Ga naar de inhoud

Advies 2023/09

Advies nr. 2023/09 van de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap (NHRPH) over de parkeerkaart voor personen met een handicap, uitgebracht tijdens de plenaire vergadering van 20/03/2023.

Advies uitgebracht op initiatief van de NHRPH.

 

1. ADVIES BESTEMD

  • Voor opvolging aan de heer Georges Gilkinet, Vice-eersteminister en Minister van Mobiliteit
  • Voor opvolging aan mevrouw Karine Lalieux, Minister van Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, belast met Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris
  • Ter informatie aan de ministers-presidenten van de deelgebieden
  • Ter informatie aan Unia
  • Ter informatie aan het UNCRPD-coördinatiemechanisme
  • Ter informatie aan de federale ombudsman
 

2. ONDERWERP

De NHRPH gaat uit van de volgende vaststellingen:

  • het aantal parkeerkaarten voor personen met een handicap dat in omloop is, is aanzienlijk;
  • het aantal voorbehouden plaatsen voor kaarthouders is onvoldoende;
  • sommige kaarten zijn niet meer geldig;
  • soms wordt de kaart gebruikt zonder dat de kaarthouder met het voertuig reed of werd vervoerd;
  • er zijn valse kaarten in omloop;
  • de controles gebeuren sporadisch, gelokaliseerd en over het geheel genomen totaal onvoldoende (heel wat kaarthouders werden nog nooit gecontroleerd);
  • de meeste kaarten worden afgeleverd voor onbepaalde duur;
  • de betaling van de parkeerretributies verschilt van de ene gemeente tot de andere en de informatie over de betaal- of vrijstellingsvoorwaarden is onvolledig.
  • het openbaar vervoer is niet voldoende toegankelijk; zich met de wagen verplaatsen is dan geen keuze meer, maar een noodzaak.

Voor heel wat personen met mobiliteitsproblemen zijn verplaatsingen enkel mogelijk als ze kunnen rekenen op voorbehouden parkeerplaatsen.

 

3. ANALYSE

Relevante wetgeving en reglementering

A. Ministerieel besluit van 7 mei 1999 betreffende de parkeerkaart voor mensen met een handicap

Art. 5. De kaart is strikt persoonlijk; zij mag enkel gebruikt worden wanneer de titularis vervoerd wordt in het voertuig dat geparkeerd wordt of wanneer hij zelf dat voertuig bestuurt.
In geval van misbruik kan de kaart door een bevoegd agent ingehouden worden, die de kaart terugstuurt naar de Bestuursdirectie van de Uitkeringen aan Personen met een Handicap. In dat geval kan deze Bestuursdirectie van de Uitkeringen aan Personen met een Handicap beslissen om geen nieuwe kaart aan de betrokkene af te leveren tijdens de 6 maanden die volgen op de datum waarop de kaart werd ingetrokken.
Indien het motief dat het gebruik ervan rechtvaardigt, wegvalt, moet de kaart desgevallend op vraag van de Bestuursdirectie van de Uitkeringen aan Personen met een Handicap, door de titularis teruggezonden worden aan deze Bestuursdirectie.
In geval van overlijden van de titularis moet de kaart binnen een termijn van dertig dagen volgend op het overlijden, door de nabestaanden van de titularis terugbezorgd worden via het gemeentebestuur van de woonplaats van de overledene. Gebeurt dit niet, dan kan de kaart door een bevoegd agent ingehouden worden.

Art. 7. De kaart die na 30 september 2005 wordt afgeleverd, is van onbepaalde duur, behalve indien de medische erkenning, waarop de aflevering steunt, beperkt is in de tijd. In dit geval stemt de geldigheidsduur van de kaart overeen met de periode gedekt door de medische erkenning. De hernieuwing van de kaart gebeurt volgens dezelfde modaliteiten als voor de eerste aanvraag.

B. Koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg (Wegcode)

a) Voorbehouden plaatsen

  • Artikel 27bis “de parkeerplaatsen gesignaleerd zoals voorzien in artikel 70.2.1.3° c) zijn voorbehouden voor voertuigen die gebruikt worden door de personen met een handicap die houder zijn van de speciale kaart bedoeld in artikel 27.4.3. of van het door artikel 27.4.1bis van de Wegcode hiermee gelijkgestelde document”.

b) Zone met beperkte parkeertijd (blauwe zone)

  • 27.1.1. Elke bestuurder die, op een werkdag of op de dagen vermeld op de signalisatie, een auto, een vierwielige bromfiets, een driewieler met motor of een vierwieler met motor parkeert in een zone met beperkte parkeertijd, moet op de binnenkant van de voorruit of, als er geen voorruit is, op het voorste gedeelte van het voertuig een parkeerschijf aanbrengen, die overeenstemt met het model dat bepaald is door de Minister van Verkeerswezen.

c) Betalend parkeren

  • 27.3.1. 1° Op plaatsen met parkeermeters of parkeerautomaten geschiedt het parkeren op de wijze en onder de voorwaarden die op deze toestellen zijn vermeld.

d) Parkeerfaciliteiten voor personen met een handicap

  • 27.4.1. De beperkingen van de parkeertijd gelden niet voor de voertuigen die gebruikt worden door personen met een handicap wanneer de speciale kaart bedoeld in 27.4.3 is aangebracht op de binnenkant van de voorruit of, als er geen voorruit is, op het voorste gedeelte van het voertuig.
    Met de speciale kaart bedoeld in 27.4.3 wordt gelijkgesteld het document dat in een ander land door de bevoegde overheid van dat land afgeleverd wordt aan de personen met een handicap die voertuigen gebruiken, en waarop het symbool afgebeeld onder 70.2.1.3°.c) voorkomt.
  • 27.4.2. De speciale kaart vervangt de parkeerschijf wanneer het gebruik daarvan verplicht is.

C. Gemeentelijke autonomie – gewestelijke decreten

a) Decreet van 16 mei 2008 betreffende de aanvullende reglementen op het wegverkeer en de plaatsing en bekostiging van de verkeerstekens (Vlaams Gewest)

Art. 10/1. Wanneer de Vlaamse Regering of de gemeente een aanvullend reglement vaststellen dat betrekking heeft op het parkeren voor een beperkte tijd, het betalend parkeren en het parkeren op plaatsen voorbehouden aan houders van een gemeentelijke parkeerkaart, kunnen zij parkeerretributies of -belastingen bepalen die van toepassing zijn op motorvoertuigen, hun aanhangwagens of onderdelen.
Deze bepaling geldt niet voor het halfmaandelijks beurtelings parkeren en de beperking van het langdurig parkeren.

b) Decreet van 19 december 2007 betreffende het goedkeuringstoezicht van het Waalse Gewest op de aanvullende reglementen op de openbare wegen en op het verkeer van de gemeenschappelijke vervoermiddelen (Waals Gewest)

Art. 6. Wanneer de Regering of een gemeenteraad een bijkomend parkeerreglement vastlegt voor parkeerplaatsen met beperkte duur, betaalparkeerplaatsen en parkeren op plaatsen voorbehouden aan de houders van een gemeentelijke parkeerkaart, kan hij/zij voorzien in een parkeerheffing of -taks of parkeerheffingen bepalen in het kader van concessies of beheerscontracten betreffende het parkeren op de openbare weg, die toepasselijk zijn op motorvoertuigen, de aanhangwagens of bestanddelen ervan.
De in het eerste lid bedoelde bepaling is niet van toepassing op halfmaandelijks alternerend parkeren, noch op de beperking van langdurig parkeren.

c) Ordonnantie van 6 juli 2022 houdende organisatie van het parkeerbeleid en herdefiniëring van de opdrachten en beheerswijze van het Parkeeragentschap van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Art. 14. § 1. De regering bepaalt de maximale parkeertijd en in voorkomend geval, het bedrag van de retributie, vastgesteld op uurbasis, verschuldigd voor het parkeren in elke gereglementeerde zone, met uitzondering van de blauwe zone.
§ 3. In de blauwe zone is geen enkele retributie op uurbasis verschuldigd voor de duur van het toegelaten parkeren bij gebruik van een parkeerschijf in overeenstemming met artikel 27 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.

