Advies 2018/10
Ontwerp van omzendbrief IVT
Advies nr. 2018/10 van de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap (NHRPH) over het ontwerp van omzendbrief betreffende de beoordeling van het verlies aan verdienvermogen voor de toekenning van de inkomensvervangende tegemoetkoming voor personen met een handicap, uitgebracht tijdens de plenaire vergadering van 19 februari 2018.
Aanvrager
Advies op verzoek van mevrouw Zuhal Demir
Onderwerp
Het ontwerp van omzendbrief heeft tot doel de artsen van de FOD Sociale Zekerheid bijkomende richtlijnen te bieden voor de beoordeling van het verlies aan verdienvermogen voor de toekenning van de inkomensvervangende tegemoetkoming aan personen met een handicap. De toekenning van de inkomensvervangende tegemoetkoming moet zo uniform mogelijk gebeuren bij alle evaluerende artsen zodat een gelijke behandeling van alle aanvragers gewaarborgd kan worden.
Analyse
Het ontwerp van omzendbrief bevat onder meer volgende elementen:
- Om het verdienvermogen te evalueren, onderzoekt de evaluerende arts de concrete mogelijkheden van de persoon met een handicap om te functioneren op de algemene arbeidsmarkt, rekening houdend met zijn of haar resterende mogelijkheden en met de noodzaak van aanpassingen aan de werkplek en/of de nood aan begeleiding en structuur.
- Inspanningen die door personen met een handicap worden geleverd om via een re-integratietraject of een herscholing werk te vinden of een baan te behouden, betekenen geen weigering of verlies van de erkenning voor een inkomensvervangende tegemoetkoming voor zover deze persoon met een handicap aan de voorwaarden van artikel 2, § 1 van de wet van 27 februari 1987 blijft voldoen.
- Het feit dat een persoon met een handicap werkt (al dan niet in een maatwerkbedrijf, voorheen beschutte tewerkstelling) is geen doorslaggevend argument om de erkenning van de vermindering van het verdienvermogen tot 1/3 of minder in het stelsel van de inkomensvervangende tegemoetkoming te weigeren. Het hebben van werk impliceert immers niet noodzakelijk dat de persoon een 2/3 verdienvermogen heeft, noch dat zijn of haar toekomstige kansen op de algemene arbeidsmarkt niet beperkt zouden zijn.
- Met andere woorden, voor zover de persoon met een handicap aan de voorwaarden van artikel 2, § 1 van de wet van 27 februari 1987 voldoet, is het feit dat deze persoon zich ondanks zijn of haar handicap in de mogelijkheid bevindt een inkomen uit arbeid te verwerven op zich geen reden om hem of haar niet te erkennen. De inkomsten uit arbeid worden wel administratief in mindering gebracht door de Directie-generaal Personen met een handicap.
- Indien een persoon met een handicap zijn of haar werk verliest, dienen op dat moment zowel de resterende mogelijkheden van die persoon als zijn of haar nood aan aanpassingen aan de werkplek en/of aan begeleiding en structuur om verder te functioneren op de algemene arbeidsmarkt opnieuw onderzocht te worden.
- Indien de arbeidsgeschiktheid van een persoon verbetert door revalidatie, behandeling of genezing en hierdoor het verdienvermogen van deze persoon hoger wordt dan 1/3, zal betrokkene niet langer meer voldoen aan de voorwaarden om de inkomensvervangende tegemoetkoming te krijgen.
Advies
In de eerste plaats vindt de NHRPH dat punt 1 van de omzendbrief niet correct is. De zin Deze omzendbrief biedt de artsen van de FOD Sociale Zekerheid bijkomende richtlijnen voor de beoordeling van de toekenning van de inkomensvervangende tegemoetkoming aan personen met een handicap zou door de volgende zin vervangen moeten worden: Het ontwerp van omzendbrief heeft tot doel de artsen van de FOD Sociale Zekerheid bijkomende richtlijnen te bieden voor de beoordeling van het verlies aan verdienvermogen in het kader van de toekenning van de inkomensvervangende tegemoetkoming aan personen met een handicap.
Punt 9 van de Franse versie bevat de tekst van punt 8 en werd dus niet correct vertaald.
De NHRPH had meermaals vastgesteld dat de evaluerende artsen het begrip verdienvermogen verschillend interpreteerden. Sommige artsen vinden immers dat het hebben van werk tot niet-erkenning van de vermindering van het verdienvermogen leidt.
De NHRPH vindt dat het ontwerp van omzendbrief een stap in de goede richting is en dat het zou moeten kunnen bijdragen tot een uniformere interpretatie die beter aansluit bij de wet van 27 februari 1987. Uit de parlementaire voorbereiding van de wet blijkt duidelijk dat niet de arbeidsongeschiktheid maar wel de vermindering van het verdienvermogen beoordeeld moet worden. Inspanningen van personen met een handicap om werk te vinden of te behouden, mogen niet bestraft worden.
De NHRPH benadrukt dat het belangrijk is dat de evaluerende artsen correct geïnformeerd worden. Deze omzendbrief moet ook extern verspreid worden (arbeidsrechtbanken, arbeidsauditoraten, artsen-experten voor de rechtbanken,...), bijvoorbeeld via de website van de Directie-generaal Personen met een handicap, maar ook via een bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, een brief aan de arbeidsrechtbanken,...
Bezorgd
- Ter opvolging aan mevrouw Zuhal Demir, Staatssecretaris voor Personen met een beperking
- Ter informatie aan het Interfederaal Centrum voor gelijke kansen
- Ter informatie aan het interfederaal coördinatiemechanisme