingeleverd worden ex art. 9 (4) Voorstel Richtlijn.

F. FORMAAT:

DIGITAAL FORMAAT

De kaarten zullen eerst fysiek worden afgeleverd en daarna met een digitaal formaat worden aangevuld, zie art. 6 (5) en art. 7 (6) Voorstel Richtlijn. Daar staat ook in de Nederlandse vertaling dat  personen met een handicap een digitale en/of een fysieke kaart kunnen gebruiken, wat voor verwarring gezorgd heeft onder de verenigingen. In het Engels en het Frans staat duidelijk dat het gebruik van beide kaarten een optie moet zijn: “Persons with disabilities shall be given the option to use either the digital or physical card, or both.”

Het digitale formaat zal nog door de Commissie bepaald moeten worden en aan de hand van dat te bepalen digitale formaat kunnen Bijlage I en Bijlage II nog gewijzigd worden (waardoor het fysieke formaat dus eigenlijk ook nog niet 100% vastligt). Zie art. 6 (7) en art. 7 (7) Voorstel Richtlijn.

Het digitale formaat zou overeenkomstig overweging 26 moeten voortbouwen op de ervaring van het EU-covidcertificaat en moet beschikbaar zijn in de Digitale Portefeuille (die nog ontwikkeld wordt in de lidstaten – art. 8 (1) Voorstel Richtlijn). Daarnaast moet het digitaal formaat helpen vervalsing en fraude te voorkomen en om misbruik of verkeerd gebruik aan te pakken.

GEGEVENS BESCHIKBAAR OP DE KAARTEN

De gegevens die in het digitale formaat beschikbaar zullen zijn, mogen niet meer zijn dan deze op het fysieke formaat als bepaald in Bijlage I en II (art. 6 (1) en art. 7 (1) Voorstel Richtlijn in fine). Gezien het feit dat de bijlagen nog aangepast kunnen worden in functie van het uit te werken digitaal formaat, betekent dit dat de gegevens op beide formaten nog niet vastliggen.

RAADPLEGING

Overeenkomstig art. 11 (4) Voorstel Richtlijn zal de Commissie voor het nemen van de uitvoeringshandeling eerst experten van de lidstaten consulteren. De adviesraden wijzen op de verplichting van art. 4 (3) UNCRPD om overleg te plegen met organisaties die personen met een handicap vertegenwoordigen.

FYSIEK FORMAAT (momenteel)

De voorkant van de EDC wordt bepaald in Bijlage I Voorstel Richtlijn; de achterkant wordt vrijgelaten voor nationaal relevante informatie.

European Disability Card

Voor de Europese parkeerkaart liggen zowel de voor-, als de achterkant vast in Bijlage II Voorstel Richtlijn.

VOOR:

Europese parkeerkaart - Voorkant

ACHTER:

Europese parkeerkaart - Achterkant

Wat opvalt is dat er op de voorkant plaats voorzien is voor de autonummerplaat. Daarover staat bepaald dat: “als de kaart aan een voertuig is gekoppeld, moet de kentekenplaat zichtbaar zijn.” Toelichting over concreet geval dat hiermee bedoeld wordt zal nodig zijn. Dit omdat in België personen met een parkeerkaart de nummerplaat van de auto die ze gebruiken online moeten registreren en linken aan hun parkeerkaart om onterechte boetes te vermijden. Aldus is een parkeerkaart in dit geval altijd gelinkt aan een auto.

G. RECHT OP TOEGANKELIJKE INFORMATIE:

Informatie rond de voorwaarden, de regels, de praktijken en de procedures voor de afgifte, de verlenging of de intrekking van de kaarten moet op toegankelijke wijze beschikbaar gemaakt worden, onder meer via de officiële website van particulieren of overheidsinstanties. Zie art. 9 (7) en art. 15 (3) Voorstel Richtlijn.

H. PLICHT VOOR TE LICHTEN & AAN TE MOEDIGEN:

De lidstaten moeten overeenkomstig art. 9 (2) Voorstel Richtlijn het publiek voorlichten over het bestaan van de kaarten. Daarnaast moeten de lidstaten op grond van art. 15 (2) Voorstel Richtlijn particulieren of overheidsinstanties aanmoedigen om vrijwillig in bijzondere voorwaarden of voorkeursbehandelingen voor personen met een handicap te voorzien.

De adviesraden onderstrepen de twee verschillende artikelen die een totaal andere lading hebben.

