Ga naar de inhoud

Advies 2022/14

Advies nr. 2022/14 van de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap (NHRPH) over de wet van 17 maart 2013 tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid, uitgebracht tijdens de plenaire zitting op 21/03/2022.

Advies uitgebracht op initiatief van de NHRPH.

1. ADVIES BESTEMD

  • Voor opvolging aan de heer Vincent Van Quickenborne, Vice-eersteminister en Minister van Justitie en Noordzee
  • Ter informatie aan mevrouw Karine Lalieux, Minister van Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, belast met Personen met een handicap, Armoedebestrijding en Beliris
  • Ter informatie aan Unia
  • Ter informatie aan het UNCRPD-coördinatiemechanisme
  • Ter informatie aan de federale ombudsman

2. ONDERWERP

De afgelopen jaren heeft het NHRPH een aantal opmerkingen, vragen en klachten ontvangen in verband met de uitvoering van de wet van 17 maart 2013 tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid. De NHRPH heeft sinds de inwerkingtreding van deze bepalingen ook al meermaals adviezen uitgebracht over de tekortkomingen, verwachtingen en bepaalde wenselijke uitvoeringsmaatregelen. Aan de meeste van deze adviezen is geen gevolg gegeven.

Daarom heeft het NHRPH besloten een werkgroep "Rechtsbekwaamheid" op te richten, bestaande uit leden van de NHRPH en deskundigen. Dit advies is het resultaat van de denkoefeningen van de werkgroep en van de plenaire vergadering van de NHRPH. Hetgeen in dit advies is opgenomen, is evenwel niet exhaustief.

3. ANALYSE

Ondanks de in de wetgeving vastgelegde principes is het aantal gevallen van onderbewindstelling in België de laatste jaren gestaag toegenomen. Tussen 2016 en 2018 is het aantal dossiers van personen die onder bescherming worden gesteld immers met 28% gestegen (88.000 dossiers (2016) > 113.000 dossiers (2018): bron: Martine Vandemeulebroucke, Sous tutelle ou sous verrous?, april 2020, Médor Magazine, https://medor.coop/magazines/medor-n18-printemps-2020/sous-tutelle-ou-sous-verrous/?full=1#continuer-a-lire).

Ook in het volgende onderzoeksrapport vinden we gelijkaardige cijfergegevens: https://www.samvzw.be/sites/default/files/Publicaties/2019_Project_bewindvoering_rapport.pdf.

Waar komt deze toename vandaan? Komt het door de vergrijzing van de bevolking? Sommige directies van rusthuizen en rust- en verzorgingstehuizen moedigen de familie van bewoners aan stappen te ondernemen om een professionele bewindvoerder aan te stellen voor hun familielid. Op die manier krijgen ze hun onkosten heel snel terugbetaald

In de ervaring van de leden van de werkgroep is het aantal mensen onder bewind ook toegenomen omdat "wilsonbekwame" (Frans: incapable) personen - opgelet: dit is niet hetzelfde als "handelsonbekwaam" (Frans: incapable d’agir) - vaak geen andere keuze hebben, omdat allerlei instanties (banken, verzekeringen, mutualiteiten, notarissen, enz.) veel strenger zijn dan vroeger: "Als u niet in staat bent om, volledig bewust, een overeenkomst te ondertekenen, dan moet u eerst een bewindvoering aanvragen voor deze overeenkomst kan getekend worden, een bankrekening geopend worden, een erfenis afgehandeld worden, ...”. Vroeger was het bijvoorbeeld meestal geen probleem wanneer ouders van een meerderjarige persoon de overeenkomst met de voorziening ondertekenden. Met de invoering van een persoonsvolgend budget is men strenger geworden. Van iemand die meerderjarig is, wordt verwacht dat hij zelf optreedt als budgethouder (en dus de overeenkomst ondertekent, zelf werkgever is van persoonlijke assistenten, …). Indien de persoon met een handicap (PMH) hier niet toe in staat is, vraagt het VAPH en/of de vergunde zorgaanbieder om een bewindvoering aan te vragen.

In juli 2019 heeft de Hoge Raad voor de Justitie (HRJ) een audit uitgevoerd over het "toezicht op de bewindvoeringen door de vredegerechten".

In dit rapport lezen we dat de praktijk voor het aanstellen van een familiale bewindvoerder in de verschillende vredegerechten erg divers kan zijn. Sommige vrederechters geven altijd de voorkeur aan een familiale bewindvoerder en respecteren de keuze van de beschermde persoon, de vertrouwenspersoon of het familiaal netwerk. Er zijn vrederechters die, buiten de familiale band, geen andere criteria hanteren. Andere vrederechters stellen wel specifieke voorwaarden.

Hierna volgen enkele van de door de HRJ geformuleerde aanbevelingen:

  • Vermijd bij de controle van een bewindvoering het risico op een louter formele en administratieve afhandeling van een dossier en bewaar de focus op de bescherming van de persoon.
    • Ga na of de bewindvoerder minstens één keer per jaar daadwerkelijk contact heeft met de beschermde persoon.
    • Ga ook na of de bewindvoerder aandacht heeft voor de levenskwaliteit en levensomstandigheden van de beschermde persoon. Doe dit niet enkel reactief, maar ook proactief.
    • Organiseer op regelmatige basis contact met de persoon onder bewind om een vinger aan de pols te houden over de levenskwaliteit en levensomstandigheden in het kader van een bewind op maat.
  • Bewaak dat de vredegerechten voldoende tijd, middelen en ondersteuning hebben om een bewindvoeringsdossier op een kwaliteitsvolle manier te controleren met aandacht voor de beschermde persoon.
    • Zorg voor betrouwbare cijfers over bewindvoeringen
    • Voor de korpschefs: ga na wat een maximum aantal bewindvoeringsdossiers is dat één vrederechter met één fulltime medewerker op een kwaliteitsvolle manier kan controleren. Ga ook de impact na van een bijkomende medewerker op de controlecapaciteit. Bewaak dat deze kritische grens niet overschreden wordt.
    • Voor het College van hoven en rechtbanken: maak bij het bepalen en meten van de werklast een realistische inschatting van de tijd en middelen die nodig zijn voor het doen van een kwaliteitsvolle controle van de bewindvoeringen door de vrederechter en de griffie. Herbekijk in voorkomend geval bestaande werklastmetingen in het licht van het toenemende belang van bewindvoeringen in het takenpakket van de vredegerechten.
    • Voor de korpschefs en het College van hoven en rechtbanken: bewaken dat vrederechters en de griffie voldoende tijd en middelen hebben om in hun werkwijze oog te hebben voor de persoon door
      • een voldoende aantal griffiers en griffiemedewerkers per aantal dossiers te voorzien
      • en een haalbaar aantal dossiers per vrederechter te bewaken.

4. ADVIES

Alle punten in het advies dat voor u ligt zijn belangrijk. De NHRPH zou evenwel de nadruk willen leggen op de volgende aanbevelingen:

  • De vrederechter moet erop toezien dat een vertrouwenspersoon wordt aangewezen (tenzij de persoon met een handicap en zijn netwerk dit niet ziet zitten).
  • Voor de aanwerving van nieuwe vrederechters zouden er kwaliteitseisen moeten worden voorzien. Bijvoorbeeld een koninklijk besluit kunnen overwegen dat zou voorzien in de vereiste competenties voor de vrederechter: empathie, communicatievaardigheden, kennis op het vlak van psychologie, sociale vaardigheden, enz.
  • De beroepsprocedure zou moeten worden herzien en veel toegankelijker moeten worden.
  • De toegang tot het Centraal Register van Bescherming van de personen (CRPB) moet in hoge mate worden verbeterd. De bewindvoerders moeten zich kunnen wenden tot een helpdesk in geval van gebruikersproblemen. In de wet is nu voorzien dat ouders die bewindvoerder voor hun kind zijn, kunnen afwijken va de jaarlijkse verslaggevingsverplichting. Dit moet ook mogelijk zijn voor wie met het Centraal register van bescherming van de personen werkt. Familiale bewindvoerders mogen niet verplicht worden om via het CRBP te werken. Verzoekschriften en verslagen moeten nog schriftelijk kunnen ingediend worden.
  • De vrederechters moeten steeds onthouden dat de bekwaamheid de regel is en onbekwaamheid de uitzondering. Het is belangrijk om voor iedere handeling te beoordelen of de persoon nog bekwaam is. Indien hij/zij niet meer bekwaam is, moet de vrederechter voorrang geven aan bijstand indien dit mogelijk is. Om voor iedere persoon een beslissing ‘op maat’ te nemen moeten de vredegerechten over voldoende middelen beschikken.
  • De aanstelling van familiale vertegenwoordigers geniet steeds de voorkeur, althans indien de familie en de persoon met een handicap vragende partij zijn.
  • De vele verschillende praktijken tussen vredegerechten hebben tot gevolg dat Belgen niet gelijk voor de wet zijn.
  • Het is nog steeds mogelijk dat vrederechters beschermde personen verhinderen hun burgerrechten uit te oefenen, wat met name onverenigbaar is met artikel 29 van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, dat België in 2009 heeft bekrachtigd. 

