Ga naar de inhoud

Advies 2018/12

NHP 2018

Advies nr. 2018/12 van de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap (NHRPH) over de voorbereiding van het Nationaal Hervormingsprogramma 2018, geformuleerd tijdens zijn plenaire zitting van 19 februari 2018.

 

Aanvrager

Advies verstrekt op initiatief van de NHRPH

 

Onderwerp

In het kader van de Europese Economische Strategie van Lissabon moet elke lidstaat jaarlijks bij de Europese Unie een inventaris indienen van de verwezenlijkingen en projecten die tegemoetkomen aan de aanbevelingen van de Europese Unie ("Nationaal Hervormingsplan" - NHP).

Op 11 juli 2017 bezorgde de Raad van de Europese Unie België zijn aanbevelingen over het Nationaal Hervormingsprogramma van België voor 2017 en zijn advies over het stabiliteitsprogramma van België: http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:32017H0809(01)&from=EN.

De Europese Commissie heeft België een verslag bezorgd met een evaluatie van de ontwikkelingen in de Belgische economie https://ec.europa.eu/info/sites/info/files/2017-european-semester-country-report-belgium-nl.pdf  (zie in het bijzonder p. 31 tot 40, luik Arbeidsmarkt, onderwijs en sociaal beleid)

In zijn NHP 2018 zal België op deze twee Europese documenten reageren door verslag te doen van zijn verwezenlijkingen. Op haar beurt zal de Commissie op basis van het door België ingediende NHP 2018 aanbevelingen formuleren voor de periode 2018-2019.

 

Analyse

Het tijdschema voor de activiteiten bepaalt dat het NHP 2018 van België uiterlijk op 30 april moet worden ingediend. Aangezien de NHRPH niet zeker weet of zijn advies zal worden gevraagd en gezien de beperkte consultatietermijnen, neemt de Raad het initiatief om nu een advies uit te brengen.

Onderstaand advies is gebaseerd op de aanbevelingen van de Raad van de Europese Unie, het verslag van de Europese Commissie en de bevindingen van de NHRPH sinds de vorige adviezen. Zie adviezen 2015-17, 2016-07, 2017-04 

De Raad van de Europese Unie stelde op 11 juli 2017 het volgende:

  1. de overheidsinvesteringen staan op een erg laag niveau volgens Europese normen, vooral in verhouding tot de totale overheidsuitgaven. Niet alleen is de openbare kapitaalvoorraad laag, ook de kwaliteit van de openbare infrastructuur is achteruitgegaan.  (…);
  2.  België heeft aanzienlijke vooruitgang geboekt met het hervormen van zijn loonvormingsstelsel.  (…) ;
  3. Er is enige voortgang gemaakt met betrekking tot de werking van de arbeidsmarkt. Een hogere pensioenleeftijd en verdere beperkingen van het vervroegd pensioen moedigen ouderen aan om aan het werk te blijven of weer aan het werk te gaan.  (…) De banencreatie was robuust (…). Toch blijven er een aantal structurele tekortkomingen bestaan. Het aandeel personen dat de overgang van werkloosheid of inactiviteit naar werk maakt, is laag en de totale arbeidsparticipatie wordt nog steeds gedrukt door de zwakke prestatie van bepaalde groepen. Daartoe behoren laaggeschoolden (…);
  4. Er is enige vooruitgang geboekt bij onderwijs- en opleidingshervormingen ter verbetering van de kansengelijkheid, kerncompetenties en de kwaliteit van het onderwijs. Ondanks goede gemiddelde prestaties in vergelijking met andere landen is het aandeel toppresteerders onder 15-jarigen echter geslonken, terwijl het percentage onderpresteerders toenam.  (...)

De Raad van de EU heeft geadviseerd dat België zich er tijdens de periode 2017-2018 toe zou verbinden:

  1. Een aanzienlijke begrotingsinspanning leveren in 2018 (…) waarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak van het versterken van het huidige herstel en van het waarborgen van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën van België (…);
  2. Ervoor zorgen dat de meest achtergestelde groepen, met inbegrip van mensen met een migratieachtergrond, gelijke kansen hebben op toegang tot kwaliteitsonderwijs, beroepsopleidingen en de arbeidsmarkt.
  3. Investeringen in op kennis gebaseerd kapitaal bevorderen, met name door maatregelen te nemen om de toepassing van digitale technologieën en de verspreiding van innovatie te verhogen. De concurrentie verhogen op de markten voor professionele diensten en in de detailhandel, en de marktmechanismen in de netwerkindustrieën verbeteren. 