Art. 9 (2) gaat over:

    • bewustmaking over het bestaan van de kaarten
    • bij het grote publiek.

Art. 15 (2) betreft:

    • concrete aanmoediging
    • van dienstverleners.

Voor de adviesraden betekent dit eerst en vooral een kans om het publiek in het algemeen en de dienstverleners in het bijzonder bewust te maken van het recht op inclusie van personen met een handicap en hun nood aan redelijke aanpassingen die verder reikt dan een gratis toegang tot …. Dit recht is tevens vastgelegd in art. 22ter GW.

I. CONTROLE:

Overeenkomstig art. 9 (6) Voorstel Richtlijn moeten de lidstaten de naleving controleren van:

    • enerzijds de verplichtingen verbonden aan de kaarten;
    • anderzijds de overeenkomstige rechten van de houders van de kaarten.

J. SANCTIES:

Ingevolge 14 Voorstel Richtlijn zullen lidstaten sancties moeten voorzien in geval van schending van de nationale bepalingen die ten uitvoer van de richtlijn genomen worden.

K. EVALUATIE:

Art. 16 (1) Voorstel Richtlijn bepaalt dat de Europese Commissie na de eerste 3 jaar van toepassing van de richtlijn een rapport zal presenteren aan het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.

Vervolgens zal een dergelijk rapport om de 5 jaar opgemaakt worden.

Overeenkomstig art. 16 (4) Voorstel Richtlijn houdt de Commissie in haar verslag rekening met de standpunten van personen met een handicap.

 

4. ADVIES

De EDC is een ‘afstammeling’ van het Voorstel van het Belgian Disability Forum (BDF) voor het uitwerken van een Europese legitimatiekaart inzake handicap, daterend van 2009. Het huidige voorstel van de Commissie komt dan ook bijna volledig tegemoet aan de toenmalige eisen die gesteld werden en die nogmaals herhaald werden bij de publieke consultatie in 2022:

  • Erkenningsprocedures blijven een nationale bevoegdheid;
  • Toegang tot dezelfde aangepaste dienstverlening als de nationale onderdanen (m.u.v. sociale zekerheids- en/of bijstandsuitkeringen);
  • Verplichte deelname van alle dienstverleners o.g.v. bindende EU-wetgeving, zijnde een Richtlijn;
  • Geen samenvoeging met de Europese Parkeerkaart.

Met andere woorden: het BDF en bij uitbreiding de andere adviesraden zijn zeer verheugd het voorstel te verwelkomen! De wederzijdse erkenning van de handicapstatus in andere lidstaten is een grote verbetering van de positie van personen met een handicap, vooral voor personen met onzichtbare handicaps.

Een aantal punten konden sterker in het voorstel naar voren komen en/of uitgewerkt zijn:

  • Dat de EDC gratis is en vrijwillig in gebruik. De EDC heeft louter een declaratieve functie en mag niet als een voorwaarde ten gronde gebruikt worden om gebruik te maken van bepaalde bijzondere voorwaarden of om zich te beroepen op redelijke aanpassingen.
    Er zijn ook heel wat personen met een handicap in de zin van art. 1 UNCRPD die geen erkenning hebben. Zij mogen geen nadelen ondervinden bij de invoering van de EDC.
  • De bewustmakingscampagne en informatieverplichting wordt volledig bij de lidstaten gelegd. Gezien het de bedoeling van de kaart is om het vrij verkeer van personen met een handicap te faciliteren, zou er een grotere rol voor de Europese Commissie weggelegd moeten zijn. Er is nood aan een EU-website die de nodige informatie bevat, eventueel goede praktijken opsomt en - belangrijkst van al - verwijst naar de nationale websites die minstens de uitgesloten prestaties opsommen. Zie in dat verband ook de eis van het European Disability Forum (EDF).

A. PERSONEEL TOEPASSINGSGEBIED:

De adviesraden sluiten zich aan bij de oproep van het EDF om het toepassingsgebied uit te breiden tot onderdanen van derde landen die een legitieme verblijfstitel hebben in een lidstaat en wiens handicap erkend is in de verblijfslidstaat.

B. MATERIEEL TOEPASSINGSGEBIED:

Te beginnen met de uitgesloten domeinen:

De duidelijkste uitsluiting is deze van de sociale zekerheid. Ook bij de sociale bijstand kan een beeld gevormd worden (alles wat met persoonlijke behoefte te maken heeft).
Wat niet helemaal duidelijk is zijn de bijzondere al dan niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties op gebied van sociale zekerheid, sociale bijstand en werkgelegenheid. Daar kunnen veel dingen onder vallen.