Art. 18. Met inachtneming van de regels bepaald bij het ministerieel besluit van 9 januari 2007 betreffende de gemeentelijke parkeerkaart worden vrijstellingskaarten uitgereikt aan:

    1. buurtbewoners voor de deelsector waar zij wonen;
    2. zorgverleners die dringende medische hulp verlenen;
    3. exploitanten van motorvoertuigen die bestemd zijn voor een systeem van deelvoertuigen;
    4. personen met een handicap.

Art. 19. § 1. De houders van een vrijstellingskaart bedoeld in artikel 18, lid 1, 2°, zijn zolang zij effectief medische hulp verstrekken niet onderworpen aan het verplichte gebruik van een parkeerschijf noch aan de betaling van welkdanige retributie ook bedoeld in artikel 14.
§ 2. De houders van een vrijstellingskaart bedoeld in artikel 18, lid 1, 4°, zijn niet onderworpen aan het verplichte gebruik van een parkeerschijf, noch aan de betaling van welkdanige retributie ook bedoeld in artikel 14, behalve indien de Regering dit uitdrukkelijk uitsluit voor een welbepaalde gereglementeerde zone.
De vrijstellingen bedoeld in het eerste lid gelden op voorwaarde dat een geldige parkeerkaart voor personen met een handicap is aangebracht op een zichtbare manier tegen de binnenkant en in het midden van de voorruit.
In de gemeenten die de controle- en inningsopdrachten hebben overgedragen overeenkomstig artikel 15, paragraaf 2, verzekert het Parkeeragentschap het daadwerkelijke genot van de in het eerste lid bedoelde vrijstellingen op grond van de volgende bijkomende digitale modaliteiten:

    1. de inschrijving van de nummerplaat van het voertuig in een gedigitaliseerde lijst van vrijgestelde voertuigen die het Parkeeragentschap bijhoudt;
    2. een kosteloos gedigitaliseerd parkeerrecht dat per parkeerbeurt van het voertuig kan worden verworven door middel van de parkeerautomaat;
    3. een kosteloos gedigitaliseerd parkeerrecht dat per parkeerbeurt van het voertuig kan worden verworven met de andere digitale middelen die het Parkeeragentschap ter beschikking stelt, zoals een app, een SMS of een webpagina;
    4. elke aanvullende modaliteit die door de Regering wordt aangenomen.
 

4. ADVIES

A. Wat betreft de geldigheidsduur van de parkeerkaart

Vroeger werden de kaarten afgeleverd voor een duur van maximum 10 jaar. De DG Personen met een handicap (DG HAN) ondervond destijds enorme problemen om het aantal aanvragen voor een hernieuwing binnen een redelijke termijn te behandelen. In 2005 heeft de NHRPH aanvaard dat de kaart voor onbeperkte duur wordt afgeleverd.

⇒ Concrete wens: de NHRPH stelt voor de geldigheidsduur van de kaart te beperken tot 5 jaar. Dit zou bijvoorbeeld het aantal keer dat de kaart door de familie van een overleden persoon wordt gebruikt, beperken. Voor personen die erkend worden voor onbepaalde duur of voor langer dan 5 jaar moet het initiatief voor de hernieuwing evenwel van de FOD Sociale Zekerheid komen. Het is niet de bedoeling een “non-take-up” te creëren. De FOD moet de procedure op zijn minst 6 maanden vóór het verstrijken van de geldigheid van de kaart lanceren om zeker ervan te zijn dat de rechthebbende de nieuwe kaart tijdig ontvangt. De geldigheidsdatum van de kaart moet zichtbaar zijn wanneer men de kaart achter de voorruit aanbrengt.

