Ga naar de inhoud

Advies 2025/04

 

Advies nr. 2025/04 van de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap (NHRPH) over de voorbereiding van het Federaal Plan inzake duurzame ontwikkeling 2025, uitgebracht tijdens de plenaire vergadering van 17/02/2025.

Advies uitgebracht op initiatief van de NHRPH.

 

1. ADVIES BESTEMD

  • Voor opvolging aan de Interdepartementale Commissie Duurzame ontwikkeling
  • Ter informatie aan de heer Jean-Luc CRUCKE, Minister van Mobiliteit, Klimaat en Ecologische Transitie
  • Ter informatie aan de heer Rob BEENDERS, Minister van Consumentenbescherming, Sociale Fraudebestrijding, Personen met een handicap en Gelijke Kansen
  • Ter informatie aan het Federaal Instituut voor Duurzame Ontwikkeling
  • Ter informatie aan de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling
  • Ter informatie aan het UNCRPD-coördinatiemechanisme
  • Ter informatie aan de federale ombudsman
 

2. ONDERWERP

De wet bepaalt dat de federale regering een Federaal Plan inzake duurzame ontwikkeling indient binnen de 12 maanden volgend op de vorming van de federale regering.

Overeenkomstig de 17 VN-doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling en het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap zal het plan van België de specifieke behoeften van personen met een handicap in aanmerking moeten nemen.

 

3. ANALYSE

A. Voorbereiding van het plan

De Interdepartementale Commissie voor Duurzame Ontwikkeling is belast met het voorbereiden van het ontwerp van Federaal Plan 2026-2029.

B. Getrokken lessen uit het plan 2021-2024

Uit de analyse van het rapport 2021-2024 blijkt dat handicapsituaties veel te fragmentarisch of te algemeen in aanmerking werden genomen om te kunnen spreken van “handistreaming in de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen”:  

    • B.3.1.5. Diversiteitsmaatregelen binnen het openbaar ambt (streefcijfer van 3% voor tewerkstelling van personen met een handicap bij overheidsdiensten);
    • C.1.1.2. Toegang tot sociale rechten (blootstelling van personen met een handicap aan de non-take-up);
    • C.1.4.1 Strijd tegen discriminatie en ongelijkheden (“bv. vrouwen met een migratieachtergrond, vrouwen met een handicap, enz.”);
    • C.1.4.2 Verbeteren van de gegevensverzameling over gelijkheid (verbeteren van de gegevensverzameling over specifieke onderwerpen en uitsplitsen van de verzamelde gegevens volgens gender, leeftijd, handicap, enz.);
    • Bijlage 2: verwijzing naar het Actieplan voor universele toegankelijkheid (SDG 10);
    • Bijlage 2: Interfederale Strategie Handicap 2021-2030 en Federaal Actieplan Handicap 2021-2024 (SDG 8-10-11-16).

Uit de analyse van het Federaal Rapport 2024 van het Planbureau, “De SDG’s tegen 2030 realiseren: de tijd dringt”, Federaal Rapport inzake duurzame ontwikkeling 2024. Stand van zaken en evaluatie, Juni 2024, blijkt dat de werkzaamheden voor het ontwerpen van het plan 2021-2024 op geen enkele handicapindicator zijn gebaseerd, hoewel personen met een handicap heel wat gevolgen ondervinden van een aantal doelstellingen voor duurzame ontwikkeling (inclusie in de domeinen onderwijs, tewerkstelling, huisvesting, vrijetijdsbesteding, enz.). Een rapport van de VN (2024) vestigt de aandacht op het volgende:

    1. ondanks hun verbintenis om de SDG’s aan te nemen, zetten de ondertekenende landen zich niet (voldoende) in voor de inclusie van personen met een handicap;
    2. personen met een handicap blijven blootgesteld aan heel wat discriminaties en barrières.

Een ander rapport van 2022 vestigde nochtans de aandacht op de manier waarop de verschillende betrokken partijen konden bijdragen aan de transformatie van de diensten voor personen met een handicap.

 

4. ADVIES

De NHRPH herinnert eraan dat België zich, door het aannemen van de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling, ertoe heeft verbonden die om te zetten in concrete acties voor alle personen met een handicap en dat in alle domeinen van het leven.