Bijvoorbeeld: wat zijn de bijzondere prestaties op gebied van werkgelegenheid? Valt daar individueel maatwerk in Vlaanderen onder? Op zich zou een werkzoekende EU-burger met een handicap daar wel gebruik van kunnen maken op grond van art. 45 (2) VWEU, aangezien het gaat om een uitkering die de toegang tot de arbeidsmarkt vergemakkelijkt (arrest Alimanovic, C‑67/14). Aldus zou daarbij gewoon het gebruik van de EDC in de aanvraagprocedure uitgesloten worden?

Bijzondere prestaties op vlak van sociale bescherming: valt daar sociaal tarief telefonie en internet onder?

⇒ Elke kaarthouder moet ondubbelzinnig weten waar deze recht op heeft. Dit is nodig om rechtszekerheid als een beginsel van behoorlijk bestuur te waarborgen. De adviesraden eisen dan ook dat elke lidstaat verplicht zal zijn om een website te maken waarop duidelijk opgesomd staat bij welke prestaties/uitkeringen de EDC niet geldig is.
⇒ Daarnaast moet ook duidelijk zijn waar de EDC wel inzetbaar is. Van groot belang hierbij is dat minstens de bijzondere voorwaarden aangeboden binnen de vervoersector en door overheidsinstellingen opgesomd worden. Verder moeten er voorbeelden aangehaald worden van wat mogelijk is bij particuliere dienstverleners.

Dan wat betreft het toepassingsgebied van de EDC:

Wat volgt zal een opsomming zijn van een aantal vraagstukken die opgelost moeten worden. De adviesraden benadrukken direct dat de eventuele moeilijkheid om bepaalde bijzondere voorwaarden of voordelen aan te bieden aan houders van de EDC-kaart niet opgelost mag worden door het terugschroeven van deze voorwaarden of voordelen.

Rekening houdend met art. 22ter en art. 23 GW mogen er geen bijzondere voorwaarden of voordelen teruggeschroefd worden omdat ze moeilijk te verwezenlijken zouden zijn voor iedere EDC-houder.

Bijzondere voorwaarden verbonden aan een bepaalde handicap:

Sommige bijzondere voorwaarden zijn verbonden aan het hebben van een bepaalde handicap. Zo zijn de meeste kaarten voor personen met een handicap binnen het openbaar vervoer (zie voor een opsomming Advies 2023/12) in België verbonden aan het hebben van een bepaalde (graad van) handicap.

Hoe zal de EDC ingezet kunnen worden om gelijke behandeling te verzekeren van personen uit andere lidstaten?
De EDC biedt kansen om het complexe systeem ook te vergemakkelijken voor Belgische staatsburgers (interregionaal vervoer, assistentie, intermodaliteit, …).

Bijzondere voorwaarden verbonden aan een verblijfsvereiste:

Andere bijzondere voorwaarden (bv. zwembad, sporthal) in België zijn verbonden aan een verblijfscriterium. Een verblijfscriterium is meestal gerechtvaardigd voor sociale bijstandsuitkeringen om een band met de verblijfsstaat te bewijzen en het financieel evenwicht van de verblijfsstaat te garanderen. Gezien het feit dat sociale uitkeringen uitgesloten zijn van het toepassingsgebied van de EDC, maar de EDC wel geldt voor alle andere bijzondere voorwaarden, zou een verblijfscriterium een indirecte discriminatie kunnen vormen. Belgische houders van de EDC kunnen immers makkelijker aan de verblijfsvoorwaarde voldoen dan buitenlandse houders van de EDC (arrest Giersch e.a., C-20/12).

Op louter Belgisch niveau biedt de EDC dan weer wel kansen om interfederale knelpunten op te lossen (zoals bv. toegang tot een gebarentolk op het werk voor een persoon wonend in een regio en werkend in een andere...).

Voor de vervoersector – voorbeeld van een gratis jaarabonnement bij De Lijn – vragen de adviesraden om gratis ritten mogelijk te maken i.p.v. een jaarabonnement voor houders van de EDC. Enkel zo kan het vrij verkeer van personen met een handicap uit andere lidstaten echt gefaciliteerd worden. Bovendien is dit ook eenvoudiger voor Belgische EDC-houders.
De adviesraden zijn hoopvol over de inzetbaarheid van de EDC om meer coherentie en gelijkheid te verkrijgen voor de Belgische burgers op vlak van toegang tot bijzondere voordelen in alle regio’s, onafhankelijk van de domicilie.