I. Procedure

A. Verplichte vermeldingen in het verzoekschrift

Artikel 1240 van het Gerechtelijk Wetboek (GW) bepaalt welke gegevens automatisch in het verzoekschrift moeten worden vermeld. Daarin staat dat het onderwerp en een beknopte aanduiding van de redenen van het verzoek moeten worden opgenomen. Het zou verplicht moeten worden dat de verzoeker in zijn verzoek melding maakt van de problemen die hij ondervindt, zowel op het vlak van het beheer van zijn goederen als op het vlak van zijn persoon (net als bij de aanvraag voor een tegemoetkoming voor personen met een handicap, waarbij de betrokkene verzocht wordt om zijn moeilijkheden te vermelden). De mogelijkheid moet worden geboden om de problemen op het vlak van beheer van goederen en het nemen van beslissingen aan te geven. Men zou kunnen vertrekken van de bestaande lijst met handelingen en de persoon kunnen verplichten aan te duiden of hij/zij al dan niet bekwaam is. Zo ja, aanduiden of hij/zij behoefte heeft aan begeleiding of bijstand. En de verschillende antwoorden toelichten. De digitale versie maakt het evenwel niet mogelijk dit eenvoudig te doen.
Wanneer een persoon slechts voor een beperkt aantal handelingen een bewindvoering moet aanvragen, moet dit ook mogelijk zijn. Nu zijn vrederechters van mening dat zij over alle handelingen een beslissing moeten nemen

B. Geneeskundige verklaring

Artikel 1241 GW vermeldt dat een omstandige geneeskundige verklaring, waarvan het model door de Koning wordt vastgesteld, van ten hoogste 15 dagen oud, afgeleverd door een erkende arts of een psychiater, bij het verzoekschrift wordt gevoegd, tenzij het verzoek gegrond is op artikel 488/2 van het Burgerlijk Wetboek. Enerzijds is het goed om over een goede geneeskundige verklaring te beschikken (een toelatingsprocedure is zo ingrijpend voor de betrokkene dat het mogelijk moet zijn om op basis van een geneeskundige verklaring bescherming "op maat" te bieden). Anderzijds is bijvoorbeeld de huisarts, die dicht bij de persoon en zijn familie staat, soms beter in staat om de situatie te beoordelen.

De NHRPH vraagt ook dat zo nodig wordt aanbevolen om naast de geneeskundige verklaring een psychosociale beoordeling voor te leggen. Deze beoordeling moet een weerspiegeling zijn van de manier waarop de persoon dagelijks leeft en handelt en van de manier waarop zijn of haar ondersteuningsnetwerk functioneert. Dit maakt het ook mogelijk om na te gaan of hij/zij een betrokken netwerk heeft en of hij/zij niet geïsoleerd is. Deze beoordeling moet de vrederechter in staat stellen een beter inzicht te krijgen in de bekwaamheden van de betrokkene. Indien het verzoekschrift goed is opgesteld, moet het verslag niet dwingend zijn.

In de wetswijziging van 2019 werd opgenomen dat in de toekomst enkel medische verslagen van hiervoor geaccrediteerde artsen zouden worden aanvaard. Op dit moment is het Koninklijk Besluit er nog niet. De NHRPH vreest echter dat deze maatregelen voor een aantal personen een nieuwe barrière betekenen en dat er daardoor wachtlijsten ontstaan. Sommige vrederechters eisen nu reeds een medische verklaring van een psychiater: dit is niet correct. Sommige personen met een handicap zijn nooit bij een psychiater geweest, omdat zij daar geen behoefte aan hebben.

C. Convocatie

Artikel 1244 GW bepaalt dat de vrederechter, nadat het verzoekschrift tot onderbewindstelling van de goederen en/of de persoon is ingediend, altijd de volgende personen oproept:

  • de te beschermen persoon;
  • de persoon die het verzoekschrift heeft ingediend (de aanvrager).

Hij roept ook de volgende personen op, als ze samenwonen met de te beschermen persoon:

  • de vader en moeder van de te beschermen persoon;
  • de echtgeno(o)t(e)/wettelijk samenwonende/levensgezel(lin) van de te beschermen persoon;
  • de meerderjarige kinderen van de te beschermen persoon.

Andere familieleden kunnen vragen om gehoord te worden. Zij kunnen ook de vrederechter aanschrijven met hun opmerkingen.

In de praktijk blijkt dat deze personen soms niet worden opgeroepen. En zij vernemen later dat het betrokken gezinslid onder het statuut van gerechtelijke bescherming werd geplaatst, bijvoorbeeld naar aanleiding van een telefoontje van een maatschappelijk werker. Het oproepen van deze personen zou verplicht moeten zijn. Het directe betrokken netwerk moet zeker worden geïnformeerd en bij de procedure worden betrokken.

D. Verloop van de procedure

Artikel 1245 GW bepaalt dat de beschermde of de te beschermen persoon, tot op de dag van de zitting - indien hij of zij dit wenst vergezeld van de vertrouwenspersoon - kan verzoeken om afzonderlijk door de vrederechter in raadkamer te worden gehoord, vóór de andere betrokken partijen.

In heel wat dossiers, in het bijzonder wanneer een professionele bewindvoerder is aangesteld, is er geen vertrouwenspersoon aangesteld.
Sommige personen zijn bang om zich te engageren: de angst heeft te maken met de opdracht, die niet duidelijk omlijnd is en tot onzekerheid leidt.

Het is belangrijk dat de vertrouwenspersoon aangesteld wordt. Wanneer de procedure wordt opgestart, moet men er steeds aan denken een vertrouwenspersoon voor te stellen; die tendens wint in Vlaanderen terrein.

Artikel 1246 bepaalt dat de vrederechter alle nuttige informatie inwint.

In dit opzicht zijn er grote verschillen in de praktijken van vrederechters.

In Vlaanderen is er een toenemende tendens dat vrederechters goede contacten leggen met de sociale diensten en bij hen advies inwinnen. Dit kan gezinsleden ondersteunen. Maar wanneer rechters om advies vragen zonder dat het betrokken netwerk daarvan op de hoogte is, is dat onaanvaardbaar.

Artikel 1246 bepaalt tevens dat, wanneer daartoe aanleiding bestaat of op verzoek van de beschermde of de te beschermen persoon, de vrederechter zich mag begeven naar de verblijfplaats van de beschermde of de te beschermen persoon of naar de plaats waar hij zich bevindt, in voorkomend geval vergezeld door personen die hijzelf of de betrokken persoon aanwijst. Hij doet zulks ambtshalve wanneer het verzoek een mogelijke weerslag heeft op de bekwaamheid van de beschermde of de te beschermen persoon en indien laatstgenoemde zich niet kan verplaatsen.

De verplaatsingskosten komen ten laste van de te beschermen of beschermde persoon. Echter, in sommige gevallen:

  • verplaatst de rechter zich op eigen initiatief naar de gezinnen terwijl de personen best naar de vrederechter willen gaan. Er is geen reden waarom de te beschermen personen zouden moeten opdraaien voor de verplaatsingskosten van de rechter, wanneer zij bereid zijn om zich voor de zitting te verplaatsen;
  • Het vredegericht is soms niet toegankelijk voor personen met beperkte mobiliteit (ontoegankelijke ingang, bijvoorbeeld) en de rechter heeft dus geen andere keuze dan zich te verplaatsen om de te beschermen persoon te ontmoeten. In dit geval is het absoluut onaanvaardbaar dat personen met een handicap moeten opdraaien voor de kosten van de ontoegankelijkheid van de gerechtsgebouwen.
  • in sommige gevallen verplaatsen de rechter en de griffier zich en versturen ze afzonderlijke onkostennota’s. Men heeft ook vastgesteld dat sommige vrederechters zich verplaatsen naar dezelfde plaats voor verschillende personen (homes, instellingen, …) en onkostennota’s indienen voor elk van deze personen.

De NHRPH vraagt dat een audit over de toegankelijkheid in de ruime zin (fysieke toegankelijkheid, communicatie, begeleiding, …) wordt uitgevoerd.

E. Mogelijkheid van beroep

In de praktijk wordt er weinig beroep aangetekend, omdat de procedure te ingewikkeld, onvoldoende gekend en te zwaar is. Ze vereist begeleiding van een advocaat.  Bovendien blijven personen bij dezelfde vrederechter, zelfs nadat de procedure is afgelopen. Dit houdt mensen tegen om beroep aan te tekenen tegen een beslissing van de vrederechter : zij vrezen dat hij na een beroepsprocedure nog strenger zal zijn. Bij wijze van voorbeeld van goede praktijk heeft Duitsland Kamers van Beroep bij de regionale rechtbank. Personen onder bescherming kunnen een beroep indienen onmiddellijk na het vonnis van de vrederechter bij de Kamer van Beroep van hun regio.