De NHRPH vraagt dus dat bij het opstellen van het Federaal Plan inzake duurzame ontwikkeling 2025-2029 rekening wordt gehouden met alle aspecten uit het leven van personen met een handicap.

Daartoe vraagt de NHRPH dat handicapspecifieke indicatoren worden opgenomen in de lijst met indicatoren die worden gebruikt om de voortgang van België te beoordelen wat betreft het realiseren van de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen tegen 2030. Om de uitdagingen op het vlak van de inclusie van personen met een handicap te identificeren, verzoekt de NHRPH zijn website te raadplegen. Ten minste de volgende doelstellingen moeten worden opgenomen door middel van een aantal concrete acties:

Doelstelling 1 – Geen armoede

Heel wat personen met een handicap leven in armoede. Om deze armoede te verminderen is het volgende nodig:

    • Het bedrag van de tegemoetkomingen voor personen met een handicap moet worden opgetrokken tot boven de armoedegrens en ten minste tot het niveau van het gewaarborgd minimuminkomen.
    • Er moet een kadaster van de factoren voor armoede van personen met een handicap worden opgesteld.
    • De specifieke behoeften van personen met een handicap moeten worden geïntegreerd in ieder beleid voor armoedebestrijding en voor tewerkstellingsbegeleiding: met een tewerkstellingsgraad van minder dan 40% van de personen met een handicap is België de slechtste leerling van de Europese Unie (zie met name de studie van de Koning Boudewijnstichting 2024).
    • De wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap moet worden hervormd: ze beantwoordt niet meer aan de huidige behoeften (huisvesting, tewerkstelling, enz.).
    • De toegang tot de rechten effectief maken: het ontbreken van een toegankelijke omgeving, de toenemende digitalisering en het verminderen/ het ontbreken van alternatieven voor menselijke begeleiding doen de “non-take-up” aanzienlijk toenemen (zie adviezen 2018-09, 2024-17).

Doelstelling 2 – Geen honger

Aanzienlijk wat personen met een handicap worden geconfronteerd met inkomensproblemen. Heel wat van hen leven van tegemoetkomingen waarvan de bedragen onder de armoedegrens liggen. De inflatie van de afgelopen jaren heeft de situatie nog versterkt (zie doelstelling 1). Deze problemen worden versterkt doordat mensen heel wat maatschappelijke barrières tegenkomen en het hoofd moeten bieden aan extra kosten wegens hun handicapsituatie.

    • Zij zullen dus wellicht sneller goedkopere producten met een minder goede voedingskwaliteit kopen.
    • De actie van België op het vlak van SDG’s legt heel erg de klemtoon op landbouw, in de zin van landbouw op mensenmaat, en op het stimuleren van gezonde voeding.
      Er zijn daarentegen geen aandachtspunten over het voedseldistributiesysteem. Nochtans lijkt het voedseldistributiesysteem aan de basis te liggen van de buitensporige ontwikkeling van extreem intensieve landbouw en voeding van slechte kwaliteit in termen van voedingswaarde (slechte vetten, te veel suiker, additieven en andere bewaarmiddelen). Het verband tussen ziekte – of zelfs handicap – en voeding is duidelijk.
    • Daar komt nog bij dat groothandels over het algemeen wat beter toegankelijk zijn dan buurtwinkels. Personen met een handicap hebben nochtans belang erbij om, dicht bij hun woonst, kwaliteitsvolle en perfect toegankelijke winkels te vinden.

Doelstelling 3 – Goede gezondheid en welzijn

Om het voor alle personen met een handicap mogelijk te maken in goede gezondheid te leven en eenieders welzijn op iedere leeftijd te bevorderen, is het volgende nodig:

