Ga naar de inhoud

Advies 2023/25

 

Advies nr. 2023/25 van de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap (NHRPH) over het voorontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van de inkomsten die in aanmerking kunnen worden genomen voor de berekening van de vergoeding van de bewindvoerders alsook van de kosten die als uitzonderlijk en de ambtsverrichtingen die als buitengewoon kunnen worden beschouwd, uitgebracht tijdens de plenaire vergadering van 16/10/2023.

Advies uitgebracht op verzoek van de heer Vincent Van Quickenborne, Vice-eersteminister en Minister van Justitie en Noordzee, gevraagd in zijn e-mail van 25 september 2023.

 

1. ADVIES BESTEMD

  • Voor opvolging aan de heer Vincent Van Quickenborne, Vice-eersteminister en Minister van Justitie en Noordzee
  • Ter informatie aan de leden van de commissie Justitie van de Kamer van Volksvertegenwoordigers
  • Ter informatie aan mevrouw Karine Lalieux, Minister van Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, belast met Personen met een Handicap, Armoedebestrijding en Beliris
  • Ter informatie aan Unia
  • Ter informatie aan het UNCRPD-coördinatiemechanisme
  • Ter informatie aan de federale ombudsman
 

2. ONDERWERP

Een voorontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van de inkomsten die in aanmerking kunnen worden genomen voor de berekening van de vergoeding van de bewindvoerders alsook van de kosten die als uitzonderlijk en de ambtsverrichtingen die als buitengewoon kunnen worden beschouwd, werd de NHRPH voor advies voorgelegd. Dit voorontwerp van koninklijk besluit ligt in de lijn van de uitvoering van artikel 497/5, § 1, van het oud Burgerlijk Wetboek.

 

3. ANALYSE

A. Artikel 497/5, § 1 van het oud Burgerlijk Wetboek

Artikel 497/5, eerste lid van het oud Burgerlijk Wetboek is momenteel als volgt opgesteld: Na onderzoek van het verslag bedoeld in de artikelen 498/3, 498/4, 499/14 of 499/17, overeenkomstig artikel 497/8, en de goedkeuring ervan kan de vrederechter de bewindvoerder, bij een met redenen omklede beslissing, een bezoldiging toekennen waarvan het bedrag niet hoger mag zijn dan drie procent van de inkomsten van de beschermde persoon. De vrederechter houdt bij de begroting van de bezoldiging rekening met de aard, de samenstelling en omvang van het beheerde vermogen, alsook met de aard, complexiteit en omvang van de door de bewindvoerder geleverde prestaties. Indien de bewindvoerder over de persoon niet werd aangesteld tot bewindvoerder over de goederen bepaalt de vrederechter welk aandeel in de bezoldiging elk van beiden ontvangt. De Koning kan de inkomsten bepalen die als basis dienen voor de begroting van de bezoldiging.

Dit artikel wordt momenteel in de Kamer van Volksvertegenwoordigers herzien. In het wetsontwerp betreffende het statuut van bewindvoerder over een beschermde persoon vermeldt artikel 9 het volgende:

a) het eerste tot het vijfde lid worden vervangen als volgt:

Ҥ 1. Na onderzoek van het verslag bedoeld in de artikelen 498/3, 498/4, 499/14 of 499/17, overeenkomstig artikel 497/8, en de goedkeuring ervan, kan de vrederechter de bewindvoerder, op basis van een bijzonder gemotiveerd verzoekschrift, bij een met bijzondere redenen omklede beslissing, een forfaitaire vergoeding toekennen voor de door hem geleverde prestaties en gemaakte kosten in het kader van het dagelijks beheer van het vermogen van de beschermde persoon.
(… )”

Over de wijziging van dit artikel handelt advies 2023/27 van de NHRPH.

B. Voorontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van de inkomsten die in aanmerking kunnen worden genomen voor de berekening van de vergoeding van de bewindvoerders alsook van de kosten en de ambtsverrichtingen

Verschillende gelijkaardige voorontwerpen van koninklijk besluit werden de NHRPH reeds voorgelegd. Het laatste advies van de NHRPH uitgebracht over dit onderwerp is advies 2022/08.

Het voorontwerp waarover dit advies gaat, bepaalt met name het volgende:

Art. 1. § 1. De inkomsten van de beschermde persoon die als berekeningsbasis dienen voor het forfait bedoeld in artikel 497/5, § 1, van het oud Burgerlijk Wetboek zijn de netto inkomsten van de beschermde persoon, zoals:

(….)