F. Centraal register van bescherming van de personen (CRBP)

Sinds 1 juni 2021 maken de vrederechters voor de rechterlijke bescherming gebruik van het Centraal Register van bescherming van de personen. Een vertegenwoordiger van het Kabinet van de minister van Justitie werd door de werkgroep gehoord. De leden van de werkgroep werden verzocht hun netwerken te ondervragen, zodat zij hun ervaringen over het gebruik van het Centraal Register van bescherming van de personen konden delen. Een nota met daarin de synthese van deze bijdragen werd opgesteld in september 2021. Bijlage: Gebruik van het centraal register voor de bescherming van personen: samenvatting van de getuigenissen

De krachtlijnen van deze nota zijn de volgende:

  • De praktijk verschilt zeer sterk van de ene vrederechter tot de andere.
  • De communicatiecampagne werd slecht uitgevoerd: het CRBP werd opgezet, zonder enige betrokkenheid van organisaties van personen met een handicap. Organisaties werden, na de invoering van het CRBP amper geïnformeerd. Zij krijgen geen medewerking van het kabinet/administratie justitie om hun achterban te informeren en te ondersteunen bij het gebruik van de CRBP.
  • Het CRBP is moeilijk te gebruiken: de digitale kloof wordt versterkt. Men heeft kunnen vaststellen dat sommige familiale bewindvoerders afzien van hun mandaat en de aanstelling van een professionele bewindvoerder vragen. Meerdere vrederechters raden familiale bewindvoerders die niet mee zijn met de digitale ontwikkelingen aan om zich te laten vervangen door een professionele bewindvoerder.
  • Sommige vredegerechten eisen dat familiale bewindvoerders via het digitale platform gaan, wat evenwel niet wettelijk is. Dit is onder meer een illustratie van de verschillen die de NHRPH vaststelt tussen vredegerechten.
  • De NHRPH wil zich ervan vergewissen dat de bescherming van de gegevens wordt gewaarborgd.

G. Bekendmaking van beschermende maatregelen

De communicatie naar derden toe is niet toereikend, maar tegelijkertijd moet de privacy worden gerespecteerd. Hierin moet een evenwicht worden gevonden.

Het Belgisch Staatsblad (BS) vermeldt alleen dat er een bewindvoering is. Allerlei instellingen zullen onmiddellijk na de bekendmaking dienovereenkomstig handelen. Indien de vrederechter besluit tot een "op maat" gemaakt systeem van beperkte bewindvoering (bijvoorbeeld bijstand of vertegenwoordiging bij slechts enkele handelingen), is het voor de bewindvoerder vaak erg moeilijk om instellingen (banken, mutualiteiten enz.) ervan te overtuigen dat zij zich moeten aanpassen aan de beperkte bewindvoering. De mogelijkheid zou kunnen worden overwogen dat de persoon een uittreksel kan geven van de handelingen die hij nog kan uitvoeren en welke niet in een duidelijk kader (bankverrichtingen, aankopen, …).

II. Bescherming

In de beschikking:

  • vermeldt de vrederechter voor welke handelingen de beschermde persoon onbekwaam is en of er bijstand of vertegenwoordiging nodig is. Voor alle handelingen die de vrederechter niet vermeldt, blijft de persoon bekwaam. Als de vrederechter bij een beslissing ‘onbekwaam’ niets vermeldt, is bijstand voldoende. Het gaat altijd om de minst ingrijpende maatregel.
  • stelt de vrederechter een bewindvoerder voor de goederen en een bewindvoerder van de persoon aan. De bewindvoerder is verantwoordelijk voor het beheer van de handelingen die betrekking hebben op de beschermde persoon en/of zijn of haar goederen;
  • stelt de vrederechter een vertrouwenspersoon aan, indien de beschermde persoon of iemand anders daarom heeft verzocht. De vertrouwenspersoon treedt op als tussenpersoon tussen de bewindvoerder en de beschermde persoon en zorgt ervoor dat de opdracht van de bewindvoerder correct wordt uitgevoerd.

A. Handelingen

Vrederechters hebben niet voldoende middelen. Zij hebben derhalve niet de mogelijkheid een voldoende volledig beeld te krijgen van de situatie van de betrokkene. De vrederechters worden omwille van de veiligheid ertoe gebracht om alle handelingen op de lijst af te vinken, of om bepaalde handelingen af te vinken waarvoor de betrokkene noch bijstand, noch vertegenwoordiging nodig heeft.

De vrederechters hebben deze taak gekregen (een aantal van hun vroegere taken zijn uit hun takenpakket gehaald en overgeheveld naar de familierechtbanken). Derhalve mag worden verwacht dat de vrederechters hun taken op een kwalitatieve manier vervullen. Maar vrederechters zijn juristen; het zou zeer nuttig zijn als zij in deze taak werden bijgestaan door een sociale dienst. Ook de communicatie met de personen die onder bewindvoering staan en de bewindvoerders van hun familie zou dan veel vlotter kunnen verlopen.

De geest van de wetgeving over de bewindvoering, geïnspireerd door o.a. het VN-verdrag voor gelijke rechten van personen met een handicap, is duidelijk: ook personen met een handicap zijn bekwaam, tenzij voor die handelingen waarvoor de vrederechter beslist dat de persoon niet bekwaam is. Van de vrederechter verwachten wij dat hij zijn beslissing grondig overweegt op basis van de medische verklaring, gesprekken met de persoon waarvoor bewindvoering wordt aangevraagd en andere belangrijke derden. De NHRPH erkent dat vredegerechten niet altijd voldoende zijn uitgerust om een uitgebreid sociaal onderzoek te doen en dringt aan op meer ondersteuning van de vredegerechten.

Uitvoering:

  • Er kunnen verschillen zijn tussen de formulering van de verordening en de praktische uitvoering. Bijvoorbeeld bij banken: het is onmogelijk geworden om een dagelijks leven te leiden en toegang te krijgen tot een lopende rekening, terwijl dat voor kinderen van 12 jaar en ouder wel mogelijk is! Zodra het besluit is genomen, blokkeren de banken de rekeningen en moeten de assistenten terug naar de bank om de situatie recht te zetten: dit duurt lang en is pijnlijk voor de gezinnen...
    De praktijken verschillen echter van bank tot bank.
  • Personen die onder bescherming zijn geplaatst, melden dat zij geen toegang hebben tot hun bankrekeningen. Zij willen kunnen analyseren wat zij ontvangen, wat zij uitgeven, en hun bankafschriften beschikbaar hebben via een bankapplicatie.
  • In het algemeen gaan bewindvoerders van goederen niet akkoord met het idee van een "prepaid" kaart, maar het is geen debetkaart die in het negatieve kan gaan. Dit soort kaart kan beschermde personen helpen wanneer zij duurdere online aankopen moeten doen.
  • Ook moet worden vermeld of de te beschermen persoon al dan niet met een bankkaart of contant geld kan omgaan. Sommige personen wordt een bankkaart geweigerd omdat ze onder bewindvoering staan. De (on)toegankelijkheid van bankzaken is een algemeen probleem voor personen met een handicap, maar de beschermingsmaatregelen doen er nog een schepje bovenop.
  • Op het terrein kan worden vastgesteld dat sommige rechters koste wat kost geld willen besparen. Wanneer een grote uitgave moet worden gedaan (b.v. de aankoop van een auto), gaan heel wat rechters daar niet mee akkoord.
  • In het algemeen wordt de wens om bescherming op maat te bieden vaak ondermijnd. Vrederechters vinken alle vakjes af. Voor sommigen is het verschil met de regeling van de verlengde minderjarigheid niet te zien. Soms hebben vrederechters geen tijd om de persoon te beoordelen.

Er is een wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de bekwaamheid van de beschermde persoon betreft ingediend om de politieke rechten bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Grondwet uit te oefenen. Het stemrecht is een burgerrecht, net als het recht op vrij verkeer, integriteit, enz. Rechters zouden personen met een handicap nooit het stemrecht mogen ontzeggen (tenzij zij door een rechtbank worden veroordeeld, net als voor iedere andere burger). Rechterlijke beschermingsmaatregelen worden in de eerste plaats genomen om de persoon met een handicap te beschermen. Sommige personen zijn misschien niet in staat de handeling die ze stellen te begrijpen. Betekent dit dat zij door hun stem een gevaar voor zichzelf kunnen creëren? Ter vergelijking, zie hieronder de handelingen met betrekking tot de persoon waarover de rechter uitspraak moet doen. Het gaat er dus niet om personen te verbieden te stemmen, maar wel om de uitoefening van dit recht te vergemakkelijken. Zo moet iedere burger de nodige informatie kunnen krijgen om zijn stemrecht correct te kunnen uitoefenen, in een taal die voor hem of haar toegankelijk is (bijvoorbeeld politieke programma's in gemakkelijk te lezen en te begrijpen taal, in gebarentaal, in braille).

Bovendien is de NHRPH van mening dat de rechter een onder bescherming plaatsing moet weigeren die hij/zij als "misbruik" of "gemak" beschouwt, vooral voor verpleeghuizen/instellingen. Soms zijn er voldoende geleidelijke oplossingen voor verzorging en ondersteuning mogelijk zonder gebruik te maken van een beschermingsmaatregel.