Bijzondere voorwaarden voor (buitenlandse) studenten (uit een andere regio):

Zal de EDC door buitenlandse studenten of studenten uit een andere regio ingezet kunnen worden bij de aanvraag van een bijzonder statuut (coaching, examenfaciliteiten) op Belgische universiteiten?
En wat met een aanvraag voor aangepast materiaal bij bv. de cel Speciale Onderwijsleermiddelen van het Vlaams Agentschap voor Onderwijsdiensten (AGODI)?
Hoe zit het met de terugbetaling van vervoerkosten voor studenten met een handicap, bv. door het VAPH?

Al deze voorbeelden betreffen geen ‘sociale prestaties’ en lijken dus onder het toepassingsgebied van de EDC te vallen.
De adviesraden wijzen opnieuw op het feit dat sommige studenten met bepaalde noden (nog) geen erkenning hebben van de handicap en bijgevolg geen EDC bezitten. De invoering van de EDC mag deze studentengroep niet uitsluiten van het recht op redelijke aanpassingen.

C. GELDIGHEIDSDUUR:

Met betrekking tot de EDC:

De EDC is volgens art. 6 (6) Voorstel Richtlijn minstens even lang geldig als de langste erkenning van een handicapstatus. Desalniettemin moet op de EDC wel een vervaldatum bepaald worden volgens Bijlage I Voorstel Richtlijn.

Gezien het feit dat sommige handicaps een erkenning van een onbepaalde duur hebben, moet er wel een redelijk lange vervaltermijn mogelijk zijn bv. 10 jaar (naar analogie van de geldigheid van de identiteitskaart). De kaart moet dan wel automatisch door de bevoegde instantie verlengd en (gratis) verzonden worden na de vervaldatum. De optie die nu in België vanaf 1 januari 2024 van start zal gaan.

Anderzijds kan op de fysieke kaart een QR-code voorzien worden die de geldigheid van de EDC-kaart aantoont aan de dienstverleners. Dit lijkt een budgetbesparende maatregel aangezien er geen extra geld dient te gaan naar het maken van nieuwe EDC-kaarten telkens de vervaltermijn om is. Daarnaast is een dergelijke oplossing ook handiger als een persoon overlijdt – dan moet de familie zich niet bezig houden met administratieve formaliteiten rond de teruggave van de EDC.

De adviesraden dringen er op aan dat deze overweging meegenomen wordt door de Belgische vertegenwoordigers in de onderhandelingen en de Belgische experten die geraadpleegd zullen worden (ex 11 (4) Voorstel Richtlijn).
⇒ De foto zal wel regelmatig aangepast moeten worden.

Inzake de Europese Parkeerkaart:

Voor de Europese parkeerkaart wordt geen geldigheidsduur bepaald in het Voorstel van Richtlijn. Niettemin moet op de achtergrond wel een vervaldatum bepaald worden volgens Bijlage II Voorstel Richtlijn.

Ook hier zijn twee opties denkbaar: een geldigheidsdatum op de kaart of een QR-code.

Wat betreft optie één, zie Advies 2023/09: de geldigheidsdatum van de parkeerkaart moet duidelijk zichtbaar zijn. Deze moet beperkt zijn tot 5 jaar. Vernieuwing moet automatisch gebeuren (en gratis verzending), zonder extra administratieve last te veroorzaken voor de rechthebbende kaarthouder.
Inzake optie twee geldt dezelfde overweging als voor de EDC.

D. FORMAAT:

DIGITAAL EN FYSIEK:

Het is goed dat er en een digitaal en een fysiek formaat voorzien worden. Het is belangrijk dat dat en/en verhaal volgehouden wordt. Gezien de digitale kloof (zie Positienota Digitale kloof) mag het digitale formaat niet de dominante variant worden bij de dienstverleners. Deze laatsten moeten er goed van op de hoogte zijn dat er ook een fysieke kaart is die evenwaardig is.

GEGEVENS - EDC:

Art. 6 (1) Voorstel Richtlijn maakt duidelijk dat het digitale formaat van de kaart niet meer gegevens mag bevatten dan het fysieke formaat.

Misschien kan het handig zijn om ook op de EDC de instantie te vermelden die de kaart uitgeeft. Bijvoorbeeld in het geval dat iemand de kaart verloren heeft, dan kan de vinder aflezen waar hij deze eventueel kan afgeven.