7° de persoonlijke onderhoudsuitkeringen, onderhoudsuitkering voor de kinderen en het vrij besteedbaar gedeelte van de tegemoetkomingen voor personen met een handicap;

(…)

11° de kinder- of wezenbijslag van de beschermde persoon zelf en van zijn kinderen alsook de onderhoudsbijdragen bedoeld in artikel 203 van het oud Burgerlijk Wetboek;

14° de integratietegemoetkoming en de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden;

15° de uitkeringen van een zorgverzekering.

§ 2. Volgende inkomsten komen niet in aanmerking als berekeningsbasis voor het forfait:

(…)

11°     de uitkeringen aan personen met een handicap met het oog op het betalen van extra ondersteuningsnoden, met uitzondering van vrij te besteden uitkeringen.

Art. 2. § 1. Volgende ambtsverrichtingen van de bewindvoerder worden als buitengewoon beschouwd:

1° het indienen van een verzoekschrift tot machtiging bij de vrederechter overeenkomstig artikel 499/7 van het oud Burgerlijk Wetboek of de bepalingen in bijzondere wetten en, in voorkomend geval, het  bijwonen van een zitting over dergelijk verzoekschrift en het uitvoeren van de verleende machtiging;

(…)

5° het voeren van een administratieve procedure en het aanvragen van vergunningen;

(…)

11°     een inhoudelijk overleg over het bewindsdossier met het zorgteam van de beschermde persoon, of met derden, met uitzondering van één overleg per jaar;

(…)

 

4. ADVIES

A. Wat betreft het hele voorontwerp van koninklijk besluit

Ten opzichte van het vorige ontwerp (zie advies 2022/08) stelt de NHRPH vast dat de inkomensbasis groter is geworden: bijvoorbeeld, de integratietegemoetkoming (IT) en de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden waren expliciet uitgesloten van de inkomensbasis. In het huidige ontwerp worden ze expliciet opgenomen. De NHRPH is van oordeel dat dit totaal onaanvaardbaar is. Dit geldt niet enkel voor de integratietegemoetkoming en de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden, maar ook voor de andere in punt B opgenomen uitkeringen.

Het gaat ook in tegen het rechtszekerheidsbeginsel en de legitieme verwachtingen van de begunstigden van de integratietegemoetkoming en de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden: voor de begunstigden moeten hun rechten duidelijk zijn. Ze moeten er ook zeker van kunnen zijn dat de regering niet onophoudelijk terugkomt op de kwalificatie van de integratietegemoetkoming en de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden.

De NHRPH trekt aan de alarmbel. De NHRPH zal overigens een persbericht met daarin de krachtlijnen van dit advies publiceren.

⇒ De NHRPH eist dat het ontwerp van koninklijk besluit wordt aangepast in functie van de opgenomen overwegingen in punt 4.B. en 4.C. 
⇒ De NHRPH vraagt ook dat een gesprek plaatsheeft tussen de vertegenwoordigers van de NHRPH en de Minister van Justitie.

B. Wat betreft de inkomsten van de beschermde persoon die als berekeningsbasis dienen voor het forfait

  • De persoonlijke onderhoudsuitkeringen, onderhoudsuitkering voor de kinderen en het vrij besteedbaar gedeelte van de tegemoetkomingen voor personen met een handicap (artikel 1, § 1, 7°)

Het onderhoudsgeld voor de kinderen is geen inkomen voor de beschermde persoon, maar wel een inkomen voor de kinderen. Dit kan dus in geen geval in aanmerking worden genomen.

Het vrij besteedbaar gedeelte van de tegemoetkomingen voor personen met een handicap dient om de kosten ingevolge de handicap te compenseren. Het mag niet worden gelijkgesteld met inkomsten uit arbeid of met een vervangingsinkomen.

⇒ De NHRPH eist dat de onderhoudsuitkering voor de kinderen en het vrij besteedbaar gedeelte van de tegemoetkomingen uit de lijst worden geschrapt.

  • De kinder- of wezenbijslag van de beschermde persoon zelf en van zijn kinderen alsook de onderhoudsbijdragen bedoeld in artikel 203 van het oud Burgerlijk Wetboek (artikel 1, § 1, 11°)

Ook hier vormt de kinderbijslag van de kinderen van de beschermde persoon geen inkomen voor de beschermde persoon, maar voor zijn kinderen.