B. Vertegenwoordiging of bijstand?

De vrederechter kan slechts vertegenwoordiging bevelen voor het verrichten van een rechtshandeling of een proceshandeling indien de bijstand bij het verrichten van die handeling niet toereikend is.

In de praktijk wordt bijna altijd gekozen voor vertegenwoordiging. Bijstand zou te duur zijn voor de beschermde persoon met een professionele bewindvoerder, aangezien hij meer begeleiding nodig heeft. Met een familiale bewindvoerder is de bijstand iets wijder verbreid, maar blijft moeilijk op te zetten. De beschikking keert zich tegen de persoon.

De aanvrager of het netwerk moet vaak veel moeite doen en veel argumenten aanvoeren om de vrederechter te doen besluiten tot "bijstand" in plaats van vertegenwoordiging. 

Naar de geest van de wet en met inachtneming van de beginselen van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap moet voorrang worden gegeven aan de regeling voor bijstand boven de regeling voor vertegenwoordiging. De beschermde persoon wordt slechts bij verstek onder vertegenwoordiging geplaatst. In de praktijk is het tegendeel waar. Het onder bescherming plaatsen met vertegenwoordiging blijft de norm. Bijstandsmaatregelen worden zelden uitgesproken. Er zijn geen specifieke middelen aangewend om deze bijstandsmaatregelen doeltreffend te maken. 

De huidige aanpak van vrederechters is nog te vaak ver verwijderd van de VN-voorschriften.

Hoe kan de UNCRPD dan worden nageleefd?

De hervorming van de Belgische rechtsbekwaamheid eerbiedigt de UNCRPD niet. Maar tegelijkertijd blijft de UNCRPD vaag: de tekst zegt dat PMH ondersteuning moeten en begeleiding bij hun keuzes en voorkeuren moeten krijgen. Het gaat er dus niet om hen te vervangen, en zelfs niet om hen te begeleiden in een rationele beslissing vanuit een gemeenschappelijk standpunt, maar om de wensen van PMH dagelijks en zo dicht mogelijk bij hun visie op het leven uit te voeren. Daartoe vraagt de NHRPH natuurlijk niet om de PMH aan zijn lot over te laten. Het gaat er niet langer om de situatie te onderzoeken vanuit het oogpunt van de bekwaamheid van de betrokkene, maar vanuit het oogpunt van wat hij of zij wil. Het gaat veeleer erom de langetermijnwensen van de betrokkene te verzoenen met zijn dagelijkse voorkeuren: elke voorkeur van de PMH is relevant en er moet worden nagegaan hoe deze voorkeur kan worden geïnterpreteerd in de context van zijn leven in het algemeen. Het gaat er niet langer om een "zwart-wit"-beoordeling van de bekwaamheid van de PMH te maken, maar te luisteren naar de verzoeken van de betrokkene vanuit zijn of haar eigen gezichtspunt en verwachtingen en niet vanuit een referent buiten de persoon.

De vertegenwoordiger wordt niet verboden, maar wat wel verboden is, is de beslissing te nemen in de plaats van de PMH. De "betrouwbare wil" wordt de leidraad, zelfs als dat negatieve gevolgen heeft voor de PMH. De handicap laat geen paternalistische aanpak toe. En zelfs als een PMH geen “betrouwbare wil” heeft, moeten zijn of haar keuzes worden gerespecteerd: "niets over ons zonder ons" EN mag hij/zij niet worden overbeschermd op grond van een handicap. Het gaat erom die persoon een "passende bescherming" te bieden, maar de bescherming mag geen reden zijn om zijn of haar levenskeuzes feitelijk te beperken.

Men moet aandacht hebben voor het feit dat de relatie tussen de beschermde persoon en de bewindvoerder volledig asymmetrisch is en dat de beschermde persoon zich in een relatie van grote afhankelijkheid bevindt; ouders en anderen kunnen zeer snel misbruik maken van hun macht: deze dimensie moet worden erkend. Alleen op die manier kan de beschermingsmaatregel "menselijk" worden doordacht en gemoduleerd en van een beschermende benadering overgaan naar een benadering van "eerbied voor de levenskeuze".

In de andere rechtbanken, bijvoorbeeld de arbeidsrechtbanken, krijgt de rechter bijstand van auditoren. Dit bestaat niet voor vrederechters.

C. Einde van de rechterlijke beschermingsmaatregel

De vrederechter kan te allen tijde, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de beschermde persoon of diens vertrouwenspersoon, diens bewindvoerder of iedere belanghebbende, alsook van de procureur des Konings, bij een met redenen omklede beschikking een einde maken aan de rechterlijke beschermingsmaatregel of de inhoud ervan wijzigen. In voorkomend geval eindigt de rechterlijke beschermingsmaatregel op de dag waarop de beschikking wordt uitgesproken.

Personen moeten worden aangemoedigd om dit te doen: de behoeften van de persoon met een handicap veranderen. De procedure om een einde aan een bewind te stellen, is vaak zwaar voor de betrokkenen. Zij moeten, met een uitgebreide en goed geargumenteerde medische verklaring kunnen aantonen dat zij wel bekwaam zijn om zelfstandig alle handelingen uit te voeren. Maar het is zeer moeilijk om een dergelijke medische verklaring te verkrijgen. De leden van de werkgroep hebben echter getuigenissen ontvangen van verscheidene begunstigden die erin geslaagd zijn beschikkingen te doen opheffen, wanneer de vrederechter naar hen luistert.

Het komt terug op de entourage van de persoon met een handicap: heel wat sociale diensten weten te weinig over de regelgeving en kunnen de persoon dus niet adequaat adviseren.

Zelfs als de persoon een geneeskundige verklaring ter staving overlegt, is de vrederechter vaak geneigd de persoon onder bescherming te houden... De wetgeving staat toe dat de persoon tijdens een overgangsperiode zelf zijn beheer kan overnemen terwijl hij onder toezicht staat van de bewindvoerder, en dat voor een door de rechter te bepalen periode. Op die manier kan worden nagegaan hoe de betrokkene het ervan afbrengt. Als deze proef overtuigend is, kan de beschermingsmaatregel worden beëindigd. Dergelijke proefperiodes zouden vaker moeten worden toegepast, op voorwaarde dat het netwerk van de persoon actief wordt betrokken.

D. Benoeming van de bewindvoerder

Uittreksel uit Le Soir (https://plus.lesoir.be/371669/article/2021-05-11/justices-de-paix-ladministration-de-biens-sous-la-loupe-du-conseil-superieur-de)

Wegens de te hoge werklast zijn de vrederechters geneigd professionele bewindvoerders aan te stellen (wat volgens de HRJ in strijd is met de geest van de wet, die de voorkeur geeft aan familiale bewindvoerders). Van de 13 kantons waar de verhouding tussen professionele en familiale bewindvoerders werd gepeild, waren er slechts twee 50-50, terwijl in de andere kantons de neiging om advocaten als bewindvoerders voor goederen aan te stellen groot was (tot 98%). 

Hoewel de wetgeving de aanstelling van familiale bewindvoerders bevoorrecht, is de situatie eerder als volgt:

  • jegens familiale bewindvoerders is er vaak wantrouwen, tot bewijs van het tegendeel,
  • jegens professionele bewindvoerders overheerst vertrouwen, tot bewijs van het tegendeel.

De geest van de wetgeving inzake de bewindvoering is duidelijk: de beschermde persoon moet zoveel mogelijk bij de bewindvoering worden betrokken en goed worden geïnformeerd. Eén contact per jaar is onvoldoende. Rechters moeten dit veel strenger controleren.

In 2019 heeft de toenmalige Minister van Justitie, de heer Koen Geens, bij de NHRPH een voorontwerp van wet ingediend tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Gerechtelijk Wetboek met het oog op het instellen van een federale bewindvoeringscommissie en het bepalen van de voorwaarden voor het beroepsmatig uitoefenen van de functies van bewindvoerder over een beschermd persoon. Dit voorontwerp van wet had tot doel een betere vertegenwoordiging of bijstand van de te beschermen of beschermde persoon mogelijk te maken, in overeenstemming met zijn of haar belangen. 

