Ga naar de inhoud

Advies 2021/34


Advies nr. 2021/34 van de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap (NHRPH) over het federaal plan tegen armoede en ongelijkheid 2021-2024, uitgebracht tijdens de plenaire vergadering van 18/10/2021.

Advies uitgebracht op initiatief van de NHRPH.

1. ONDERWERP

De Minister van Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, belast met Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris stelt een federaal plan tegen armoede en ongelijkheid op voor de periode 2021-2024.

2. ANALYSE

Op voorstel van de Minister van Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, belast met Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris, mevrouw Karin Lalieux, is de Ministerraad op 16 juli 2021 principieel akkoord gegaan met de strategie voor de uitwerking van het federaal plan tegen armoede en ongelijkheid.

Het plan zal worden opgebouwd rond vier hoofdlijnen:

  • Armoede voorkomen en vroegtijdig opsporen: het is belangrijk dat situaties waarbij personen in armoede dreigen te belanden zo vroeg mogelijk worden opgespoord en op gepaste wijze aangepakt.
  • Inzetten op duurzame tewerkstelling als essentiële hefboom in de strijd tegen armoede, en een waardig leven garanderen door toegang tot sociale bescherming te bieden: er moet actie worden ondernomen om voor iedereen menswaardige omstandigheden te verzekeren, met name op de arbeidsmarkt, of door de gewaarborgde toegang tot sociale uitkeringen.
  • De emancipatie en inclusie van iedereen in een veranderende samenleving waarborgen, in overeenstemming met artikel 23 van de Belgische Grondwet, dat een reeks basisrechten opsomt: recht op huisvesting, recht op juridische bijstand, recht op gezondheid, …
  • Op een niveau dat het nationale overstijgt: de Europese sociale agenda beïnvloeden en bouwen aan een solidaire wereld, omdat armoede een gezamenlijke aanpak op Europees en internationaal niveau vereist.

Naast deze vier hoofdlijnen zal ook rekening worden gehouden met vier transversale prioriteiten:

  • Rekening houden met de genderkwestie in het beleid tegen armoede, zodat betere oplossingen tegen armoede bij vrouwen kunnen worden voorgesteld
  • Het programma tegen kinderarmoede integreren in het plan
  • Het plan uitwerken in samenwerking met de armoedeverenigingen, om vervolgens actieplannen te kunnen uitstippelen die de doelgroep en hun specifieke situatie centraal stellen
  • De blijvende ambitie van de regering om armoede duurzaam aan te pakken wettelijk verankeren door een wetsontwerp in te dienen dat voor elke legislatuur de opmaak van een federaal plan armoedebestrijding vastlegt

De Ministerraad heeft de Minister belast met Armoedebestrijding de opdracht gegeven om, in samenwerking met de bevoegde ministers en staatssecretarissen, concrete acties uit te werken in het kader van het federaal plan voor armoedebestrijding en dit plan ter goedkeuring voor te leggen aan de Ministerraad.
De Ministerraad vraagt de Minister ook om de organisaties die personen in armoede vertegenwoordigen, het Steunpunt tot bestrijding van armoede en de OCMW-federaties actief bij de uitwerking van het plan te betrekken.
Alle ministers en staatssecretarissen moeten binnen hun beleidscel een medewerker aanduiden als politiek contactpersoon die moet opvolgen of rekening wordt gehouden met de armoededimensie bij het ontwerp en de uitvoering van hun beleid. Ze moeten hun departement ook de opdracht geven de voorstellen uit te werken die onder hun bevoegdheid vallen, onder coördinatie van de Minister belast met Armoedebestrijding.

3. ADVIES

Vanuit het oogpunt van de levensomstandigheden van personen met een handicap (PMH) zijn verschillende acties nodig. In het verleden heeft de NHRPH al adviezen uitgebracht in het kader van de armoedebestrijding. De vaststellingen van de laatste jaren gelden nu meer dan ooit en de adviezen zijn nog steeds relevant. Handicap leidt tot armoede en omgekeerd genereert armoede ziekte en handicap (zie adviezen 2016-092016-062012-05). De NHRPH herinnert aan zijn algemene aanbevelingen, opgenomen in de bundel Handicap en armoede in België (2019). De NHRPH herinnert er ook aan dat het overleg met de verenigingen die armoede bestrijden op een gestructureerde en ruim participatieve manier moet gebeuren via het platform Armoede en dat het federale actieplan een echt plan moet zijn met middelen en indicatoren, en geen inventaris van maatregelen uit het verleden.

