Ga naar de inhoud

Advies 2016/07

Nationaal hervormingsprogramma 2016

Advies 2016/07 van de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap (NHRPH) betreffende het Europese semester, geformuleerd tijdens de plenaire vergadering van 21 maart 2016

Aanvrager

Advies op vraag van de Eerste Minister, in zijn mail van 11 maart 2016

Onderwerp

In het kader van de Europese Economische Strategie van Lissabon bezorgt elke lidstaat de Europese Unie jaarlijks een inventaris van de realisaties en projecten die tegemoetkomen aan de aanbevelingen van de Europese Unie. Op basis van dit verslag formuleert de EU nieuwe aanbevelingen, en legt zij de lidstaten ook sancties op. In april moet België zijn prioriteiten voorleggen. Voor zijn verslag van dit jaar heeft het zich gebaseerd op 2 documenten:

Op basis van het door België voorgestelde verslag (nationaal hervormingsprogramma) zal de Commissie België haar aanbevelingen voor de periode 2016 - 2017 bezorgen.

Analyse

Op 14 juli 2015 drukte de Raad van de Europese Unie België op het hart in de periode 2015 - 2016:

  1. een begrotingsaanpassing van minstens 0,6 % van het bbp uit te voeren in 2015 en in 2016 om de doelstelling op middellange termijn te bereiken; de uitzonderlijke ontvangsten te gebruiken om de overheidsschuld voldoende te laten afnemen; de pensioenhervorming te voltooien door de wettelijke pensioenleeftijd af te stemmen op de evolutie van de levensverwachting; het eens te worden over een uitvoerbare verdeling van de begrotingsdoelstellingen tussen alle overheidsniveaus;
  2. een algemene belastinghervorming goed te keuren en uit te voeren zodat de heffingsgrondslag breder wordt, de belasting op arbeid naar andere bronnen verschuift en inefficiënte fiscale uitgaven geschrapt worden;
  3. de werking van de arbeidsmarkt te verbeteren door de financiële tewerkstellingsremmen te verminderen, de instroom van bepaalde doelgroepen op de arbeidsmarkt te verbeteren en het tekort aan geschoolde arbeidskrachten en de onaangepastheid van de kwalificaties weg te werken;
  4. het concurrentievermogen te herstellen door, in overleg met de sociale partners en overeenkomstig de nationale praktijk, ervoor te zorgen dat de lonen gelijke tred houden met de productiviteit.

De Europese Commissie heeft de Belgische economie geëvalueerd in het licht van de jaarlijkse groeianalyse, die zij ook uitgevoerd heeft en op 26 november 2015 gepubliceerd heeft. In die analyse raadde de Commissie drie prioriteiten voor het sociaaleconomische EU-beleid in 2016 aan: investeringen stimuleren; de structurele hervormingen voortzetten om de economie van de lidstaten te moderniseren; en een verantwoord begrotingsbeleid voeren.

Zij licht enkele vaststellingen en tekortkomingen uit die verantwoordelijk zijn voor de zeer geringe groei van de economie in België.

In haar verslag van 26 februari wijst de Commissie op een aantal domeinen die risico's en problemen inhouden.

Advies

De NHRPH heeft 1 advies geformuleerd in 2015 (http://ph.belgium.be/nl/adviezen/advies-2015-17.html). Hij herinnert aan de inhoud ervan: sociale insluiting van personen met een handicap is essentieel voor het economisch herstel. Volgende actiedomeinen moeten onderzocht worden en er moeten maatregelen getroffen worden die voldoen aan de specifieke situatie van zieken en personen met een handicap: tewerkstelling en arbeidsmarkt, onderwijs en opleidingen, socialebeschermingsregelingen, inclusief de pensioenen. 