Advies 2019/08 bevatte een aantal overwegingen. De meeste van deze overwegingen zijn vandaag de dag nog steeds relevant, en de NHRPH wenst het volgende te benadrukken:

  • Vrederechters moeten gesensibiliseerd worden om bij voorkeur een familielid aan te wijzen.
  • Indien de rechter voor een professionele bewindvoerder kiest, zal hij zijn keuze moeten motiveren en toelichten waarom deze keuze in het belang van de betrokkene is.
  • Er moet een maximum aantal dossiers per bewindvoerder worden vastgelegd. De NHRPH wil zelf evenwel geen aantal vastleggen. Sommige advocaten die verschillende bewindvoeringsdossiers behandelen, kunnen meer ervaring op te bouwen. Indien dit hun hoofdactiviteit is, kunnen zij een groter aantal zaken behandelen. Ook als de bewindvoerder zijn werk met overtuiging doet, en niet om snel geld te verdienen, is het mogelijk dat hij of zij verschillende dossiers goed behandelt. Maar er moet een grens zijn.
  • De vrederechter moet zich houden aan een zeer strikt ethisch kader met betrekking tot de bevoegdheden van professionele bewindvoerders en het kader voor begeleiding van de persoon onder bewind.
  • Er moet een deontologische code voor de professionele bewindvoerders worden ingevoerd; deze moet voorzien in duidelijke en precieze kwaliteitscriteria inzake het beheer van de dossiers. De werkgroep “Rechtsbekwaamheid” zal de komende maanden bijeenkomen om criteria voor te stellen met het oog op de ontwikkeling van een deontologische code.
  • De inhoud van de opleiding voor professionele bewindvoerders en van de erkenningsprocedure van de opleiders moet worden vastgesteld.
  • De onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de bewindvoerder moet worden gegarandeerd via evaluatie.
  • Er moet meer nadruk worden gelegd op informatie en steun voor de familiale bewindvoerders. De huidige brochure voor familiale bewindvoerders, opgesteld door de Koning Boudewijnstichting,moet worden aangepast en nog concreter en praktischer in gebruik worden gemaakt. De vrederechters moeten tevens worden gesensibiliseerd om deze brochure te verspreiden.
  • Vrederechters zouden zich moeten kunnen omringen met maatschappelijk assistenten, accountants, enz. In Canada bijvoorbeeld ziet de "Openbare curator" van Quebec toe op de bescherming van onbekwame personen, de vrijwaring van hun autonomie en de eerbiediging van hun rechten, terwijl hij hun familie en naasten bijstaat in hun plichten. Om zijn taken uit te voeren, wordt hij omringd door advocaten, maatschappelijk assistenten, ...
    https://www.quebec.ca/gouvernement/ministeres-et-organismes/curateur-public

E. Bezoldiging van de bewindvoerder

In december 2018 werd een voorontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van de regels voor de bezoldiging, de kosten en de buitengewone ambtsverrichtingen van bewindvoerders ingediend bij de NHRPH. Over dit voorontwerp is advies 2018/35 uitgebracht. Het is tijdens de vorige zittingsperiode niet aangenomen.

Op 6 januari 2022 heeft de heer Vincent van Quickenborne, Minister van Justitie, het advies van de NHRPH gevraagd over het voorontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van de regels voor de bezoldiging, de kosten en de buitengewone ambtsverrichtingen van bewindvoerders (advies 2022/08). In zijn advies stelt de NHRPH opnieuw het gebrek aan voorspelbaarheid en duidelijkheid van de tekst aan de kaak, gezien de ruime marge voor interpretatie van de termen en benaderingen van de tekst.

De NHRPH dringt nogmaals zeer sterk aan op:

  • Het definiëren van de minimumprestaties waarvoor de forfaitaire bezoldiging van 3% is voorzien, met name:
    • de belastingaangifte van natuurlijke personen;
    • de twee bezoeken per jaar aan de beschermde persoon;
    • de verzoeken om sommen van de spaarrekening of andere geblokkeerde rekeningen te kunnen opnemen;
    • de overschrijvingen;
    • het opstellen van verslagen (de inventaris die binnen 6 weken na kennisgeving van de beslissing van de rechter bij de griffie moet worden ingediend en de jaarverslagen).
  • Een correcte definitie van de inkomensbasis die zowel het bescheiden karakter als de filosofie van de bestaansmiddelen respecteren, met een zeer duidelijke grens: de tegemoetkomingen om het verlies van zelfredzaamheid te compenseren, niet enkel de integratietegemoetkoming (IT) en de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (THAB), maar ook bijvoorbeeld de tegemoetkoming voor hulp van derden van het RIZIV, de persoonsvolgende financiering (PVF) of het persoonlijk assistentiebudget (PAB) mogen in geen geval in aanmerking worden genomen.
  • Een goed doordachte afstemming tussen de artikelen die de bezoldiging van de bewindvoerder vaststellen: door de artikelen 1 en 2 te cumuleren loopt de bezoldiging voor alle beschermde personen op tot een forfait van 4%. Ook de vergoeding van 75 tot 125 euro per uur voor "bijzondere ambtsverrichtingen" zet de deur open voor willekeur. Bepaalde niet-professionele bewindvoerders doen soms een beroep op een accountant: dit kost ook geld.

De NHRPH vraagt daarom dat een zeer gedetailleerde tekst door alle vrederechters wordt samengesteld. Dit document zou bijvoorbeeld kunnen voorzien in verschillende bedragen voor logistieke diensten en intellectuele diensten, maar ook in aanpassingen naar gelang van de hoogte van het inkomen van de betrokkene.

Ten slotte vraagt de NHRPH zich af of deze kosten niet ten laste zouden moeten zijn van de gemeenschap. Indien dit niet mogelijk is, moet de in aanmerking genomen inkomensbasis worden herzien.

F. Contacten

De HRJ vraagt dat de vrederechter ervoor zorgt dat de bewindvoerder ten minste één keer per jaar effectief een contact heeft met de beschermde persoon. De NHRPH is van mening dat één contact per jaar onvoldoende is.
De vrederechter moet zich er ook van vergewissen dat de bewindvoerder aandacht heeft voor de kwaliteit en de levensomstandigheden van de beschermde persoon. Dit moet niet enkel reactief gebeuren, maar ook proactief.

G. Verslag

De bewindvoerder moet verslag uitbrengen:

  • aan de vrederechter
  • aan de beschermde persoon indien zijn of haar toestand dit toelaat
  • in voorkomend geval, aan de andere bewindvoerder of de nieuwe bewindvoerder
  • aan de vertrouwenspersoon

De vrederechter kan vragen om andere betrokkenen, zoals ouders of de maatschappelijk assistent, op de hoogte te houden.

De rapportageverplichting van de bewindvoerder verschilt naar gelang van het soort opdracht.

  • bewindvoerder met vertegenwoordigingsopdracht
  • bewindvoerder met bijstandsopdracht
  • Ouders-bewindvoerders

De NHRPH is van mening dat in sommige gevallen een schriftelijk verslag aan de beschermde persoon niet voldoende is. Sommige personen met inzagerecht voor het verslag zouden vaker verslagen willen ontvangen.

De beschermde persoon moet, naargelang van zijn mogelijkheden, zo volledig mogelijk worden ingelicht.

De wetgeving bepaalt dat vrederechters voor ouders die bewindvoerder zijn, kunnen afzien van de jaarlijkse rapportageplicht. De NHRPH betreurt het dat niet alle vrederechters van deze mogelijkheid gebruik maken. De overgrote meerderheid van de ouders wil het beste voor hun kind. Door de lange wachtlijsten voor toegang tot bepaalde zorg, moeten ouders deze zorg zelf blijven verlenen. Maar voor beslissingen over hun zoon/dochter moeten ze naar de vrederechter. Zij moeten bijvoorbeeld toestemming vragen om geld van de spaarrekening te halen. Terwijl het geld op de spaarrekening meestal van de ouders komt. Dit is een zeer gevoelige kwestie voor veel ouders, die het zien als een teken van wantrouwen.

Wanneer de vrederechters een verslag hebben gecontroleerd (zowel wat betreft het vermogen als dat over de persoon), krijgen de bewindvoerders zelden feedback. Ze krijgen dit alleen als de vrederechter het verslag niet goedkeurt. Dit is een bron van ongerustheid en onzekerheid voor familiale bewindvoerders. Een briefje of e-mail versturen naar personen nadat het verslag is gecontroleerd, hoeft geen grote moeite te zijn.

Voorts moet worden overwogen een budget uit te trekken om externe deskundigen te betrekken om de bewindvoerders bij te staan bij de controle van de rekeningen.

III. Bij wijze van conclusie

Het is bijzonder verontrustend vast te stellen dat de praktijken van rechtsgebied tot rechtsgebied verschillen, waardoor het beginsel van gelijkheid van de Belgen voor de wet in het gedrang komt. De audit van de HRJ heeft dit voldoende aangetoond en het er moet zo snel mogelijk een einde worden gemaakt aan deze feitelijke situatie.  

De NHRPH benadrukt met klem de reikwijdte van het Internationaal Verdrag inzake de rechten van de personen met een handicap. Een doelstelling die de kwestie van het beschermingsstelsel overstijgt is het vatten en respecteren – globaal en op dagelijkse basis – van de wil van de PMH.