Het is uiteraard ook nodig dat de acties van het Federaal Plan Handicap (zie advies 2021-25) en van het Plan voor herstel en veerkracht (zie advies 2021-09) op elkaar aansluiten.

De NHRPH zou graag bepaalde nodige acties willen benadrukken:

  • Verdere verhoging van de sociale minima tot en boven de armoedegrens; op zijn minst moeten de COVID-premies worden omgezet in structurele verhogingen van de sociale uitkeringen
  • Hervorming van de wet van 27 februari 1987 die noch tewerkstelling, noch inclusie bevordert
  • Erkenning van de rechten van personen op basis van hun inkomen en niet alleen op basis van een statuut. (bijv.: de COVID-premies waren beperkt tot bepaalde categorieën uitkeringsgerechtigden met een specifiek statuut, terwijl andere personen in het kader van andere stelsels een even laag inkomen hadden)
  • De personen die sowieso nooit zullen kunnen werken wegens hun handicap of ziekte niet benadelen
  • De statuten van de rechten herzien in het licht van nieuwe samenlevingsvormen
  • Het activeringsbeleid moet gericht zijn op het wegwerken van de belemmeringen voor duurzame en kwaliteitsvolle tewerkstelling: ongeschikte arbeidsomstandigheden, versnippering van bevoegdheden, onvoldoende toegankelijke omgeving (onvoldoende openbaar vervoer en opleiding voor PMH, enz.).
  • Toepassing van de wet-Peeters “positieve acties” voor PMH m.b.t. tewerkstelling in de privésector
  • Naleven van de tewerkstellingsquota in overheidsdiensten
  • Versterken van de toegang tot hernieuwbare energie en fiscale premies, ook voor niet-belastingplichtige PMH en voor PMH die huurder zijn
  • Voorzien in alternatieven voor diensten die enkel digitaal toegankelijk zijn
  • De strijd tegen de non take-up moet gepaard gaan met zeer duidelijke alternatieven voor de digitalisering: fundamenteel moeten er meer maatschappelijk assistenten komen in alle federale departementen.
  • In alle departementen moeten eensluidende statistieken worden opgesteld, ook vanuit het oogpunt van PMH. De behoeften van PMH moeten in kaart worden gebracht.
  • Collectieve ondersteunings- en verzorgingsdiensten moeten toegankelijk zijn voor PMH. Wanneer deze collectieve diensten ontbreken, moeten de gespecialiseerde diensten financieel toegankelijk zijn.
  • De wachtlijsten voor verzorging worden steeds langer en sommige patiënten hebben geen toegang tot multidisciplinaire therapieën in revalidatiecentra. De terugbetalingen voor verzorging moeten ook worden uitgebreid en aangepast aan de noden van de patiënten.
  • De nomenclatuur is ook een probleem. Bijvoorbeeld: een terugbetaling van logopediekosten voor kinderen met een laag IQ of voor alzheimerpatiënten moet voorzien worden.
  • Mantelzorgers van PMH moeten een sociaal en fiscaal statuut krijgen en hun sociale zekerheid op korte en lange termijn behouden.
  • Privédiensten van openbaar nut moeten ook acties uitwerken voor een betere toegang tot hun producten (COMEOS, Febelfin, enz.).
  • De interministeriële conferenties ‘handicap’ en ‘armoede’ moeten zo snel mogelijk worden hervat, want er zijn maatregelen nodig op elk bevoegdheidsniveau en op elk levensdomein: onderwijs, huisvesting, vervoer, tewerkstelling enz.
  • De btw op verzorgingsmateriaal, technische hulpmiddelen en aanpassingen aan woningen tot 6% moet worden verlaagd.


4. ADVIES BESTEMD

  • Voor opvolging aan mevrouw Karine Lalieux, Minister van Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, belast met Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris
  • Ter informatie aan de heer Alexander De Croo, Eerste Minister
  • Ter informatie aan Unia
  • Ter informatie aan het UNCRPD-coördinatiemechanisme
  • Ter informatie aan de federale ombudsman