Advies 2015/18
Arbeidsongeschiktheid
Advies nr. 2015/18 over artikel 158 van de programmawet van 19 december 2014, in voege sedert 1 januari 2015. Advies van de Nationale Hoge Raad voor personen met een handicap (NHRPH), geformuleerd tijdens de plenaire zitting van 15 juni 2015.
Aanvrager
Advies van de NHRPH op eigen initiatief.
Onderwerp
Tijdens de eerste 6 maanden van primaire arbeidsongeschiktheid hebben werklozen recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering ten bedrage van hun vroegere werkloosheidsuitkering. Sinds 1 januari 2015 geldt hiervoor een maximumbedrag.
Analyse
Vóór 1 januari 2015 (en sedert 2003) was het bedrag van de arbeidsongeschiktheidsuitkering gedurende de eerste 6 maanden gelijk aan het werkloosheidsbedrag, wat betekende dat de zieke werkloze hetzelfde bedrag ontving als tijdens de eigenlijke werkloosheid gedurende 6 maanden. Vanaf de 7e maand ressorteerde hij onder het klassieke systeem van de ziekte-uitkering.
- Eerste 6 maanden: ziekte-uitkering = nog steeds dagbedrag werkloosheidsuitkering
- Vanaf de 7de maand: ziekte-uitkering = 60 % van het basisbedrag van de werkloosheidsuitkering.
Sinds 1 januari 2015 is het bedrag van de arbeidsongeschiktheidsuitkering voor werklozen beperkt tot het bedrag van de arbeidsongeschiktheidsuitkering waarop de betrokkene recht zou hebben gehad indien hij voor het optreden van de arbeidsongeschiktheid niet werkloos was geweest, maar door een arbeidsverhouding gebonden. Gedurende de eerste 6 maanden van de arbeidsongeschiktheid geldt dus een maximumbedrag voor de uitkering die de zieke werkloze ontvangt.
Wanneer de werkloze ziek wordt en het bedrag van de werkloosheidsuitkering hoger is dan de ziekte- en invaliditeitsuitkering waarop hij recht zou hebben, wordt tijdens de eerste zes maanden het bedrag van de arbeidsongeschiktheidsuitkering uitbetaald en niet het bedrag van de werkloosheidsuitkering (gelijkschakeling is niet meer van toepassing).
De gelijkschakelingsmaatregel is enkel van toepassing wanneer het bedrag van de werkloosheidsuitkering lager is dan of gelijk aan het bedrag van de arbeidsongeschiktheidsuitkering.
Kortom: gedurende de gelijkschakelingsperiode is de uitkering beperkt tot het bedrag van de uitkering voor primaire arbeidsongeschiktheid indien het bedrag van de werkloosheidsuitkering hoger is dan dat van de ongeschiktheidsuitkering. De uitkeringen worden dus verminderd.
Vanaf de 7e maand valt de betrokkene terug op het klassieke systeem van de ziekte-uitkeringen. Hier is dus niets veranderd op 1 januari.
Advies
De NHRPH neemt akte van deze beslissing. De Raad begrijpt dat de regering het systeem wil rationaliseren, maar kan niet aanvaarden dat een dergelijke rationalisering een regelrechte aanslag vormt op de meest kwetsbare werknemers. Indien een werkloze arbeidsongeschikt wordt tijdens de eerste 3 maanden van de periode waarin hij een werkloosheidsuitkering ontvangt, is de gelijkschakelingsmaatregel immers niet meer van toepassing, aangezien het bedrag van de werkloosheidsuitkering (65% van het geplafonneerd gemiddelde dagloon) hoger is dan het bedrag van de arbeidsongeschiktheidsuitkering (60%).
Dit geldt ook voor werklozen met een werkloosheidsminimumuitkering die hoger is dan het bedrag van de arbeidsongeschiktheidsuitkering.
Bovendien werd de maatregel zeer laat aangekondigd en trad hij bijna tegelijkertijd in werking, waardoor de verzekeringsinstellingen niet de tijd hadden om tegen 1 januari 2015 de nodige aanpassingen door te voeren. Daardoor moesten er dossiers worden geregulariseerd met een terugvordering met terugwerkende kracht, soms voor meerdere maanden.
Tot slot moeten nu heel wat dossiers inzake tegemoetkoming voor personen met een handicap worden herzien. Door het gebrek aan communicatie tussen de betrokken instanties zijn deze wijzigingen nog niet of pas zeer laat uitgevoerd.
Net als bij de inschakelingsuitkering (zie advies 2014/20, 2014/21 en 2015/03) is de regering overhaast te werk gegaan, zonder alle gevolgen te bekijken en zonder het nodige overleg. De stelsels inzake sociale zekerheid en sociale bescherming worden gekenmerkt door een sterke afhankelijkheid tussen de afzonderlijke elementen. Raakt men aan één stuk van het gebouw, dan moet men vaak de hele situatie opnieuw onderzoeken vanuit de levenssituatie van de betrokken personen. De NHRPH wil er immers op wijzen, voor zover dit nog nodig zou zijn, dat achter elk dossier mensen en hun families schuil gaan. De Raad stipt ook aan dat arbeidsongeschiktheid steeds bijkomende kosten voor verzorging en behandeling met zich meebrengt.
Tot slot wijst de Raad op de studies waaruit een onlosmakelijk verband tussen ziekte en armoede blijkt.
De NHRPH herinnert aan de inhoud en de draagwijdte van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap:<:em> dit verdrag beschermt de mensen die aan een handicap of ziekte lijden en draagt bij tot hun vertegenwoordiging bij de uitwerking van beslissingen.
Daarnaast herinnert de Raad aan de regeringsbeslissing van 27 maart 2015 die alle ministers en staatssecretarissen ertoe verplicht erop toe te zien dat het middenveld, en in het bijzonder de Nationale Hoge Raad voor personen met een handicap en de Staatssecretaris belast met het beleid inzake personen met een handicap die als centraal contactpunt optreedt, zo snel mogelijk zouden overleggen over de te nemen beleidsacties.
Had een dergelijk overleg plaatsgevonden, dan had de NHRPH de aandacht kunnen vestigen op de averechtse gevolgen en waren we gespaard gebleven van sociale drama’s en persberichten die schadelijk zijn voor iedereen.
Voortaan zou de NHRPH systematisch en op voorhand moeten worden geraadpleegd telkens wanneer een nieuwe maatregel of hervorming gevolgen kan hebben voor de personen met een handicap, en dit van bij het begin van het denkwerk.
Bezorgd
- Voor opvolging aan mevrouw Maggie De Block, Minister van Sociale Zaken;
- Ter informatie aan mevrouw Elke Sleurs, Staatssecretaris voor Personen met een beperking
- Ter informatie aan het Interfederaal Gelijkekansencentrum;
- Ter informatie aan het interfederaal coördinatiemechanisme