De NHRPH wenst de aandacht te vestigen op een aantal overwegingen in de studie “Handicap en rechtsbekwaamheid: voor een uitvoering van de wet van 17 maart 2013 waarbij de geest van het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap zo goed mogelijk wordt gerespecteerd – Voorgestelde pistes afkomstig van een vergelijkende analyse van de Quebecse en Engelse (para)juridische systemen” door Céline Vandermeulen, Academiejaar 2020-2021, waaronder:

  1. De noodzaak om aangepaste communicatiemiddelen tussen de PMH en zijn bewindvoerder in te voeren;
  2. Een sterke samenwerking tussen de juridische, medische en psychosociale wereld – vergelijkbaar met wat wordt voorgesteld binnen de Openbare Curator in Quebec;
  3. De dejuridisering van de bijstand zoals Quebec heeft ingevoerd. “Aangezien het niet te ontkennen valt dat, ondanks het beginsel van bijstand, dit in België bijna nooit wordt uitgesproken bij wijze van voorzorgsmaatregel en omdat het in de praktijk moeilijker uitvoerbaar lijkt, zou het voorzien in een fase voorafgaand aan de rechtszaak blijkbaar een stimulans kunnen zijn om gebruik ervan te maken. Op die manier kan een officieel statuut worden verleend aan familieleden en naasten die de betrokkene informeel bijstaan en die niet naar de rechter willen stappen met een verzoek om plaatsing onder rechterlijke bescherming, niet alleen om de omslachtige formaliteiten bij de uitoefening van de bewindvoering te voorkomen, maar ook uit angst dat een vertegenwoordigingsregeling zal worden uitgesproken.” 

Ten slotte dringt de NHRPH erop aan dat voor PMH met weinig middelen de beschermingsregeling door de gemeenschap ten laste moet worden genomen.


Bijlage: Gebruik van het centraal register voor de bescherming van personen: samenvatting van de getuigenissen

Sinds 1 juni 2021 maken de vrederechters voor de rechterlijke bescherming gebruik van het centraal register voor de bescherming van personen. In dit verband werd de leden van de werkgroep verzocht hun netwerken te ondervragen, zodat zij hun ervaringen konden delen. Een vertegenwoordiger van het kabinet van de minister van Justitie werd door de werkgroep gehoord.

1. Cross-sectionele bevindingen

De praktijk verschilt sterk van de ene vrederechter tot de andere:

  • Inwerkingtreding van de nieuwe procedure: sommigen hebben de familiale bewindvoerders per post op de hoogte gebracht, anderen niet. Voorbeelden: Fléron en Huy (Hoei) ja; Verviers en Waremme (Borgworm) nee.
  • Sommigen hebben na 01/06/2021 papieren dossiers aanvaard, anderen niet. Bij de invoering van dit platform werd meegedeeld dat in eerste instantie alleen professionele administrateurs verplicht zouden zijn het platform te gebruiken. In de praktijk weigeren sommige vrederechters echter papieren verzoeken/verslagen/aanvragen voor het debiteren van spaarrekeningen en zijn gezinnen verplicht het verzoek elektronisch in te dienen.

Het centrale register werd opgezet, zonder enige echte uitleg. Vele gezinnen hadden de brief ontvangen, maar begrepen die totaal niet. Dit is een ander negatief punt: er werd geen duidelijke uitleg gegeven. De communicatiecampagne is een ramp.

2. Gebruik door gezinnen

Gevreesd wordt dat veel gezinnen niet meer zelfvoorzienend zullen zijn.

Toen de formulieren nog op papier mochten worden ingeleverd, konden de gezinnen dat nog zelfstandig doen. De verenigingen kregen de gelegenheid om samen met hen het eerste verslag in te vullen. Zij maakten jaarlijks kopieën van de blanco documenten en gebruikten het ingevulde document als basis voor bijgewerkte verslagen.

Met de elektronische versie zullen deze gezinnen deze verworven autonomie verliezen. Elke bewindvoerder van wie de aanvraag elektronisch is ingediend, zal de verslagen/aanvragen elektronisch moeten terugsturen.

Wat doen we met gezinnen die geen toegang hebben tot een computer of een internetverbinding?

Er zijn computers beschikbaar in de griffies van de vrederechters, maar het is niet mogelijk de gezinnen daarheen te sturen om hun verslagen in te vullen en in tegenstelling tot wat de Minister in zijn communiqué zegt, hebben de griffiers niet de tijd om hen te helpen. Dit betekent dat de verenigingen de gezinnen jaarlijks zullen moeten helpen, terwijl de gezinnen het heel goed deden op eigen kracht.

We moeten de vrederechters te vragen met beide systemen (papier - elektronisch) te blijven werken, zoals de FOD, AViQ, PHARE, ...

Een ander punt is dat bij de indiening van een aanvraag een gedetailleerd medisch attest moet worden voorgelegd. Als het gezin de aanvraag online begint in te vullen, vergeet (of niet weet) dat het een gedetailleerd medisch certificaat moet invullen en de aanvraag op wacht zet om naar de dokter te gaan, zal het alles opnieuw moeten invullen. Er wordt niets opgeslagen.

Conclusie: de digitale kloof wordt eens te meer vergroot! Het is van essentieel belang dat gezinnen bijstand krijgen voor de administratieve opvolging, zonder langs de griffies te passeren. Maatschappelijk werkers van de FOD Justitie zouden deze grotere of kleinere bijstand kunnen verlenen, afhankelijk van de situatie. Momenteel zijn het de verenigingen van PMH die de steun verlenen: zij worden niet vergoed, hoewel zij aan de wettelijke vereisten moeten voldoen. Financiering van verenigingen zou ook een oplossing kunnen zijn.

Het gebruik van het internetplatform "centraal register" voor alle administratieve contacten met de vrederechter maakt deel uit van een algemene beweging om de betrekkingen tussen personen en organisaties te digitaliseren, of het nu gaat om openbare diensten, handelaars of vrijetijdsaanbieders. De "revolutie" is aan de gang, een onstuitbare opmars, nog versneld door COVID-19. Het probleem is dat degenen die zich niet aanpassen aan de digitale evolutie, d.w.z. degenen die reeds cultureel achtergesteld zijn, nog verder zullen worden gemarginaliseerd in de samenleving.

Veel bewindvoerders en vertrouwenspersonen zullen te lijden hebben onder deze digitale kloof. Om nog te zwijgen over de beschermde personen…

Tweede conclusie: het risico van onteigening

De vrees is groot dat families en beschermde personen de regie over hun leven zullen verliezen. Veel gezinnen zullen waarschijnlijk een beroep doen op professionele bewindvoerders, hetgeen kosten met zich meebrengt, kosten die moeilijk te schatten zijn gezien de uiteenlopende praktijken van de verschillende bewindvoerders... Ook hier blijkt weer de noodzaak van nauwkeurige financiële richtsnoeren.

Maar er is nog iets ergers: het verlies van financiële, administratieve en sociale controle over het dagelijks leven en zelfs de intimiteit. Kortom, de kloof tussen de filosofie van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van de personen met een handicap - de filosofie waaraan de wet van 2013 moest beantwoorden - en uitvoering ervan door de overheid wordt steeds groter. Het platform brengt de autonomie van gezinnen in gevaar.

3. Toegankelijkheid

Ook de toegankelijkheid voor volwassenen met een verstandelijke handicap is aan de orde: "Het is niet omdat ik een handicap heb dat ik niet op het internet ga!”

Een voorbeeld: er staan geen instructies of andere informatie in FALC op de website (gemakkelijk te lezen en te begrijpen tekst).

4. Getuigenissen van individuele personen

a. Getuigenis van een moeder, bewindvoerder van het eigendom van haar dochter:

  1. Volgens de beschikking wordt tot april 2021 aan het eind van de maand alles boven 5000 euro op een depositorekening gestort totdat het in totaal ongeveer 12 000 euro aan spaargeld bedraagt.
  2. 13 april - verzoek aan de vrederechter (papieren document): verzoek om de spaargelden voortaan te storten in een nominatief fonds binnen de Stichting Portray.
  3. 6 mei: voorstel van de rechter: stort wat 5.000 euro overschrijdt van de lopende rekening in het fonds op naam van de stichting. Het spaargeld dat reeds op de spaarrekening staat, blijft behouden.
  4. 10 juni: Er wordt een overeenkomst gesloten met de Stichting Portray, en er wordt een nominatief fonds opgericht.
  5. 30 juni: indiening van de overeenkomst bij de vrederechter via het centrale register.

Bevindingen en problemen: De bewindvoerder ondervond moeilijkheden bij het registreren en verzenden van de gescande overeenkomst op het platform. Het elektronische systeem weigerde de referentie, die het nummer van de beschikking aangaf. We moesten zelf een oplossing vinden, met vallen en opstaan. Wij moesten de referentie van de in april ingediende aanvraag vermelden. Er stond geen uitleg op het platform zelf en er was ook geen brief met uitleg.

b. Een vader die de bewindvoerder is van zijn twee zonen (een advocate treedt op als vertrouwenspersoon)

Toen ik inlogde op het platform, vond ik tot mijn verbazing niets over mijn dossier, noch de beschikkingen, noch de vorige verslagen. Ik wist niet wat ik moet doen. Een handleiding ontbrak!