Momenteel is niet voorzien dat het soort of de graad van handicap zichtbaar zal zijn op de kaart. De adviesraden gaan akkoord met het EDF dat dit een goede zaak is die niet enkel stigmatisering voorkomt, maar ook het vastzitten van de wetgeving op grond van gegevensbeschermings- en privacy-overwegingen.

Sommige verenigingen zouden graag een soort logo zien op de kaart die hun aanpassingsnoden duidelijk zou maken en eventuele communicatiebarrières zou overbruggen. Er is dan ook vraag vanuit bepaalde verenigingen naar het vrijhouden van voldoende plaats op de achterkant van de EDC voor een eventuele sticker die door verenigingen uitgewerkt kan worden.

De NHRPH en de Waalse Adviesraad stellen dat dit de eenvormigheid van de zal EDC aantasten. Het lijkt een onmogelijke klus om eenzelfde logo in alle EU-lidstaten overeen te komen voor bepaalde aanpassingsnoden. Daarnaast zijn er personen met een meervoudige handicap en meerdere aanpassingsnoden. Verder kan iemand niet verplicht worden zijn aanpassingsnoden te delen, wat wil zeggen dat er op sommige EDC’s noden en/of logo’s zouden staan en op andere niet. Dit kan het verwachtingspatroon van dienstverleners negatief beïnvloeden waardoor ze niet gaan weten wat te doen met een persoon zonder aanduiding van zijn noden…

De NHRPH en de Waalse Adviesraad zijn van mening dat wie wil, zijn aanpassingsnoden duidelijk kan maken op een andere manier.

Eventueel vermelding van de instantie die de EDC uitgegeven heeft op de kaart.
Geen vermelding van de soort en/of de graad van handicap op de kaart.
In elk geval dient de handicapsector overeenkomstig art. 4 (3) UNCRPD geraadpleegd te worden wat betreft de toevoeging van andere gegevens op de EDC dan deze die vermeld staan in het voorstel van richtlijn.
Daarnaast moeten de kaarthouders ook te allen tijde weten welke data voor welke doelstellingen gebruikt worden (minimale gegevensverwerking en doelbinding binnen GDPR).

GEGEVENS – EUROPESE PARKEERKAART:

In het voorstel van richtlijn staat bepaald: “als de kaart aan een voertuig is gekoppeld, moet de kentekenplaat zichtbaar zijn.” Betere verwoording zal nodig zijn, want in België dienen kaarthouders online de kenteken van de te gebruiken auto registratie en linken aan hun parkeerkaart om boetes te vermijden. In dit geval is een parkeerkaart wel altijd ‘gekoppeld’ aan de te gebruiken auto – die niettemin kan wijzigen.

Het principe dat een parkeerkaart gelinkt is aan de persoon moet gewaarborgd blijven. Zie ook Zie ook Advies 2022/19; Advies 2021/32; Advies 2020/04.

E. RECHT OP TOEGANKELIJKE INFORMATIE:

Art. 9 (7) en art. 15 (3) Voorstel Richtlijn bepalen dat informatie rond de voorwaarden en de procedures voor de afgifte, de verlenging of de intrekking van de kaarten op een toegankelijke wijze beschikbaar moet zijn op de websites van particulieren of overheidsinstanties.

Zoals reeds aangehaald in de inleiding en onder punt B – materieel toepassingsgebied, is deze verbintenis niet voldoende.

⇒ Het moet duidelijk zijn voor een kaarthouder uit een andere lidstaat waar deze terechtkan voor informatie en dit kan enkel via een EU-website (die eventueel doorlinkt naar de nationale websites). Zie in dat verband ook de eis van het EDF.
Het feit dat er klachten kunnen komen over het gebruik van de EDC dan wel de Europese Parkeerkaart rechtvaardigt ook de nood voor een EU-website. Zo kan een gecentraliseerd platform voor klachtenbehandeling opgezet worden en hoeft de ‘reizende’ EU-burger niet nodeloos op zoek te gaan naar de correcte instantie.
⇒ De informatie moet ook in het Engels beschikbaar zijn.
⇒ Verder moet de informatie over de voorwaarden van de EDC concreet opsommen:

      • welke prestaties buiten het toepassingsgebied van de EDC vallen;
      • welke prestaties in de vervoersector en van overheidswege er allemaal zijn;
      • voorbeelden van prestaties die bij particulieren beschikbaar zijn.