De NHRPH vindt dat de competenties van personen en hun economische bijdrage volledig erkend moeten worden. De "back to work"-maatregelen zijn een eerste stap; de voor het eerste semester van 2016 geplande evaluatie zal nuttig zijn voor iedereen. Toch zijn andere maatregelen nodig om de arbeidsmarkt en personen met een handicap dichter bij elkaar te brengen. De bewustmaking van werkgevers en de financiële steunmaatregelen bereiken hun grenzen en volstaan niet voor de tienduizenden personen die medisch gezien in aanmerking komen voor de IVT (inkomensvervangende tegemoetkoming; verdienvermogen verminderd tot een derde of minder dan een derde van wat een persoon zonder handicap op de algemene arbeidsmarkt kan verdienen – wet van 27 april 1987), maar die in de praktijk nauwelijks toegang hebben tot de opleidingsprogramma's en begeleiding voor tewerkstelling. 

De regeringen hebben het in eerste instantie over maatregelen voor werklozen en migranten. Wanneer het gaat over kwetsbare groepen wordt vreemd genoeg niets gezegd over personen met een handicap. Tussen “valide” en “invalide” personen is er nochtans ook een verschil van 20 %. Afhankelijk van de bronnen en de gebruikte parameters varieert de tewerkstelling van personen met een handicap in België tussen de 35 en de 47 %. Dit ligt onder het Europese gemiddelde. Enkel in Hongarije (23,7 %) en Ierland (29,8 %) is de tewerkstellingsgraad bij personen met een handicap nog lager. De hoogste percentages vinden we in Zweden (66,2 %) en Luxemburg (62,5 %).

Eurostat heeft zich ook gebogen over het risico op armoede en sociale uitsluiting bij personen met een handicap voor het jaar 2013. België is koploper in de Europese Unie: 34,3 % van de personen met een handicap (tegenover 16,6 % van de personen zonder handicap) lopen dit risico. Dit is een verschil van 17,7 punten. Enkel Bulgarije doet nog slechter, met een verschil van 19,6 punten en een dramatisch hoog percentage van 63,7 % wat betreft armoederisico bij personen met een handicap. Italië is, met een verschil van 4,4 punten, het Europese land waar de handicapsituatie de minste impact heeft op het risico om in de armoede verzeild te raken.

Ter herinnering: in zijn Strategie 2020 heeft Europa een doelstelling vastgelegd voor een hogere tewerkstelling van alle personen met een handicap die ten gevolge van hun handicap worden uitgesloten van de arbeidsmarkt. Het NHP 2016 moet ingaan op deze uitdagingen en er oplossingen voor vinden. 

De overwegingen van de voorbije jaren inzake vroegtijdig schoolverlaten en de onaangepastheid van de opleidingen aan de vraag op de arbeidsmarkt gelden uiteraard ook voor personen met een handicap (misschien zelfs meer dan voor andere jongeren). Het percentage vroegtijdige schoolverlaters bij jongeren met een handicap is aanzienlijk. Dit is een gevolg van onder meer het gebrek aan redelijke aanpassingen van lokalen en lessen, het gebrek aan aangepaste vervoermiddelen of gewoonweg omdat sommige jongeren op schooldagen geen toegang hebben tot de verzorging waarop ze in feite recht hebben. Dit is onaanvaardbaar!

Bovendien wordt hun op basis van hun handicap nog te vaak voorgesteld niet-kwalificerende opleidingen te volgen die niet beantwoorden aan de vraag op de arbeidsmarkt.

In een recente studie wijst Eurostat erop dat hetgeen zich voordoet op de arbeidsmarkt ook kan worden vastgesteld in het onderwijs. Wat levenslang leren betreft, was het percentage bij personen met een handicap in 2011 lager dan bij personen zonder handicap tussen 25 en 64 jaar in alle EU-lidstaten waarvoor cijfers bestaan. Hiervoor moet dringend een oplossing worden gevonden. Het NHP moet voorzien in specifieke maatregelen voor de begeleiding van kinderen en jongvolwassenen met een handicap. De NHRPH herinnert bovendien aan zijn vraag naar inclusiever onderwijs. Ook dit zal helpen het vroegtijdige schoolverlaten te beperken. Dit betekent niet dat het gespecialiseerde onderwijs moet worden afgeschaft, maar dat het gewone onderwijs moet worden aangepast aan de noden van kinderen met een handicap, en dat de betrokkenen de keuze tussen beide moeten hebben.