Enkele weken nadat het centrale register was opgezet, was er echter een overzicht beschikbaar van de aktes die sinds 2019 zijn aangenomen.

c. Een vertrouwenspersoon

De toegang van het platform leek me vlot te gaan. Ik heb het zonder veel moeite bezocht. Ik heb niet geprobeerd alles goed te begrijpen omdat ik als vertrouwenspersoon een raadgevende functie heb en het platform niet moet gebruiken. Maar een kleine briefing lijkt me noodzakelijk. Ik vind dat je al enige kennis moet hebben om het te durven gebruiken. Je moet eraan denken om de hulppagina's te zoeken in de banner onderaan de pagina. Deze pagina's, teksten of video's, lijken mij al erg zwaar om te vinden en te verwerken. Het lijkt me dat u al bepaalde juridische of administratieve termen of begrippen moet kennen; dit vereist bijstand...

Uiteindelijk gaf ik het op. Als een vertrouwenspersoon weet ik nog steeds niet in of ik er veel nut aan kan hebben.

Ik heb echter vastgesteld dat de aanwezigheid van nieuwe te raadplegen documenten niet wordt aangegeven, bijvoorbeeld per e-mail. Je moet er dus aan denken om de site regelmatig te controleren.

Over één ding ben ik erg teleurgesteld: als ik het goed begrepen heb, verloopt - zodra je je hebt ingeschreven - alle communicatie alleen nog maar via dit kanaal. Maar je moet je registreren om te weten te komen waar het allemaal om gaat! En opgelet: je wordt niet gewaarschuwd dat je de Rubicon oversteekt!

d. Een andere moeder-bewindvoerder

Ik heb contact opgenomen met de vrederechter in Luik (1e kanton). De rechter heeft er 4 maanden over gedaan om het verslag te lezen dat ik had opgestuurd, hij vroeg om een correctie in het verslag (het ontbreken van een totaal). De griffier weigert tot op heden elke correctie op papier omdat het centraal register sinds 1 maand bestaat. Ik moet dus het hele verslag opnieuw maken via het platform omdat de rechter er 4 maanden over deed om het te lezen.

e. Een vader van 2 onder gerechtelijke bescherming gestelde personen

De griffier van de vrederechter van Waremme (Borgworm) schreef op 3 september 2021: "Tot nu toe kon u ons uw verzoeken, verslagen en brieven alleen per post toesturen. Het is voortaan mogelijk, als u dat wenst, om dat elektronisch te doen via deze site en u zult ook brieven en beschikkingen op dezelfde manier ontvangen. Dit is geen verplichting, u kunt het zoals voorheen per post blijven doen en voor degenen die geen computer hebben, is er voor dit doel een beschikbaar in alle vredegerechten.”

De updates van alle documenten sinds november 2017 zijn te vinden op de website. Het enige nadeel is dat ik ze niet kan openen, maar het vraagt gewoon een eenvoudige computerinstelling om ze zichtbaar te maken voor het lezen.

Ter informatie: de downloadcapaciteit is beperkt tot 6 MB, wat volstrekt onvoldoende is aangezien ik de dossiers in Waremme op papier afdruk: PDF-formaat in A4 en A3 en in kleur… Het gaat om meer dan 50 MB, met meer dan 50 dubbelzijdige pagina's voor elk kind!

5. Getuigenissen van verenigingen

De maatschappelijk werkers van de verenigingen helpen de gezinnen bij hun contacten met de vrederechter.

  1. De digitale kloof: een maatschappelijk werkster getuigt over de absolute weigering van papier: je hebt internet nodig, een computer, een identiteitskaartlezer of een Itsme-account, ... Er is zich hier een enorme digitale kloof aan het ontwikkelen. Een andere maatschappelijk werker getuigt in de andere richting: onze vereniging heeft sinds 1 juni 20 gezinnen geholpen om documenten te overhandigen: geen informatie aan de gezinnen, overhandiging van documenten in papieren vorm. Documenten aanvaard.

    Een van de reacties op de digitale kloof is het ter beschikking stellen van computers in de vredegerechten. Er zijn niet zoveel vrederechters meer, het is soms om vrij ver reizen (Na de sluiting van het vredegerecht van Hannut moet men naar Waremme, d.w.z. 18 km van het centrum van Lincent). Je moet weten hoe je een computer moet gebruiken. Zijn er scanners om documenten te scannen? Je moet al je documenten meenemen, zonder iets te vergeten. Dit is absoluut niet praktisch.

    Nu moeten alle aanvragen via dit portaal gaan. Geen uitzonderingen.

  2. Login met ID-kaart. De ID-kaart moet al leesbaar zijn. Een maatschappelijk werker had verschillende keren een foutcode omdat de chip zogenaamd niet bruikbaar was. Alleen de aan het dossier gekoppelde personen hebben toegang (geen enkele maatschappelijk werker kan inloggen zonder de kaart van de betrokkene).

  3. De PIN code. Wie heeft ooit echt de PIN-code van zijn identiteitskaart gebruikt? Veel van de mensen die de maatschappelijk werkers hebben ontmoet, kenden hun PIN-code niet, sommigen vonden hun papier terug, anderen moesten bij de gemeente een nieuwe PIN-code aanvragen (wachttijd van minimaal 2 weken).

  4. Naar het dossier van de persoon. Je hebt enige goede administratieve en juridische kennis nodig om het juiste document te vinden: kiezen tussen vertegenwoordigende bewindvoering of bijstand, periodiek of eerste verslag... Bij het eerste gebruik is het platform niet intuïtief.

  5. Griffiers zijn niet goed op de hoogte. Een maatschappelijk werkster uit Luik heeft naar de vrederechter in Waver moeten bellen om informatie te krijgen over het gebruik van het register; de griffier kon haar niet veel informatie geven. Ze gebruiken het niet, dus kunnen ze het niet uitleggen. Gelukkig is er een helpnummer in de contacten van het platform.

  6. Positief is dat de interface, eenmaal in het juiste formulier (verzoeken en verslagen), zeer toegankelijk en goed uitgevoerd is.

6. Getuigenis van een Vlaamse vereniging (e-mail aan contact@teamjustitie.be)

We hebben net voor de zoveelste keer geprobeerd een antwoord te krijgen op een vraag over een digitaal dossier door te bellen met het Kabinet van Justitie. De receptioniste wist niet waar de vraag over ging en vond het nodig het gesprek abrupt te beëindigen.

“Gezin en Handicap", een vereniging van het middenveld, probeert als maatschappelijke organisatie de ouders (in dit geval de familiale bewindvoerders) zo goed mogelijk te informeren en te ondersteunen. Vanaf het moment dat het digitale dossier werd aangekondigd, is er geen reactie gekomen van uw kabinet of administratie om ons correct en tijdig te informeren. Wij worden voortdurend doorverwezen naar de algemene informatiekanalen. Specifieke vragen worden niet beantwoord.

Aanstaande donderdag organiseren wij in samenwerking met "Similes" (Stan en FOVIG vzw) een webinar om familiale bewindvoerders stap voor stap wegwijs te maken in het digitale dossier. Bij verschillende gelegenheden heeft een van onze organisaties contact opgenomen met uw kabinet of met de Administratie van Justitie om een demonstratie van de CRBP te vragen. Het enige antwoord is een verwijzing naar de films en FAQ's.

Met enige moeite is toch een presentatie voorbereid voor ons webinar van donderdag, op basis van een bestaand dossier waarin privégegevens zijn gewist. Wij betreuren deze manier van werken ten zeerste. Het is duidelijk dat er behoefte is aan informatie voor familiale bewindvoerders. Er was geen reclame nodig voor dit webinar; de inschrijvingen stroomden binnen. We eindigden met 250 deelnemers en moesten veel belangstellenden teleurstellen. Dus willen we een volgend webinar plannen. Maar moeten we opnieuw vertrekken van amateuristische printscreens? Zou het mogelijk zijn om ons een demonstratie van dit platform te geven?

Volgens de FAQ's is er een overgangsperiode voor familiale bewindvoerders. Zij MOETEN nog NIET met de CRBP werken. Steeds meer vrederechters geven familiale bewindvoerders echter geen andere keuze dan digitaal te werken. De situatie is dat familiale bewindvoerders steun nodig hebben om met CRBP te werken, maar dat organisaties die deze hulp willen bieden, geen medewerking krijgen van uw diensten.

Contacten met de vrederechters, die de familiale bewindvoerders reeds verplichten om numeriek te werken, eindigen met het volgende antwoord: "het is onze beslissing, wij hoeven die niet te verantwoorden". Er zijn ook verschillende signalen dat de vrederechters familiale bewindvoerders die (nog) niet in staat zijn om digitaal te werken te vervangen door een professionele bewindvoerder. U zult begrijpen dat wij dit als een brug te ver zien.

7. Getuigenis van een professionele bewindvoerder

Ik denk dat de opeenvolgende kabinetten van de ministers van Justitie de moeite hebben genomen om het veld, d.w.z. in de eerste plaats de vrederechters en de professionele bewindvoerders, op een collectieve manier te raadplegen VOORDAT het programma werd ontworpen en ook niet TIJDENS de uitvoering ervan. Uiteindelijk hebben de vrederechters via de korpschefs en de advocaten-bewindvoerders via advocaat.be en de Orde van Vlaamse Balies de handen in elkaar moeten slaan, zodat er eindelijk een task force kon worden opgericht... NA... de lancering van het programma, dat alvast vanaf 1 juni 2021 verplicht was voor professionele bewindvoerders.

