Ga naar de inhoud

Advies 2018/13

Rechten treinreizigers

Advies nr. 2018/13 van de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap (NHRPH) over de herziening van de Europese Verordening n° 1371/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23/10/2007 betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer, uitgebracht tijdens de zitting van 19/03/2018.

 

Aanvrager

Advies op vraag van de heer François Bellot, Minister van Mobiliteit, in een e-mail van 07/02/2018.

 

Onderwerp

In september 2017 werd de Europese Verordening n° 1371/2007 van het Europees parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer, van kracht sinds 03/12/2007, herzien, met nu o.a. meer aandacht voor personen met een beperkte mobiliteit (PBM) en personen met een handicap (PMH). Deze EU-verordening heeft ook uitwerking op het spoorverkeer in België.

 

Analyse

De NHRPH verwelkomt de herziening van de Europese Verordening n° 1371/2007, vooral omdat er meer aandacht is voor PBM en PMH. 

De NHRPH werkt voor Europese dossiers vaak samen met het Belgian Disability Forum vzw (BDF) en heeft zo ook een stem bij het European Disability Forum (EDF) op Europees vlak. Het European Disability Forum heeft de herziene versie van de Europese Verordening n° 1371/2007 geëvalueerd in zijn publicatie EDF position on the recast of the Regulation on Rail Passengers’ Rights (1371/2007) van oktober 2017. De NHRPH baseert zich behalve op de Europese verordening zelf ook op de EDF-evaluatie.

Verwijzing naar het VN-verdrag

De NHRPH is verheugd dat de herziene tekst naar het VN-verdrag inzake de rechten van de personen met een handicap verwijst. In de toelichting van de verordening staat het volgende:

Het voorstel versterkt de rechten van personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit. Het voorstel is in overeenstemming met het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap (UNCRPD). Lidstaten kunnen geen vrijstelling meer toekennen voor het verlenen van bijstand en compensatie voor beschadigde mobiliteitshulpmiddelen. De informatie moet in een toegankelijk formaat worden verstrekt, overeenkomstig de eisen die zijn voorgesteld in de Europese Toegankelijkheidswet. Het spoorwegpersoneel moet daartoe de nodige opleiding krijgen. (Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad

Assistentie (Art. 24)

De NHRPH is een voorstander van volledige en universele toegankelijkheid, ook van het spoorverkeer, maar assistentie zal altijd nodig en belangrijk blijven voor een deel van het publiek. Daarom betreurt de NHRPH dat de EU-reservatietermijn van 48 uur op voorhand behouden blijft in de herziene verordening. 

De NMBS hanteert een minimumtermijn van 24 uur in de stations en haltes waar ze assistentie verleent. In een aantal stations wordt de termijn verminderd tot minimaal 3 uur als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan (zie advies 2017/11).

De NHRPH is ambitieuzer en wenst op termijn ogenblikkelijke assistentie zonder reservatie vooraf. Tijdens een bespreking van de herziening op 28/02/2018 in het Europees Parlement (Rail Passengers’ Rights for Persons with Disabilities) bleek de wens om de 48-urenregel te versoepelen algemeen te worden gedragen door de sector van de handicap binnen Europa. Het voorbeeld van NS (Nederland) werd er erg geapprecieerd: assistentie van de eerste tot de laatste trein met een minimumreservatietermijn van 1 uur.

Internationaal reizen

Een andere verzuchting die te horen was op de bespreking was het gebrek aan coherentie tussen de voorzieningen en maatregelen voor PBM bij internationale reizen. In het ene land kan de begeleider van een blinde persoon gratis meereizen, in het andere niet of enkel met een kaart uit dat land. De NHRPH hoopt dat initiatieven als de Europese handicapkaart (EDC) deze problemen op termijn kunnen verhelpen. 