De Europese Commissie heeft er in haar verslag van 1 maart op gewezen dat er vooruitgang is geboekt, maar dat er ook nog tal van uitdagingen zijn. De NHRPH wijst in het bijzonder op de aspecten die in het bijzonder personen met een handicap betreffen:

  • De arbeidsparticipatie in de zwakste groepen (…) met name laaggeschoolden,
  • Onderwijsongelijkheid vormt een belangrijke uitdaging
  • Onvoldoende investeringen in infrastructuur, met name in (…) onderwijs en vervoer, en een laag niveau van overheidsinvesteringen in het algemeen beperken de productiviteitsgroei;
  • Een relatief groot deel van de bevolking in de beroepsactieve leeftijd werkt niet. Werkloosheid en verschillende types inactiviteit komen voornamelijk voor bij specifieke groepen zoals laaggeschoolde jongeren, ouderen;
  • Behalve aan het niveau van de kwalificaties is inactiviteit ook sterk gekoppeld aan leeftijd, geslacht en migratieachtergrond (ten opzichte van autochtonen). Voor jongeren (onder 24 jaar) valt inactiviteit vooral te verklaren door onderwijs en opleiding. Voor ouderen is pensionering de belangrijkste reden. Verantwoordelijkheden op het vlak van gezin en zorg zijn belangrijke verklaringen voor vrouwen, maar niet voor mannen. Bovendien worden ziekte en invaliditeit voor arbeidskrachten in de meest actieve leeftijdsgroep steeds belangrijker als reden voor inactiviteit;
  • De Belgische arbeidsmarkt wordt gekenmerkt door grote verschillen in vraag en aanbod van vaardigheden; België kent een relatief groot percentage voortijdige schoolverlaters (…) en een hoog percentage jonge volwassenen met een laag onderwijsniveau;
  • Het stabiele algehele risico op armoede of sociale uitsluiting, dat onder het EU-gemiddelde maar boven het gemiddelde van de aangrenzende lidstaten ligt, verhult uiteenlopende trends tussen bevolkingsgroepen. Hoewel het risico op armoede of sociale uitsluiting voor de totale actieve bevolking stabiel blijft, is het gedaald voor ouderen (65+) en gestegen voor jongeren (16-24 jaar), meer bepaald voor laaggeschoolden, gehandicapten of mensen met een migratieachtergrond. (…) Bovendien bedraagt het verschil in het risico op armoede en sociale uitsluiting tussen personen met en zonder handicap 17,7 procentpunten, hetgeen aanzienlijk meer is dan het EU-gemiddelde van 9,7 procentpunten;
  • Dit laat zich voornamelijk verklaren door inactiviteit en werkloosheid, die de kans op armoede aanzienlijk verhogen. Het risico op armoede en sociale uitsluiting van de werkzame bevolking ligt ver onder het EU-gemiddelde. Daartegenover staat dat het risico op armoede en sociale uitsluiting bij de inactieve of werkloze bevolking hoger is dan het EU-gemiddelde.
 

Advies

Sinds enkele jaren brengt de NHRPH op eigen initiatief, naar aanleiding van het NHP, een advies uit over zowel de beoordeling van het economisch en sociaal beleid in België als over de richtlijnen die België overweegt voor de voortzetting van zijn beleid. Zie adviezen 2015-17, 2016-07, 2017-04 

De NHRPH stelt vast dat de drie voorgaande raadplegingen geen invloed hebben gehad op de door België vastgelegde beleidslijnen. Daarom heeft de Raad beslist dit jaar een advies uit te brengen tijdens het redactieproces. Op die manier hoopt de Raad nuttig te kunnen sensibiliseren. Deze aanpak is bovendien volledig in overeenstemming met de tekst van het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, waarin wordt aangedrongen op actieve samenwerking tussen het beleid en de NHRPH, zowel wat betreft het voorbereidende denkwerk als wat betreft de redactie van de teksten (zie art. 4.3 van het Verdrag).

De NHPRH is het eens met de bevindingen van de Raad van de Europese Unie:

  • de economische en sociale resultaten in België voldoen niet aan de verwachtingen van de burgers;
  • integendeel, ondanks de drastische economische maatregelen die de opeenvolgende regeringen de laatste jaren getroffen hebben, wordt de kloof tussen arm en rijk groter, om redenen waaraan betrokkenen niets kunnen doen (afkomst, leeftijd, handicap, …);
  • de economische herverdeling moet nog verwezenlijkt worden, en de sociale promotiefunctie van het onderwijs hapert;
  • in de door ziekte en handicap benadeelde groepen worden armoede en uitsluiting groter door hun beperkte toegang tot opleiding en werkgelegenheid.

De aanbevelingen geformuleerd in de adviezen 2015-17, 2016-07, 2017-04 om tegemoet te komen aan de noden van personen met een handicap en zieke personen, zijn globaal gezien dode letter gebleven.   