    • het financieringssysteem van de gezondheidszorg moet worden herbekeken: het is onaanvaardbaar dat in een zogenaamd “ontwikkeld” land heel wat personen een keuze moeten maken tussen zich voeden, zich verwarmen of zich verzorgen;
    • mits naleving van de rechten van de patiënt:
      • afschaffen van iedere discriminatie gebaseerd op de handicap (zie bv. toegang tot monodisciplinaire logopedie die niet wordt terugbetaald in geval van verstandelijke handicap);
      • waarborgen van de financiële toegankelijkheid tot verzorging voor alle burgers;
      • installeren van medische structuren die het hele land billijk dekken: personen met een handicap moeten de verzorging krijgen die ze nodig hebben, ook thuis wanneer het noodzakelijk is. Collectieve diensten zouden veel toegankelijker moeten zijn en handicapspecifieke diensten (met name respijtzorgdiensten) veel talrijker;
      • ervoor zorgen dat de medische infrastructuren voldoen aan de vereisten van de universele toegankelijkheid, met inbegrip van de bewegwijzering en de toegang met een assistentiehond. Zorginfrastructuren moeten toegankelijk zijn;
      • waarborgen dat in de gezondheidsinfrastructuren en bij medische raadplegingen rekening wordt gehouden met de nodige specifieke communicatiebehoeften, met inbegrip van gebarentaal en gemakkelijk te lezen en te begrijpen taal (FALC);
      • ervoor zorgen dat het medisch en paramedisch personeel wordt opgeleid voor het onthaal van en de relatie met personen met een handicap;
      • ervoor zorgen dat zorgverleners over de nodige tijd beschikken om een kwaliteitsvolle behandeling die voor al hun patiënten begrijpelijk is te waarborgen. De nomenclatuur zou dit aspect moeten opnemen.
    • er moeten concrete maatregelen worden genomen om te voldoen aan de toenemende behoefte van thuiszorgdiensten: verpleegkundigen, zorgkundigen, enz., maar ook de behoefte aan begeleiding in het dagelijks leven voor activiteiten waarvoor men “de deur uit moet”: vervoer, tewerkstelling, opleidingen, hobby’s, …
    • het responsvermogen bij rampen moet worden verbeterd: situaties als covid en de overstromingen hebben aangetoond dat de kwetsbaarste personen zwaarder worden getroffen dan de bevolking in het algemeen:
      • bij rampenplannen moeten de behoeften van personen anticipatief, voortdurend en globaal worden geïdentificeerd;
      • het “triage” aan het onthaal of vooraf bij de spoeddiensten mag in geen enkel geval gebeuren op basis van criteria die gekoppeld zijn aan de handicapsituatie van de betrokken persoon: handicap en ziekte mogen niet met elkaar worden verward (oorzaak van comorbiditeit)
      • een situatie van “gezondheidscrisis” kan niet dienen als voorwendsel om essentiële verzorging, zoals kinesitherapie, chemotherapie, logopedie, … voor bepaalde personen met een handicap uit te stellen.

Doelstelling 4 – Kwaliteitsonderwijs (niet het bevoegdheidsdomein van de NHRPH: communautaire aangelegenheid)

In een transversale logica van continuïteit en gelijke kansen ter bevordering van de toegang tot tewerkstelling is het belangrijk dat personen met een handicap toegang kunnen hebben tot kwalificerend onderwijs en dat redelijke aanpassingen effectief worden aangebracht in het onderwijs van hun keuze.

Doelstelling 5 – Gendergelijkheid

Voor personen met een handicap in België betekent “Gendergelijkheid” het volgende:

    • de slechte behandelingen die vrouwen met een handicap ondergaan moeten gestopt worden (in België worden vrouwen met een handicap momenteel nog veel vaker verkracht of aangerand dan zogenaamd valide vrouwen);
    • de praktijken van gedwongen anticonceptie, zelfs sterilisatie zonder geïnformeerde toestemming, moeten worden verboden; de geïdentificeerde praktijken moeten aanleiding geven tot veroordelingen;
    • er moet een einde worden gemaakt aan de situaties van financiële en materiële afhankelijkheid van vrouwen met een handicap;
    • er moet werkelijke vooruitgang worden geboekt op wettelijk vlak voor een concrete integratie van de bevoegdheden van Unia en van het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen;
    • onderwijs en opleiding van jonge meisjes met een handicap en de opvolging in de schoolomgeving moeten worden verbeterd;
    • onderricht in het relationele, affectieve en seksuele leven moet worden aangepast volgens de specifieke behoeften.