Artikel 10 van de herziene versie komt hier ook al een stuk aan tegemoet: 

Als een passagier afzonderlijke vervoersbewijzen ontvangt voor één reis die bestaat uit opeenvolgende spoorwegdiensten die door een of meer spoorwegondernemingen worden geëxploiteerd, heeft hij dezelfde rechten op informatie, bijstand, zorg en vergoeding als in het kader van een rechtstreeks vervoersbewijs. Deze rechten gelden voor de volledige reis, van vertrek tot eindbestemming, tenzij de passagier er uitdrukkelijk en schriftelijk van in kennis wordt gesteld dat dit niet het geval is. In deze kennisgeving moet met name worden vermeld dat, wanneer de passagier een aansluiting mist, hij of zij geen recht heeft op bijstand of vergoeding op basis van de totale lengte van de reis.  

De NHRPH betreurt wel ten zeerste de beperkingen in dit artikel die de slagkracht van het artikel beperken. 

Actuele en toegankelijke informatie (art. 9)

De herziene versie is een verbetering op het vlak van het informeren van personen met een handicap.

Op verzoek verstrekken de spoorwegonderneming, de stationbeheerder, de verkoper van vervoersbewijzen of de touroperator personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit in een toegankelijk formaat

De NHRPH treedt hier het EDF bij in zijn eis om informatie niet enkel op verzoek te verstrekken, maar ook spontaan, zeker ook bij actuele informatie zoals spoorwijzigingen, vertragingen, afgeschafte treinen, halteweergave in de trein enz. Die informatie moet voor iedereen toegankelijk zijn en dus op zijn minst verbaal en visueel worden meegedeeld in een begrijpelijke en eenvoudige taal. Ten behoeve van de blinde en slechtziende personen moet de uitstapzijde verbaal worden aangekondigd (zie advies 2018/05). Ook signaletica is bij voorkeur eenvoudig en in overeenstemming met internationale afspraken. 

Speciale aandacht vraagt de NHRPH voor de noodplannen. PBM zijn extra kwetsbaar in noodsituaties. De verantwoordelijke instanties moeten bij het opstellen van noodprocedures dus bijzondere aandacht geven aan PBM, zowel op het vlak van communicatie als assistentie.

Ticketverkoop

Nog volgens het aangepaste artikel 10: 

verstrekken de spoorwegondernemingen en verkopers van vervoersbewijzen de vervoersbewijzen aan de reizigers via ten minste een van de volgende verkooppunten:

(a) loketten of automaten;

(b) telefoon, internet of enige andere op grote schaal beschikbare informatietechnologie;

(c) in de treinen. 

De NHRPH wijst op de kwetsbaarheid en gevarieerdheid van de groep van de PBM en PMH en vraagt dat steeds meerdere verkoopwijzen beschikbaar zijn om de toegankelijkheid van de service te garanderen. Een bemand loket geniet de voorkeur van de NHRPH, want dan kan er informatie op maat worden gegeven.

De NHRPH is ook zeer verheugd over volgende toevoeging: 

Als er in het station van vertrek geen loket of toegankelijke automaat is, mogen personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit zonder extra kosten vervoersbewijzen aan boord van de trein kopen 

De NHRPH is immers van mening dat de verkoopautomaten – en hun alternatieven online – niet voor iedereen voldoende toegankelijk zijn. Ze zijn soms moeilijk te vinden voor personen met een visuele handicap en vaak complex in het gebruik, in het bijzonder voor personen met een fysieke, visuele of verstandelijke handicap. Voor die doelgroep zou de prijs van een ticket aan boord van de trein gelijk moeten zijn aan het gewone tarief (zie advies 2015/21). De NHRPH heeft al gesuggereerd om de Europese handicapkaart (EDC) te aanvaarden als bewijs van de handicap. Overigens vraagt het EDF zelfs om geen bewijs van handicap te vragen: EDF strongly supports the addition of this paragraph but also underlines that no “proof of disability” shall be requested by the Railway Undertaking’s staff.

Schadevergoeding

Art 25 (Schadevergoeding voor mobiliteitshulpmiddelen, of andere speciale apparatuur of hulpmiddelen) telt nu 2 nieuwe artikels waarin de schadevergoeding voor de PBM beter wordt bepaald en geregeld.