De NHRPH stelt vast dat het "inclusieve" deel van de vereiste hervormingen op het vlak van toegankelijk maken van werkgelegenheid en opleiding voor personen met een handicap en zieken al te vaak onvoldoende of zelfs helemaal niet uitgewerkt wordt.

De NHRPH herinnert eraan dat sociale inclusie van personen met een handicap en zieken essentieel is voor het economisch herstel.

Meer specifiek,

Op het vlak van werkgelegenheid:

De NHRPH vindt dat de competenties van personen en hun economische bijdrage volledig erkend moeten worden. De "back to work"-maatregelen waren een juiste eerste stap op het vlak van concepten (cf. adviezen 2015-10, 2015-32, 2016-12).

De NHRPH heeft evenwel geen nieuws over de aangekondigde evaluatie in het eerste semester van 2016. Uit feedback op het terrein blijkt trouwens dat er een schrijnend tekort is aan menselijke middelen om kandidaat-werknemers te begeleiden. Erger nog, in sommige evaluaties wordt geconcludeerd dat de terugkeer naar het werk uiteindelijk leidt tot een ontslagprocedure voor de werknemer voor wie geen arbeidsregeling of nieuwe werkpost kon worden overwogen.

De NHRPH blijft overigens hameren op de andere maatregelen die nodig zijn om de arbeidsmarkt en personen met een handicap en zieken dichter bij elkaar te brengen. De bewustmakingscampagnes voor werkgevers en de financiële steunmaatregelen volstonden niet om de tienduizenden personen met een handicap toegang tot werkte verschaffen. 

Ter herinnering: in zijn Strategie 2020 heeft Europa een doelstelling vastgelegd voor een hogere tewerkstelling van alle personen met een handicap die ten gevolge van hun handicap worden uitgesloten van de arbeidsmarkt. Het NHP 2018 moet ingaan op deze uitdagingen en er oplossingen voor vinden. 

Daarom moeten de regeringen nog steeds dringend werk maken van de maatschappelijke responsabilisering van de werkgevers van de private sector. De NHRPH heeft zich over de kwestie gebogen en beveelt een aantal pistes aan: zie advies 2017-01

Op het vlak van onderwijs:

De overwegingen van de voorbije jaren inzake vroegtijdig schoolverlaten en de onaangepastheid van de opleidingen aan de vraag op de arbeidsmarkt gelden uiteraard ook voor personen met een handicap, en misschien zelfs meer dan voor andere jongeren aangezien er meer obstakels zijn op het vlak van vervoermiddelen, een gebrek aan aangepaste lokalen en materiaal of de continuïteit van de zorgverlening op schooldagen. Dit is onaanvaardbaar!

Bovendien wordt aan jongeren - wegens hun handicap - nog te vaak voorgesteld niet-kwalificerende opleidingen te volgen die niet beantwoorden aan de vraag op de arbeidsmarkt.

De NHRPH herinnert bovendien aan zijn vraag naar inclusiever onderwijs. Ook dit moet helpen het vroegtijdige schoolverlaten te beperken. Dit betekent niet dat het gespecialiseerde onderwijs moet worden afgeschaft, wel dat het gewone onderwijs moet worden aangepast aan de noden van kinderen met een handicap, en dat de betrokkenen de keuze tussen beide moeten hebben.

Op het vlak van toegang tot het pensioen herinnert de NHRPH eraan dat langer werken moeilijk haalbaar is voor heel wat personen met een handicap; er zou integendeel beter een regeling worden uitgewerkt voor hun loopbaaneinde. Vaak hebben personen met een handicap minder vooruitzichten op werk en een loopbaan, niet omdat zij dat zelf willen, maar wel omdat hun lichaam en/of de werkomgeving hen daartoe nopen. Dit leidt tot sociale uitsluiting en armoede.

Wanneer die personen met pensioen gaan, gaan zij vaak voor een tweede keer door de hel, aangezien zij met steeds hogere leeftijds- en gezondheidsgebonden kosten worden geconfronteerd. De regering zou ook moeten bekijken welk ander mechanisme ingevoerd kan worden, bijvoorbeeld de jaren die personen met een handicap gewerkt hebben, zwaarder laten doorwegen om de werkgelegenheid te ondersteunen.

De NHRPH hamert met andere woorden vooral op de noodzaak van specifieke maatregelen voor oudere werkende personen met een handicap, zowel wat hun loopbaan als de berekening van het pensioen betreft.