Doelstelling 8 – Waardig werk en economische groei

Voor de situatie van personen met een handicap in België betekent “Waardig werk en economische groei” het volgende:

    • Er moet een echt tewerkstellingsbeleid worden uitgewerkt: een maatschappelijke verantwoordelijkheid van de werkgevers, met name via een concrete uitvoering van de wet “positieve acties”.
    • Werkgevers moeten bewust worden gemaakt van de noodzaak om de aanwerving inclusief te maken.
    • De sociale partners moeten hun rol spelen, door de tewerkstelling van personen met een handicap te ondersteunen in het kader van het opstellen van collectieve arbeidsovereenkomste
    • Over de voorbereiding van dit tewerkstellingsbeleid moet vanaf het begin overleg worden gepleegd met de structuren die personen met een handicap vertegenwoordigen.
    • Er moeten concrete regelgevende en stimulerende maatregelen, worden genomen om het recht op tewerkstelling van personen met een handicap te waarborgen, in de privé- en overheidssector, door te zorgen voor een doeltreffende bescherming tegen discriminatie, een voortgezette beroepsopleiding, een aangepaste toegankelijkheid en de noodzakelijke redelijke aanpassingen.
    • De stagecontracten en andere arbeidsvormen “buiten contract” moeten worden onderworpen aan de sociale zekerheid.
    • De inclusiebeginselen mogen niet worden toegepast in het nadeel van diegenen die ze zouden moeten beschermen: heel wat personen met een handicap willen werken, maar hebben nood aan specifieke begeleidende maatregelen om op een doeltreffende manier werk te zoeken.
    • Er moeten maatregelen worden genomen om het effectief naleven van de tewerkstellingsquota in de overheidssector te waarborgen.
    • Er moeten maatregelen worden genomen opdat de overgang van aangepast werk naar werk in een gewone omgeving wordt vereenvoudigd, vanuit inclusief perspectief.
    • Er moeten concrete maatregelen worden genomen om de “hindernissen voor werk” en “werkloosheidsvallen” in de verschillende wetten en reglementeringen te identificeren en te elimineren.
    • Er moeten maatregelen worden genomen om het voor personen met een handicap mogelijk te maken hun arbeidstijd te verminderen wegens hun gezondheidstoestand, zonder dat zij een globaal inkomensverlies lijden.
    • Er moeten concrete maatregelen worden genomen om de averechtse effecten van de maatregel “back to work” weg te werken: de persoon moet concreet worden begeleid naar werk, maar ook de werkgevers moeten hun verbintenissen nakomen door de terugkeer naar het werk haalbaar te maken, door middel van werkpostaanpassingen en de noodzakelijke redelijke aanpassingen. Indien de terugkeer naar het werk gebeurt op basis van een arbeidsduurvermindering moet dit gebeuren zonder loonverlies.
    • Er moeten maatregelen worden genomen, opdat de bij wet voorziene redelijke aanpassingen concreet worden toegepast in het domein van de tewerkstelling.
    • België moet correct worden bediend door toegankelijk openbaar vervoer. Deze maatregel heeft ook een gunstig effect op het klimaat.
    • De coördinatie tussen de verschillende diensten belast met het tewerkstellingsbeleid moet coherent gebeuren, ten dienste van de gebruikers.

Doelstelling 10 – Ongelijkheid verminderen

Voor de situatie van personen met een handicap in België betekent “Ongelijkheid verminderen” het volgende:

