Ga naar de inhoud

Advies 2015/12

Criteria aangepaste dienstbetrekking

Advies nr. 2015/12 over het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende de toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering, criteria van de passende dienstbetrekking, artikelen 22 tot 32quater. Advies van de Nationale Hoge Raad van Personen met een Handicap (NHRPH) uitgegeven op de plenaire zitting van 20 april 2015.

 

Aanvrager

Advies verstrekt door de NHRPH op verzoek van de Minister van Werk bij email van 16 februari 2015.

 

Onderwerp

De criteria van de passende dienstbetrekking werden in 1991 vastgelegd in het kader van de werkloosheidsregeling. De vraag is of deze in hun totaliteit of gedeeltelijk toegepast kunnen worden op de situatie van personen met een handicap.

 

Analyse

De artikelen 22 tot 32quater definiëren de passende dienstbetrekking in functie van:

  • de overeenstemming met de beroepsloopbaan en de opleiding van de betrokkene;
  • de bezoldiging (hoogte en voorwaarden);
  • de plaats, de duur van de uitoefening, het begin- en eindtijdstip;
  • de voorgestelde deeltijdse tewerkstelling;
  • de grensoverschrijdende activiteit;
  • de situatie van de kunstenaar;
  • de gezinssituatie;
  • de leeftijd van de betrokkene;
  • de vereiste opleiding.
 

Advies

De NHRPH wijst erop dat elke persoon met een beperking volgens de Raad een volwaardige kandidaat-werknemer is. Het recht op arbeid voor personen met een beperking is een absoluut en onvoorwaardelijk recht dat door de Staten in de praktijk moet worden gebracht voor elke persoon die dit wenst. De regelgeving inzake redelijke aanpassingen geldt voor alle werkgevers; de overheid moet de middelen voor de uitvoering ervan waarborgen.

De NHRPH stelt vast de aard van de arbeid nergens wordt vermeld ; men moet ervan uitgaan dat de gezondheidstoestand aan de basis kan liggen van een niet-passende dienstbetrekking indien de voorgestelde activiteit een bezwarende factor is voor de gezondheidstoestand van de betrokkene.

Ook uitsluitende formuleringen in functie van de pathologie gebruikt men beter niet.

  • Art. 25, §2: begrip “gezondheidstoestand” – wat zijn de criteria ? De NHRPH stelt voor te verwijzen naar de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese gemeenschappen, die een omvangrijke rechtspraak ontwikkeld heeft op grond van de beperkende dimensie van ziekte ; de NHRPH vraagt deze rechtspraak mee te nemen in deze definitie van de gezondheidstoestand.
  • Art. 25, §4: ook een afstand van minder dan 60 km kan een hindernis vormen wanneer bv. De betrokkene geneeskundige verzorging nodig heeft voor hij of zij gaat werken of wanneer er geen toegankelijk openbaar vervoer is. Om die reden vraagt de Raad bij de uitzonderingen voorzien bij art. 25, § 3 het aantal kilometer toe te voegen.
  • Art.25, §5: deze paragraaf heeft betrekking op de problematiek van de verpleging en op het begin van de arbeidsdag. Wat moeten we verstaan onder “de veiligheid van de werknemer”? Tevens moeten vragen i.v.m. de begin- en eind-uren van de werkdag, gekoppeld aan de geneeskundige verzorging, in aanmerking worden genomen. Men zou het beter hebben over « de veiligheid en de gezondheid van de werknemer ».
  • Art. 29: is nachtwerk een optie indien men voor zijn verplaatsingen volledig aangewezen is op het openbaar vervoer of wanneer de betrekking enkel in aanmerking komt voor wie over een wagen beschikt ? De RVA moet ermee rekening houden dat sommige personen met een handicap niet bij machte zijn een voertuig te besturen.
  • Wat met dienstbetrekkingen met vaste uren? Kunnen deze niet-passend worden voor bepaalde werknemers wanneer deze aan een ziekte of handicap lijden? De criteria voor passende dienstbetrekkingen moeten in dat geval ook iets zeggen over nachtwerk.
  • Art. 31 bepaalt: “Voor de beoordeling van het passend karakter van een dienstbetrekking in een ander beroep dan dat van kunstenaar wordt rekening gehouden met de intellectuele ontwikkeling en met de lichaamsgeschiktheid van de kunstenaar, alsmede met het risico dat de vaardigheid vereist voor het uitoefenen van zijn beroep van kunstenaar, zou kunnen afnemen.” Volgens de NHRPH is deze formulering niet helemaal duidelijk. Bovendien kan men zich afvragen waarom dit voorbehoud beperkt moet worden tot kunstenaars, en niet beter veralgemeend zou worden tot alle kandidaat-werknemers met een handicap of een ziekte die door de uitoefening van een andere betrekking zou kunnen verergeren.
  • Art. 32 : “uitzonderlijk” en “tijdelijk”. Ter herinnering: mantelzorgers krijgen een vrijstelling van minstens 48 maanden;
    • 1. Zoals nu geformuleerd is artikel 32 in tegenspraak met de vrijstelling van de nieuwe bepaling inzake mantelzorgers.
    • 2. Bovendien penaliseert deze bepaling de situatie van mantelzorgers na 48 maanden, want de handicap blijft duren en vormt helaas geen uitzonderlijke en tijdelijke situatie. Bij werkzoekenden die als mantelzorger optreden voor een persoon met een handicap moeten de dienstregelingen en uren van aanwezigheid thuis in rekening worden gebracht.
    • Deze vereiste voor mantelzorgers inzake beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt maakt een sterker aanbod van goederen en diensten meer dan ooit noodzakelijk.
 

Bezorgd

  • Voor opvolging aan de heer Kris Peeters, Minister van Werk
  • Ter informatie aan mevrouw Elke Sleurs, Staatssecretaris voor Personen met een beperking
  • Ter informatie aan mevrouw Maggie De Block, Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid;
  • Ter informatie aan de heer Charles Michel, Eerste Minister
  • Ter informatie aan het Interfederaal Gelijkekansencentrum;
  • Ter informatie aan het interfederaal coördinatiemechanisme.
 .
Advies
 .