Evenzo zijn de renten bedoeld bij artikel 203 van het oud Burgerlijk Wetboek bestemd voor de kinderen

Artikel 203 § 1. Elke ouder draagt bij in de kosten die voortvloeien uit de bij artikel 203, § 1, bepaalde verplichting, in verhouding tot zijn respectieve aandeel in de samengevoegde middelen.
§ 2. Onverminderd de rechten van het kind, kan elk van de ouders van de andere oudere diens bijdrage vorderen in de kosten voortvloeiende uit artikel 203, § 1.

⇒ De NHRPH eist dat deze tegemoetkomingen en deze renten uit de lijst worden geschrapt.

  • De integratietegemoetkoming (IT) en de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (THAB) (artikel 1, § 1, 14°)

Deze tegemoetkomingen zijn bestemd voor het compenseren van de kosten ingevolge het gebrek aan of de vermindering van de zelfredzaamheid. Zij kunnen dus niet worden gelijkgesteld met een vervangingsinkomen.

In een vraag gesteld op 14 februari 2002 aan de minister van Sociale Zaken en Pensioenen, de heer Van Quickenborne, destijds Senator, bevestigde laatstgenoemde het volgende:

Merk wel op dat de inkomensvervangende tegemoetkoming (IVT) een bijstandsuitkering is voor wie geen andere bestaansmiddelen heeft. In tegenstelling tot wat het geval is met de integratietegemoetkoming (IT), wat een vorm van kostenvergoeding is, mag men hier dus niet al te ver gaan in het laten cumuleren van inkomsten. (Vraag nr. 1896 van de heer Van Quickenborne van 14 februari 2002 (herinnering van 23 oktober 2002)).

⇒ De NHRPH eist dat de IT en de THAB uit de lijst worden geschrapt.

  • De uitkeringen van een zorgverzekering (artikel 1, § 1, 15°)

De NHRPH veronderstelt dat het hier gaat om uitkeringen die worden gestort in het kader van een aanvullende verzekering of een hospitalisatieverzekering, aangezien de terugbetalingen van geneeskundige verstrekkingen door het ziekenfonds zijn opgenomen in de lijst met inkomsten die niet in aanmerking worden genomen. Net als de terugbetalingen van het ziekenfonds gaat het echter wel degelijk om terugbetalingen inzake geneeskundige verzorging. Bovendien betaalt de persoon een bijdrage om hierop recht te hebben.

⇒ De NHRPH eist dat deze uitkeringen uit de lijst met in aanmerking te nemen inkomsten wordt geschrapt. 

  • De inkomsten die niet in aanmerking komen als berekeningsbasis voor het forfait: de uitkeringen aan personen met een handicap met het oog op het betalen van extra ondersteuningsnoden, met uitzondering van vrij te besteden uitkeringen (artikel 1, § 2, 11°)

De NHRPH is van oordeel dat er geen coherentie is met artikel 1, 14°: waarom houdt men dan rekening met de IT en de THAB? Wat verstaat men onder vrij besteedbaar gedeelte?

Algemeen genomen begrijpt de NHRPH deze stap achteruit ten opzichte van het vorige voorstel niet. De middelen die in aanmerking worden genomen zijn al zulke lage bedragen, waarmee personen hooguit kunnen overleven. Hoe is het dan denkbaar dat het budget van personen, die bovendien vaak geen andere keuze hebben dan zich te laten bijstaan door een familiale bewindvoerder, nog eens extra wordt belast? De NHRPH herhaalt nadrukkelijk zijn idee om deze kosten door de gemeenschap te laten dragen (zie advies 2023-27).

C. Wat betreft de buitengewone ambtsverrichtingen

  • Het indienen van een verzoekschrift bij de vrederechter overeenkomstig artikel 499/7 van het oud Burgerlijk Wetboek of de bepalingen in bijzondere wetten en, in voorkomend geval, het bijwonen van een zitting en het uitvoeren van de verleende machtiging (artikel 2, § 1, 1°)

De NHRPH is van oordeel dat dit artikel in de voorliggende vorm voor interpretatie vatbaar is. Gaat het om de volgende handelingen:

    • juridische stappen ondernemen (behalve voor een huuraangelegenheid, aangelegenheid inzake sociale zekerheid of als burgerlijke partij);
    • roerende en onroerende goederen verkopen;
    • een gebouw kopen;
    • leningen aangaan en hypotheken toestaan;
    • inwilligen van een verzoek met betrekking tot onroerende rechten;
    • afstand doen van een nalatenschap of een legaat of deze aanvaarden met voorrecht van boedelbeschrijving;
    • een schenking of legaat op individuele basis aanvaarden;
    • ondertekenen of verlengen van een commerciële huurovereenkomst;
      (…)?