⇒ De informatie over de voorwaarden van de Europese Parkeerkaart moet ook duidelijk vermeld worden. Dat betekent in het concrete geval van België dat er eindelijk gewerkt zal moeten worden aan een duidelijk overzicht (zoekfunctie per stad/gemeente) van de verschillende regels inzake betaling, duur parkeertijd, plaatsen waar men mag parkeren, regels inzake de LEZ-zones, hoe men een eventueel onterechte parkeerboete kan aanvechten etc.
⇒ Uniformiseren van de regels (bij voorkeur gratis en onbeperkt parkeren voor personen met een parkeerkaart) is de beste oplossing.

F. PLICHT VOOR TE LICHTEN & AAN TE MOEDIGEN:

De lidstaten moeten overeenkomstig art. 9 (2) Voorstel Richtlijn het publiek voorlichten over het bestaan van de kaarten.

⇒ Voor de adviesraden betekent dit eerst en vooral een kans om het publiek in het algemeen en de dienstverleners in het bijzonder bewust te maken van het in art. 22ter GW vastgelegde recht op inclusie van personen met een handicap en hun nood aan redelijke aanpassingen die verder reikt dan een gratis toegang tot
⇒ Er moet ingezet worden op bewustmaking rond het belang van toegankelijkheid en universeel ontwerp.
Wat betreft de overheid, verwijzen de adviesraden door naar het interfederaal Advies 2023/03 waarin duidelijk gevraagd wordt om een concrete toegankelijkheidsaanpak met meetbare doelstellingen en vaste deadlines.

Daarnaast moeten de lidstaten op grond van art. 15 (2) Voorstel Richtlijn particulieren of overheidsinstanties aanmoedigen om vrijwillig in bijzondere voorwaarden of voorkeursbehandelingen voor personen met een handicap te voorzien.

⇒ De overheid moet dienstverleners niet enkel bewustmaken over inclusie, maar ook actief stappen ondernemen om ze aan te moedigen om in bijzondere voorwaarden te voorzien.
⇒ Daarvoor zal een vorm van samenwerking opgezet moeten worden, zij het via workshops of conferenties…⇒ Er is veel deskundigheid op vlak van toegankelijkheid beschikbaar bij CAWaB en Inter. Deze moeten betrokken worden bij de samenwerking.
Los van de EDC moet er ook binnen de NBN dringend gewerkt worden aan toegankelijkheidsexpertise. Zie interfederaal Advies 2023/03.
De adviesraden wensen dat er extra ingezet wordt op een coherent aanbod van bijzondere voorwaarden in de transportsector.
Daarbij moet er ook voldoende aandacht besteed worden aan intermodaliteit en assistentie. Zie het interfederaal Advies 2023/03.

G. CONTROLE:

Overeenkomstig art. 9 (6) Voorstel Richtlijn moeten de lidstaten de naleving controleren van:

    • enerzijds de verplichtingen verbonden aan de kaarten;
    • anderzijds de overeenkomstige rechten van de houders van de kaarten.

⇒ Het zou handig zijn mocht er samen met de EU-website (waar om gevraagd wordt) ook één enkel contactpunt opgezet worden voor klachten. Kaarthouders zouden dan hun land kunnen aanduiden waardoor de klacht automatisch bezorgd wordt bij de juiste instantie.
Minstens moet de verantwoordelijke voor de behandeling van klachten duidelijk op de nationale websites vermeld staan.

H. SANCTIES:

Ingevolge 14 Voorstel Richtlijn zullen lidstaten sancties moeten voorzien in geval van schending van de nationale bepalingen die ten uitvoer van de richtlijn genomen worden.

⇒ Zie Advies 2023/09: de adviesraden eisen dat de sancties voor het gebruik van valse parkeerkaarten effectief worden toegepast.
⇒ Ook de parkeerovertredingen gelinkt aan parkeerplaatsen die voorbehouden zijn voor personen met een handicap moeten effectief beboet worden. Zie Advies 2023/04: dit is een kwestie van verkeersveiligheid. Mocht er een rijbewijs met punten komen, dan moeten deze parkeerovertredingen op de lijst van verkeersovertredingen komen die aanleiding geven tot strafpunten.
De adviesraden vragen om op de hoogte gehouden te worden over de andere sancties die ingevoerd zouden worden ingevolge de voorgestelde richtlijn.

I. EVALUATIE:

De adviesraden benadrukken dat bij de opmaak van het verslag van de Commissie overeenkomstig art. 16 (1) Voorstel Richtlijn, alle adviesraden in België geraadpleegd dienen te worden.