    • Er moet rekening worden gehouden met de diversiteit van de handicapsituaties: aan alle aspecten van de toegankelijkheid moet zijn voldaan op ieder bevoegdheidsniveau en op alle gebieden.
    • De organisaties die personen met een handicap vertegenwoordigen moeten worden betrokken bij het uitstippelen van het beleid en het opstellen van de regelingen inzake verkiezingen die een impact kunnen hebben op het leven van personen met een handicap en hun gezin.
    • Iedere informatie en communicatietool moet toegankelijk worden gemaakt: in alle domeinen van het leven zou alle essentiële informatie moeten bestaan in “Gemakkelijk te lezen en te begrijpen taal” (FALC), braille en gebarentaal.
    • In de wetgeving moet op een duidelijke manier het recht op begeleiding worden ingeschreven, dit wil zeggen het recht van personen met een handicap om zich te laten begeleiden door de vertrouwenspersoon van hun keuze.
    • Er moet worden voorzien in de mogelijkheid van redelijke aanpassingen in alle domeinen van het leven, zonder meerkosten en ongeacht de handicap.
    • Van geen enkele persoon met een handicap mag het stemrecht wordt afgenomen op basis van de handicapsituatie. Een persoon met een handicap verbieden om te stemmen mag enkel uitzonderlijk gebeuren. Welk gevaar houdt het voor de persoon met een handicap of de samenleving in als hij/zij stemt?
    • Er moet erop toegezien worden dat personen met een handicap nooit anders worden behandeld tijdens het daadwerkelijk uitoefenen van hun rechten: ieder verschil in behandeling op grond van een handicap is een discriminatie die STEEDS MOET worden verboden.
    • de toegang tot het volledige stemtraject moet worden gewaarborgd: verkiezingsinformatie, stemmodaliteiten, partijprogramma’s, media-opvolging, stembureaus, … moeten volledig zelfstandig begrijpelijk zijn. De informatie moet in de verschillende formaten en steeds in FALC beschikbaar zijn.
    • De verkiesbaarheid van personen met een handicap en de nodige ondersteuning van personen met een handicap die houder zijn van een mandaat ingevolge een verkiezing moet worden gewaarborgd.
    • In de media moet er aandacht zijn voor de zichtbaarheid van personen met een handicap, niet op grond van hun handicap, maar met een focus op hun levenskeuzes en hun maatschappelijke participatie.

Doelstelling 11 – Duurzame steden en gemeenschappen

Voor de situatie van personen met een handicap betekent “Duurzame steden en gemeenschappen” het volgende:

    • De infrastructuren moeten worden gebouwd of aangepast met naleving van de principes van universele toegankelijkheid. Het toegankelijk maken van huisvesting is een prioriteit. Er bestaan reeds jaren regels voor het niet-residentieel park. Ze werden slechts zeer zelden toegepast, doorgaans omdat er onvoldoende wordt gecontroleerd en geen sancties volgen.
    • Personen met een handicap moeten de mogelijkheid hebben huisvesting met goede energieprestaties te kunnen verwerven of huren, die voldoen aan hun specifieke behoeften en in de buurt van toegankelijke winkels en diensten.
    • Iedere persoon moet de mogelijkheid worden geboden de eigen leefomgeving te kiezen.
    • De grote steden moeten zodanig worden ingericht dat ze toegankelijk zijn op fysiek, verstandelijk en digitaal niveau.
    • De winkels, diensten, sport-, culturele en toeristische infrastructuren moeten volledig toegankelijk worden gemaakt voor iedereen.
    • Personen met een handicap moeten zich onbelemmerd kunnen verplaatsen: ze moeten dit volledig zelfstandig kunnen en, zo nodig, kwaliteitsvolle begeleiding krijgen, en dit zonder aanvraagtermijn. De multimodaliteit moet effectief zijn.
    • De financiële diensten moeten voor zoveel mogelijk personen toegankelijk blijven, ook in niet-elektronische vormen, op een redelijke afstand van de woonst.
    • Een globaal transformatieproces van de collectieve leefomgevingen (voorzieningen moet worden ontwikkeld, gebaseerd op de levenskwaliteit en het naleven van de rechten van personen met een handicap: “thuis wonen”, ongeacht of het in een individuele of collectieve huisvesting is, moet de norm worden. De Staat is verplicht om een gevarieerd aanbod te ontwikkelen zodat personen met een handicap een echte keuze kunnen maken die is aangepast aan hun behoeften in iedere fase van hun leven.
    • Nieuwe beroepen die de begeleiding van personen met een handicap ondersteunen in hun levenskeuzes moeten worden gecreëerd.
    • Er moeten interventieplannen, “rampenplannen” op basis van een concrete kennis van de behoeften van personen met een handicap, worden uitgewerkt.

Tot slot herinnert de NHRPH er nog eens aan dat het vastleggen van de prioriteiten en indicatoren moet gebeuren samen met de personen met een handicap door middel van de raden die hen vertegenwoordigen. Gelet op het belang van de uitdagingen is het noodzakelijk een planning op te stellen, ook wat betreft de dringende aangelegenheden en zeker ook met de betrokken adviesraden.
Ter herinnering, op ieder competentieniveau is er een adviesraad inzake handicap, die nauw betrokken moet worden (volledige lijst van adviesraden inzake handicap).