B. Wat betreft artikel 5 van het ministerieel besluit van 7 mei 1999

De kaart is strikt persoonlijk. Er wordt soms vastgesteld dat de persoon met een handicap niet in het voertuig zit wanneer de kaart wordt gebruikt. Het begrip overtreding moet worden genuanceerd ten opzichte van de concrete situatie: soms hebben familieleden of andere personen het voertuig verlaten net om de persoon met een handicap in het ziekenhuis, het dagcentrum, … te gaan halen; soms stapt de bestuurder uit het voertuig om de persoon met een handicap tot aan de deur te begeleiden; of soms voert de bestuurder verrichtingen uit voor de persoon met een handicap, zonder dat hij/zij nog in het voertuig aanwezig is. In al deze gevallen is een beoordelingsmarge wenselijk. In alle andere gevallen is vastberadenheid geboden.

⇒ Concrete wens: artikel 5 van het ministerieel besluit bepaalt dat “… de kaart kan worden ingehouden door een bevoegd agent …”. De NHRPH zou willen dat de tekst voorziet in het woord “moet”. Het motief voor de inhouding van de kaart moet duidelijk in het dossier van de persoon worden vermeld. In geval van inhouding is een hernieuwing mogelijk na 6 maanden opschorting. De informatie tussen de verbaliserende agenten en de cel fraude van de DG HAN moet snel worden uitgewisseld, zodat de hernieuwing wordt beperkt tot de strikte gevallen van verlies of onverwachte beschadiging.

C. Wat betreft het tekort aan voorbehouden plaatsen voor de houders van de parkeerkaart

Er zijn te weinig voorbehouden plaatsen voor de houders van de parkeerkaart. De gemeenten weigeren soms extra plaatsen te voorzien, terwijl de vraag groot is.

⇒ Concrete wens: De NHRPH is er zich van bewust dat het een federaal adviesorgaan is zonder bevoegdheid op gemeentelijk niveau. Het lijkt hem evenwel belangrijk, rekening houdend met het belang van de uitdaging om eraan te herinneren dat er vooral voorbehouden plaatsen moeten bijkomen waar er een grote vraag is. Vooral in de buurt van winkels, apothekers, medische centra, rusthuizen, instellingen voor personen met een handicap, … moeten nieuwe plaatsen worden gecreëerd. Die verwachting komt overigens volledig overeen met wat artikel 20 van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap bepaalt: “De Staten die Partij zijn nemen alle doeltreffende maatregelen om de persoonlijke mobiliteit van personen met een handicap met de grootst mogelijke mate van zelfstandigheid te waarborgen.”

D. Wat betreft het gebruik van valse parkeerkaarten

Het lijdt geen twijfel dat er valse parkeerkaarten worden gebruikt. Dit misbruik en frauduleus gebruik vallen onder de delicten vervalsing en gebruik van vervalsingen. Wettelijk kunnen de overtreders een boete van € 75 000 en 5 jaar gevangenisstraf krijgen.

⇒ Concrete wens: de NHRPH vraagt dat de sancties werkelijk worden toegepast.

E. Wat betreft de parkeerretributies

De parkeerkaart vormt, voor personen met een handicap van wie de verplaatsingsmoeilijkheden werden aangetoond door de DG HAN, een gedeeltelijk antwoord van de Staat op een weinig toegankelijke omgeving, zowel op het niveau van het vervoer als wat betreft de infrastructuur. De meerkosten verbonden aan het systematisch een beroep doen op een auto of een taxi zijn enorm. Niet voor de parkeerplaats moeten betalen is een heel bescheiden compensatie! Personen met een handicap zijn hebben vaak een laag inkomen. In de meeste gemeenten is parkeren gratis voor voertuigen die worden gebruikt door een houder van de parkeerkaart. In sommige gemeenten is parkeren evenwel betalend. Sommige gemeenten kennen de vrijstelling van de parkeerretributies enkel toe voor voorbehouden plaatsen. Sommige gemeenten eisen voorafgaande formaliteiten - Zie in Brussel.