⇒ De NHRPH vraagt ophelderingen over de draagwijdte van dit artikel: welke handelingen worden precies bedoeld?

  • Het voeren van een administratieve procedure en het aanvragen van vergunningen (artikel 2, § 1, 5°)

De NHRPH is van mening dat het over heel wat handelingen  kan gaan en heel wat domeinen kan betreffen. Over welke handelingen heeft men het juist? Een eerste aanvraag voor tegemoetkoming? Een aanvraag tot herziening omdat de persoon van gezinscategorie verandert? Een aanvraag voor een parkeerkaart? Een aanvraag tot verkrijging van een sociaal tarief? Een aanvraag voor een vergunning met de inhoud van een e-mail van 5 regels of een in te vullen elektronisch formulier van 2 pagina’s? Een abonnement nemen op een tijdschrift op internet, … ? Bovendien moet op sommige gebieden regelmatig dezelfde aanvraag worden ingediend (bijvoorbeeld machtiging voor een verhoogde terugbetaling van geneeskundige verzorging). Indien de persoon niet over een minimale zelfredzaamheid beschikt om zijn administratieve situatie te beheren, kan hij/zij worden blootgesteld aan heel wat “administratieve procedures en aanvragen van vergunningen” met als gevolg dat ze enorm veel “buitengewone ambtsverrichtingen” moeten betalen.

⇒ De NHRPH vraagt dat deze handelingen in verband met een administratieve procedure en met aanvragen van vergunningen uit de lijst met buitengewone ambtsverrichtingen worden geschrapt. Zij moeten worden opgenomen in het forfait dat is voorzien in het wetsontwerp betreffende het statuut van bewindvoerder over een beschermde persoon.

  • Een inhoudelijk overleg over het bewindsdossier met het zorgteam van de beschermde persoon, of met derden, met uitzondering van één overleg per jaar (artikel 2, § 1, 11°)

⇒ De NHRPH is van mening dat één overleg per jaar absoluut onvoldoende is.

  • Beheer en opvolging van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap-budget (13°)

De NHRPH is van oordeel dat de formulering vaag is en de inning van de kosten die worden gemaakt in het kader van buitengewone ambtsverrichtingen automatisch maakt, terwijl het toch redelijk lijkt dat dit dagelijks beheer moet worden opgenomen in het forfait dat is voorzien in het wetsontwerp betreffende het statuut van bewindvoerder over een beschermde persoon. Deze maatregel is overigens discriminerend, aangezien hij niet van toepassing is op de Brusselse en Waalse houders van het persoonsgebonden assistentiebudget.

⇒ De NHRPH eist dat het beheer en de opvolging van het budget van het VAPH valt onder het forfait dat is voorzien in het wetsontwerp betreffende het statuut van bewindvoerder over een beschermde persoon.

  • De uitzonderlijke kosten, gemaakt in het kader van het dagelijks beheer of de buitengewone ambtsverrichtingen (17° wat 18° zou moeten zijn)

Worden als uitzonderlijk beschouwd in de zin van paragraaf 1, 17°: de kosten die significant hoger zijn dan het normaal te verwachten bedrag voor de uitvoering van de handeling waarop ze betrekking hebben. … De uitzonderlijke kosten van meer dan 500 € kunnen alleen worden terugbetaald indien hiertoe een voorafgaande rechterlijke machtiging werd verkregen. 

⇒ De NHRPH is van oordeel dat dit artikel ook vatbaar is voor interpretatie. Wat bedoelt men precies? Betekent dit dat dergelijke kosten lager dan € 500 automatisch worden terugbetaald zonder voorafgaande machtiging? Het maximumbedrag lijkt hoog, vooral wanneer het gaat om personen die onder de armoededrempel leven.

  • De in paragraaf 1 bedoelde lijst van buitengewone ambtsverrichtingen is niet-limitatief (artikel 2, § 3)

Afgezien van de terminologie moet rekening worden gehouden met het belang van het werk van de bewindvoerder. Een limitatieve lijst als bedoeld in artikel 2, § 1 is ruim voldoende.

⇒ De NHRPH vraagt dat deze paragraaf wordt geschrapt.