Advies 2009/26
Fiscale aftrekbaarheid voor de kosten van bijstand voor personen met een handicap thuis
Advies van de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap (NHRPH), uitgebracht op de plenaire vergadering van 21 september 2009.
Aanvrager
Advies op initiatief van de NHRPH.
Onderwerp
Aan de Administratie van de fiscaliteit van de FOD Financiën werd gevraagd of een nieuwe fiscale aftrekbaarheid mogelijk was voor de kosten van bijstand voor personen met een handicap thuis.
De betrokken gezinnen moeten de op dit gebied actieve vzw's een bijdrage van 5 euro per uur (120 euro per dag) in de bijstandskosten betalen.
Daarnaast genieten deze verenigingen een financiële bijstand van de AWIPH en van het Waals Gewest. De vraag is aldus door de Waalse verenigingen gesteld; Vlaanderen wordt thans dus niet met deze situatie geconfronteerd.
De VN, de Raad van Europa en ook de Europese Unie bevorderen en ondersteunen, door middel van aanbevelingen en actieplannen, de deelneming van kinderen met een handicap aan het sociale leven en de bijstand voor de gezinnen die thuis voor hun kind met een handicap zorgen.
Dat het plaatsen in een instelling door de overheid ten laste wordt genomen, hoewel mantelzorg door de ouders betaald moet worden, wordt door de NHRPH onder andere als contraproductief beschouwd. Mantelzorg zou door middel van beleidsmaatregelen moeten worden aangemoedigd.
Analyse
Vanuit deze benadering staan alle vertegenwoordigers van de NHRPH positief tegenover het voorstel tot invoering van een fiscale aftrekbaarheid voor de kosten van bijstand thuis voor jongeren en volwassenen met een handicap. Het gaat immers om hoge kosten die aanzienlijk op het gezinsbudget kunnen wegen.
De NHRPH vindt evenwel dat deze maatregel ronduit onvoldoende is en dat enkel een gevoelige verhoging van de tegemoetkomingen voor personen met een handicap de oplossing voor personen met een handicap en hun gezinnen blijft om de kosten van deze bijstand ten laste te nemen en waardig te kunnen leven.
In afwachting van deze effectieve verhoging van de tegemoetkomingen zouden dus andere compenserende maatregelen getroffen moeten worden.
De NHRPH is aldus absoluut voorstander van een maatregel die zoveel mogelijk personen met een handicap ten goede zou komen.
De regeling van de fiscale aftrekbaarheid draagt er niet toe bij dat personen met bescheiden inkomens beter kunnen voorzien in hun behoeften. Ze kunnen zich immers zeker geen bijstand thuis voor de persoon met een handicap veroorloven (of zullen daarop geen beroep doen): zij zullen deze taak verder op zich nemen, ten koste van hun andere dagelijkse bezigheden.
Talrijke personen betalen overigens geen belastingen en zullen dus niet van de maatregel genieten.
Het gaat in beide gevallen om personen die - per definitie - niet welgesteld zijn: dergelijke maatregel bezorgt hen geen enkel voordeel. We hebben hier te maken met het welbekende gevolg dat een sociale maatregel waarbij een voordeel aan sommige personen in een welbepaalde situatie wordt toegekend, in feite voornamelijk ten goede komt van personen die reeds welgesteld zijn en die dus geen bijkomend voordeel nodig hebben. De minder welgestelde personen kunnen niet van het voordeel genieten, omdat ze zich niet in die bepaalde situatie bevinden.
De NHRPH vindt daarnaast dat overleg moet worden gepleegd met de verschillende andere betrokken gewest- en gemeenschapsfondsen en -diensten. De uitbreiding van het gebruik van dienstencheques in de verzorgingssector stelt een probleem op het
gebied van begeleiding en opleiding. Daarenboven is de situatie niet overal dezelfde in het land en zijn de deelgebieden hiervoor bevoegd.
Advies
De NHRPH
- ondersteunt op korte termijn een mogelijke fiscale aftrekbaarheid voor de kosten van bijstand voor personen met een handicap thuis;
- eist op middellange/lange termijn een aanzienlijke verhoging van de tegemoetkomingen;
- vraagt ondertussen het invoeren van compenserende maatregelen voor de personen met een bescheiden inkomen, waardoor ze effectief bijstand thuis kunnen hebben.
Bezorgd
- voor verdere actie aan de FOD Financiën en de Minister van Financiën;
- ter informatie aan de Minister van Sociale Zaken, aan de Staatssecretaris voor Personen met een handicap, aan de adviesraden van de gewesten.