Het kabinet was niet op de hoogte van het feit dat het gerechtelijk wetboek de data van de gerechtelijke vakanties heeft vastgelegd van 1 juli tot 31 augustus... Had het kabinet een betere periode kunnen kiezen? Ja, om een lawine van terechte kritiek te vermijden omdat de acteurs op vakantie zijn? Maar dat laat niet toe om de degelijkheid van het programma doeltreffend te beoordelen.

Er zij op gewezen dat er niet de minste STRUCTURELE opleiding is georganiseerd voor eerst de griffiers, vervolgens de vrederechters en a fortiori voor de advocaten-bewindvoerders. Aan de vrederechters werd een vage online-opleiding aangeboden, waarvan de kwaliteit (zeer matig) niet voldeed aan de gerechtvaardigde verwachting van een opleiding die die naam waardig is.
Iedereen belt de helpdesk, als ze die kunnen bereiken tenminste, want die is overbevraagd (ook al was het vakantie). Voor het overige is het behelpen door elkaar te raadplegen en te vertrouwen op de wederzijdse welwillendheid van het personeel van de griffies, de vrederechters en de collega's.

Zelf ben intensief bezig met bewindvoering en heb ik geprobeerd me het programma eigen te maken, niet alleen omdat ik daartoe verplicht was, maar ook omdat ik samen met de “association belge des syndics et administrateurs de biens” vragen moest beantwoorden naar aanleiding van de specifieke opleidingen hierrond die ik heb georganiseerd.
Precies op dat moment wilde de huidige syndicus van de bewindvoerders van het arrondissement een CRBP-opleiding opzetten: totaal geen respons van alle kanten en in de eerste plaats van het bedrijf dat het programma had ontworpen! Ongetwijfeld uit angst kritiek te krijgen op een programma dat in geen enkel opzicht voldoet en gebaseerd is op een totaal verouderd concept dat thuishoort in het laatste kwart van de 20e eeuw...

Behelpen dus, aangezien we geen keus hebben en het moeten gebruiken...

Strikt materieel gezien is er hoop, maar de controle van de goede werking van het programma kan pas vanaf 1 juni 2022 worden uitgevoerd, aangezien de in het programma geïntegreerde gegevens (de eerste fundamentele fout van de programmaontwerpers) lopen voor alle dossiers van 0 tot 1 juni 2020. Hoe de saldi aan het eind van de het begrotingsjaar zich zullen verhouden tot die van de nieuwe is momenteel een raadsel. Weliswaar worden oude documenten toegevoegd aan (of vermeld in) het digitale dossier, maar de bewindvoerder kan die niet gebruiken; hij kan enkel zien dat zij aan het dossier zijn toegevoegd... zonder dat hij ze kan raadplegen! Waarmee hij weer aangewezen is op het papieren dossier van de griffie...

De efficiëntie die de CRBP beweert te bevorderen, zal alleen worden bereikt mits een totale herziening (herontwerp) van de CRBP.

Momenteel is het een postbus, meer niet: geen gebruiksvriendelijke organisatie van het programma die het mogelijk maakt een document betreffende een dossier gemakkelijk terug te vinden (bijvoorbeeld een beschikking, een verzoek, een brief van een rechter aan de bewindvoerder of omgekeerd ...). Alles wordt van dag tot dag gearchiveerd zonder enige mogelijkheid tot sorteren. Erger nog, de documenten die ter rechtvaardiging bij een document zijn gevoegd, zijn allemaal stevige turven die je moet doornemen. Het is aan de bewindvoerder om een document te vinden. De professionele bewindvoerder zal zich node organiseren door rekening te houden met de tekortkomingen van het programma. Het zal een pak ingewikkelder zijn voor de familiale bewindvoerder.

Krijgt de familiale bewindvoerder hulp van de griffie? Dat wordt heel moeilijk, niet omdat het personeel van het register onwillig is, integendeel, maar omdat de griffie gewoon geen toegang heeft tot het platform aan de kant van de bewindvoerder. Onwaarschijnlijk maar waar. De enige mogelijkheid is dat een griffier naar de machine bij de griffie gaat om toegang te krijgen tot het dossier, samen met de individuele bewindvoerder, die zich moet identificeren met zijn identiteitskaart en zo tegelijk met de betrokkene het dossier moet leren kennen.

Tot zover de technische aspecten: een volslagen waardeloos programma.

Maar belangrijker is dat het programma ook op fundamentelere manieren tekortschiet
De manier waarop het programma is opgezet, leidt tot de uitgifte van documenten die in strijd zijn met het koninklijk besluit van 31 augustus 2014, dat voorzag in een specifieke vorm van verslaggeving. Het lijkt essentieel dat de uitvoerende macht beter inspeelt op de behoeften van de rechterlijke macht en uiteindelijk ook van de burgers.
Een van de belangrijkste punten van niet-naleving is dat in de verslagen die in het PCR moeten worden opgenomen, in het geheel niet wordt verwezen naar de rekeningsaldi van het vorige begrotingsjaar, hetgeen het basisuitgangspunt moet zijn voor een doeltreffende controle. Zij horen niet thuis in de huidige versie van het programma. Misschien komt daar voor het begrotingsjaar dat op 1 juni 2022 begint, verandering in. Niemand die het weet.

Het koninklijk besluit van 31 augustus 2014 had standaardmodellen ontworpen en opgelegd die voor het grote publiek al onleesbaar waren. Het CRBP-model is nog onbegrijpelijker voor het grote publiek, laat staan voor de beschermde persoon (wanneer zijn of haar verstandelijke vermogens dat toelaten, hoe beperkt die ook mogen zijn, maar ook de vertrouwenspersoon die wettelijk de ontvanger is of de familieleden die interesse tonen voor de beschermde persoon). Het staat vast dat informatici in staat zouden moeten zijn een gebruiksvriendelijkere versie te ontwerpen, maar dat is momenteel zeker niet het geval. Had men het hun maar gevraagd. Ik wijs er nogmaals op dat het veld niet of nauwelijks is geraadpleegd.

Er rijzen nog fundamentelere vragen waarop tot dusver geen bevredigend antwoord is gegeven: hoe zit het met de gegevensbescherming (niet alleen van cijfers) maar ook van persoonsgegevens die door de bewindvoerder aan de rechter worden meegedeeld? Zolang de dossiers door de griffiers op papier werden beheerd, was er een permanente controle op de verantwoordelijkheid van de griffiers om de dossiers te beschermen en de inhoud ervan alleen mee te delen aan degenen die er toegang toe konden hebben. Wat voor beschermingsstructuur is er nu? Niemand die het weet. De rechters hebben de vraag gesteld, maar hebben voorlopig nog geen bevredigend antwoord gekregen.

Als de komst van het CRBP op efficiëntie is gericht, zonder dat dit tot uitdrukking komt en hoewel het kabinet dit ontkent, gaat het erom de werklast op de bewindvoerders af te wentelen om de griffiers te ontlasten met het gevreesde maar voorspelbare vooruitzicht van een reorganisatie van het personeelskader. Zou deze verwachte ontwikkeling de professionalisering van de functie van bewindvoerder niet in de hand werken?

De informatisering is een bron van angst voor particuliere bewindvoerders (die nog niet verplicht zijn het CRBP te gebruiken zoals professionele bewindvoerders). De toename van de werklast die wordt verlegd, is eveneens zorgwekkend en kan leiden tot het aanmoedigen van buitengerechtelijke bescherming (mandaat), waarvan het eerste en ernstigste gebrek het totale gebrek aan controle is.

Ik heb het niet eens over de ontmenselijking die deze ontwikkeling teweegbrengt.

Dit is een eerste ontwerp, we zouden het nog kunnen hebben over andere gebreken, onder meer als gevolg van de verouderde hardware en de basissoftware waarmee Justitie is uitgerust en waarmee het . CRBP uiteraard is verbonden.

8. Suggesties

  • Verenigingen en gezinsondersteunende diensten voorzien van personen die een opleiding kunnen geven over de procedure, of zelfs een dergelijke opleiding organiseren in de vrederechtbanken.
  • Een testruimte op het platform installeren.
  • Een nieuwsbrief sturen naar familiale bewindvoerders, vertrouwenspersonen en professionals uit de handicapsector (zoals handicapverenigingen) om hen op de hoogte te brengen van wijzigingen (nieuw document, nieuwe bron, nieuwe procedure enz.). Het is zelfs technisch mogelijk om kennisgevingen te sturen op basis van het profiel van de betrokkene.
  • Voorzien in de mogelijkheid om "op de oude manier" te communiceren (papieren documenten). Dit is de prijs die moet worden betaald om de filosofie van het VN-Verdrag en de wet van 2013 te eerbiedigen en zo voor iedereen toegankelijk te blijven.
  • Verstrekken van informatie in FALC