  1. De (…) vergoeding is gelijk aan de kosten van de vervanging of herstelling van de verloren of beschadigde apparatuur of hulpmiddelen.
  2. Indien nodig doen spoorwegondernemingen en stationbeheerders alle redelijke inspanningen om snel te zorgen voor een tijdelijke vervanging van specifieke apparatuur of hulpmiddelen, voor zover mogelijk met technische en functionele kenmerken die gelijkwaardig zijn aan die van de verloren of beschadigde apparatuur of hulpmiddelen. De persoon met een handicap of de persoon met beperkte mobiliteit mag de tijdelijke vervangapparatuur of -hulpmiddelen houden tot de in de leden 1 en 2 bedoelde vergoeding is betaald.

De NHRPH vindt dat een goede toevoeging.

Opleiding

Het nieuwe artikel 26 bepaalt dat alle personeelsleden die in het station werken of rechtstreeks omgaan met reizigers opgeleid moeten worden om met alle types van PBM en PMH om te gaan. De NHRPH is tevreden met de toevoeging van dit artikel, maar vreest wel dat “rechtstreeks omgaan met reizigers” te beperkend is. Ook de personen aan de telefoon, de opstellers van websites, brochures, enz. moeten op de hoogte zijn van de realiteit van de handicap.

Elektrische rolstoelen

De NHRPH is van mening dat toegankelijkheidshulpmiddelen zoals rolstoelen in principe altijd moeten kunnen worden toegelaten bij reizen per trein. Het gaat immers om hulpmiddelen voor een betere mobiliteit en toegankelijkheid. Elektrische rolstoelen worden echter soms geweigerd wegens:

  • afwijkende dimensies of gewicht (te groot, breed of zwaar)
  • problemen met veilige verankering in de trein
  • verzekeringskwesties
  • … 

De NHRPH is van mening dat de bevoegde overheden op Europees niveau concrete afspraken moeten maken over toegelaten modellen, en dit in nauw overleg met de producenten van elektrische rolstoelen, de spoorwegmaatschappijen en de sector van de handicap. Momenteel bestaat er veel onduidelijkheid over, waardoor mensen zich soms een rolstoel aanschaffen zonder te weten dat ze die niet mogen meenemen in de trein of bij andere vormen van openbaar vervoer. Dit element ontbreekt nog in Verordening n° 1371/2007.

 

Advies

De NHRPH vraagt de federale overheid en de NMBS om bij de implementatie van de herziene versie van de Europese Verordening n° 1371/2007 rekening te houden met de bovenstaande opmerkingen van de NHRPH in het deel “Analyse”. 

De NHRPH is tevreden dat zijn advies werd gevraagd. Het is immers belangrijk om de sector tijdig te raadplegen bij projecten die een impact hebben of kunnen hebben op de personen met een handicap. Dat is een grote groep: het WHO schat het aantal personen met een handicap op niet minder dan 15% van de bevolking. De groep van de PBM is nog groter. 

De NHRPH vraagt dat er werk wordt gemaakt van een langetermijnplanning met als einddoel een toegankelijk spoorverkeer in België en Europa. Zowel de NMBS als de bevoegde overheden moeten hier hun verantwoordelijkheid nemen en blijven nemen. 

Voor het uitwerken van technische analyses en oplossingen vraagt de NHRPH de NMBS om de technische structuren inzake toegankelijkheid te raadplegen.

 

Bezorgd

  • Voor opvolging aan de heer François Bellot, Minister van Mobiliteit;
  • Voor opvolging aan de NMBS;
  • Ter informatie aan mevrouw Zuhal Demir, Staatssecretaris voor Personen met een beperking;
  • Ter informatie aan UNIA, het Interfederaal Gelijkekansencentrum;
  • Ter informatie aan het interfederaal coördinatiemechanisme.
 .
Adviezen
 .