Zowel de verlenging van de werkelijke loopbaan tot 45 jaar en de verhoging van de effectieve leeftijd om met pensioen te gaan zijn nadelig voor personen met een handicap. De handicap veroorzaakt immers meer vermoeidheid en vergt een grotere investering tijdens en op het einde van de loopbaan, wat de voortzetting van de beroepsactiviteit bemoeilijkt. Personen met een handicap werken vaak deeltijds om gezondheidsredenen of omdat het voor hen bijzonder moeilijk is een voltijdse betrekking te vinden.

De NHRPH meent daarentegen dat een vervroegde toegang tot het rustpensioen (met behoud van rechten) moet worden onderzocht voor personen met een handicap. Voorbeeld: indien het pensioenstelsel met punten ingevoerd wordt, zou een loopbaanjaar voor een persoon met een handicap zwaarder kunnen doorwegen. Zodoende zouden personen met een handicap aangemoedigd worden te werken, waarbij tegelijk rekening wordt gehouden met hun moeilijke omstandigheden. De NHRPH hamert dus op de noodzaak van individuele voorzieningen in situaties die verband houden met de handicap en de ernstige ziekte, als aanvulling op de collectieve voorzieningen.

Op het vlak van de structuurfondsen herinnert de NHRPH eraan dat de reglementaire teksten voorzien in deelname en betrokkenheid van personen met een handicap bij elke fase van de programmering, uitvoering en evaluatie. Er dient te worden vastgesteld dat artikel 4.3 niet structureel uitgewerkt is, ondanks deze voorwaarde. Hierdoor zijn heel wat oproepen tot projecten onvoldoende afgestemd op de noden van personen met een handicap. De NHRPH vraagt dat de structuurfondsen besteed zouden worden aan projecten die personen met een handicap en hun gezinnen echt ondersteunen bij het uitbouwen van een zelfstandig leven en bij hun inclusie in de maatschappij.

Op het vlak van armoedebestrijding tot slot:

De NHRPH herinnert nogmaals aan de pijler van de Strategie 2020 inzake armoedebestrijding en in het bijzonder de vermindering van het aantal kwetsbare personen in België. Eind 2014 bevonden 2.286.000 personen zich in deze situatie in België, terwijl dat er in 2008 ‘maar’ 2.194.000 waren (p. 3 van het Nationaal Sociaal Rapport – NSR). De initiële doelstelling om 380.000 personen uit de armoede te helpen zou dus moeten worden opgetrokken tot minstens 472.000 (we beschikken niet over de cijfers voor de jaren 2015 en volgende, maar we weten wel dat de cijfers jaar na jaar toenemen).

Diverse recente studies hebben aangetoond dat de maatregelen die de federale regering onlangs heeft genomen, de sociale vangnetten niet versterken, maar daarentegen het weefsel van sociale bescherming en solidariteit dat in de 20ste eeuw werd uitgebouwd, in gevaar brengen.

Vorig jaar hebben alle lidstaten van de Europese Unie de "Europese sociale pijler" aangenomen. Het is nu hoog tijd dat België dit in de praktijk brengt en tevens tegemoet komt aan de behoeften van personen met een handicap en zieken. De strijd tegen armoede en sociale uitsluiting moet nu een reële en gezamenlijke prioriteit worden op alle bestuursniveaus in België, net als het economisch herstel.

De bestuursniveaus moeten werk maken van een betere samenhang en complementariteit, rond een nationaal plan ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting van alle kwetsbare groepen, met name personen met een handicap. Dit nationale plan ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting moet als noodzakelijk worden gezien voor de economische en sociale stabiliteit van het land.

De NHRPH beklemtoont nogmaals het verband tussen handicap en armoede. Personen met een handicap ontvangen tegemoetkomingen (wet van 27 februari 1987) die ruimschoots onder de armoededrempel liggen; de inkomensvervangende tegemoetkoming zou een bestaansminimum moeten garanderen en op zijn minst tot de Europese armoededrempel opgetrokken moeten worden. De NHRPH vraagt dat deze maatregel als een prioriteit zou worden beschouwd, ook in het kader van de begrotingsgesprekken die in de lente van start gaan.

 

Bezorgd

  • Voor opvolging aan de heer Charles Michel, Eerste Minister
  • Ter info aan de Ministers-presidenten van de Gewesten en Gemeenschappen;
  • Ter informatie aan mevrouw Zuhal Demir, Staatssecretaris voor Personen met een beperking;
  • Ter info aan mevrouw Sophie Wilmès, Minister van Begroting;
  • Ter info aan de Nationale Arbeidsraad, de Centrale Raad voor het bedrijfsleven en de Federale Raad voor duurzame ontwikkeling;
  • Ter info aan UNIA;
  • Ter info aan het interfederaal coördinatiemechanisme.
 .
Adviezen
 .