De NHRPH herinnert eraan dat langer werken moeilijk haalbaar is voor heel wat personen met een handicap; er zou integendeel beter een regeling worden uitgewerkt voor hun loopbaaneinde. Vaak hebben personen met een handicap minder vooruitzichten op werk en een loopbaan, niet omdat zij dat zelf willen, maar wel omdat hun lichaam en/of de werkomgeving hen daartoe nopen. Dit leidt tot sociale uitsluiting en armoede.

Wanneer die personen met pensioen gaan, gaan zij vaak voor een tweede keer door de hel, aangezien zij met steeds hogere leeftijds- en gezondheidsgebonden kosten worden geconfronteerd. De regering zou ook moeten bekijken welk ander mechanisme ingevoerd kan worden, bijvoorbeeld de jaren die personen met een handicap gewerkt hebben, zwaarder laten doorwegen om de werkgelegenheid te ondersteunen.

De NHRPH hamert met andere woorden vooral op de noodzaak van specifieke maatregelen voor oudere werkende personen met een handicap, zowel wat hun loopbaan als de berekening van het pensioen betreft.

Voor heel wat werkende personen met een handicap zal de verlenging van de werkelijke loopbaan tot 45 jaar moeilijk haalbaar zijn, omdat zij hun werk wegens hun handicap min of meer lange periodes moeten onderbreken.

Volgens de NHRPH zal de verhoging van de effectieve leeftijd om met pensioen te gaan nadelig uitdraaien voor personen met een handicap. De handicap veroorzaakt op het einde van de loopbaan immers meer vermoeidheid en vergt een grotere investering, wat de voortzetting van de beroepsactiviteit bemoeilijkt. Personen met een handicap werken vaak deeltijds om gezondheidsredenen of omdat het voor hen bijzonder moeilijk is een voltijdse betrekking te vinden.

De NHRPH meent daarentegen dat een vervroegde toegang tot het rustpensioen (met behoud van rechten) moet worden onderzocht voor personen met een handicap. Voorbeeld: indien het pensioenstelsel met punten ingevoerd wordt, zou een loopbaanjaar voor een persoon met een handicap zwaarder kunnen doorwegen. Zodoende zouden personen met een handicap aangemoedigd worden te werken, waarbij tegelijk rekening wordt gehouden met hun moeilijke omstandigheden.

Ter herinnering: artikel 28 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap bepaalt onder meer dat "de Staten die Partij zijn, het recht van personen met een handicap op sociale bescherming en op het genot van dat recht zonder discriminatie op grond van handicap erkennen, en passende maatregelen nemen om de verwezenlijking van dat recht te waarborgen en te stimuleren, met inbegrip van maatregelen om (...) de toegang voor personen met een handicap te waarborgen tot pensioenuitkeringen en -programma’s”.

In zijn advies 2015/17 had de NHRPH ten stelligste de afwezigheid van een aanbeveling met betrekking tot de 5e pijler van de Strategie 2020 betreffende de armoedebestrijding, in het bijzonder de vermindering van het aantal kwetsbare personen in België, betreurd. Eind 2014 bevonden 2.286.000 personen zich in deze situatie in België, terwijl dat er in 2008 nog 2.194.000 waren (blz. 3 van het NSR). De initiële doelstelling om 380.000 personen uit de armoede te helpen zou dus moeten worden opgetrokken tot minstens 472.000. De NHRPH vreest dat er van deze kwantitatieve doelstelling inzake armoedebestrijding zonder duidelijke en expliciete doelstelling in het NSR 2016 gewoonweg niets zal terechtkomen.

Bezorgd

  • Voor opvolging aan de Eerste Minister
  • Ter informatie aan mevrouw Elke Sleurs, Staatssecretaris voor Personen met een beperking
  • Ter informatie aan UNIA, het Interfederaal Centrum voor gelijke kansen
  • Ter informatie aan het interfederaal coördinatiemechanisme
Adviezen