Het is dus voor de houders van parkeerkaarten moeilijk geworden om te weten in welke gemeente ze moeten betalen en wat de voorwaarden voor het gebruik van de kaart zijn. Gedurende enkele jaren heeft de Directie-generaal Personen met een handicap (DG HAN) enquêtes afgenomen bij de gemeenten om te weten of parkeren er betalend was en of de gemeenten de houders van de kaart vrijstelden van betaling: een lijst op de website van de DG HAN verduidelijkt de situatie in de gemeenten. Deze dienstverlening wordt al jaren niet meer gewaarborgd, aangezien de DG HAN zich opnieuw heeft toegespitst op haar voornaamste bevoegdheden.

Ander probleem: personen met een handicap hebben de NHRPH meegedeeld dat zij, in de blauwe zone, een bekeuring hebben gekregen, omdat zij enkel hun parkeerkaart achter de voorruit hadden geplaatst. De motivatie was dat zij, naast de kaart, niet de parkeerschijf hadden geplaatst. Dit gaat helemaal in tegen artikel 27.4.2. van de Wegcode die bepaalt dat de speciale parkeerkaart de parkeerschijf vervangt wanneer het gebruik daarvan verplicht is.

Al deze vaststellingen wijzen op een echte rechtsonzekerheid.

⇒ Concrete wens: de IMC (Interministeriële conferentie) “Handicap” zou het probleem moeten bespreken en regelen via haar werkgroep “mobiliteit”. De NHRPH vraagt dat serieus wordt overwogen dat de Gewesten regels opstellen en daarbij voorzien dat de gemeenten de houders van de parkeerkaart ambtshalve vrijstellen van het betalen van de parkeerretributies.

⇒ Concrete wens: aanpassing van de Wegcode. Momenteel is artikel 27 niet duidelijk, wat de rechtszekerheid als principe van behoorlijk bestuur op het spel zet.

Er zijn twee uitzonderingen:

    1. in paragraaf 3, wat betreft de parkeermeters en parkeerautomaten;
    2. in paragraaf 4, wat betreft de parkeerkaarten voor personen met een handicap.

Normaal gesproken zou paragraaf 4 een uitzondering op paragraaf 3 moeten zijn, wat de intentie van de wetgever lijkt te zijn geweest. Personen met een handicap kunnen onbeperkt “in de blauwe zone” parkeren. (De kosteloosheid lijkt hier noodzakelijk). De huidige interpretatie is evenwel dat de personen met een speciale parkeerkaart ook de regels van de parkeermeters moeten naleven.

Meer in het bijzonder moet artikel 27 worden verduidelijkt:
OFWEL is de parkeerkaart een uitzondering op de regels van de parkeermeters en parkeerautomaten, en bijgevolg kunnen personen met speciale parkeerkaarten gratis en onbeperkt in de tijd in de blauwe zone parkeren,
OFWEL is de parkeerautomaat een uitzondering in de blauwe zone voor iedereen. In dat geval moet de uitdrukking “onbeperkt in de tijd parkeren” worden geschrapt uit de juridische tekst, ofwel moet worden toegelicht hoe dit in dat geval zit met de betaling.

F. Probleem met de scan cars

De NHRPH is op de hoogte van besprekingen die over de scan cars aan de gang zijn tussen Minister Karine Lalieux en de Gewesten. De NHRPH maakt zich zorgen, want er is geen feedback meer sinds het najaar van 2022. Ondertussen worden personen met een handicap zeer regelmatig beboet in het hele land en moeten ze zware en herhaaldelijke procedures volgen.

⇒ Concrete wens: de NHRPH herinnert aan zijn adviezen 2020-04, 2021-32 en 2022-19 en verwacht dringend feedback over de stand van zaken van het dossier.