Ga naar de inhoud

Advies 2020/02

Advies nr. 2020-02 van de Nationale Hoge Raad voor personen met een handicap (NHRPH) over het wetsvoorstel tot invoering van een stelsel van arbeidsintegratiejobs (ingediend door de heer Jan Spooren, mevrouw Valerie Van Peel en de heer Björn Anseeuw - nr. 588/1), uitgebracht tijdens de plenaire vergadering van 21/01/2020.

Advies op verzoek van mevrouw Marie-Colline Leroy, Voorzitster van de Commissie Sociale Zaken van de Kamer op 04/12/2019.

1. ONDERWERP

Het voorstel heeft tot doel arbeid toegankelijker te maken voor personen met een handicap die een inkomensvervangende tegemoetkoming (IVT) ontvangen en voor langdurig zieken (RIZIV).

2. ANALYSE

Het wetsvoorstel vertrekt vanuit de vaststelling dat personen met een handicap die een IVT ontvangen alsook langdurig zieken op vlak van beroepsinactiviteit de grootste groep uitmaken, een groep die de laatste jaren nog groeit.

Het wetsvoorstel is bedoeld om de toegang tot de arbeidsmarkt te vergemakkelijken voor mensen tussen 21 en 65 jaar die langdurig een ziekte- of invaliditeitsuitkering of een inkomensvervangende tegemoetkoming voor personen met een handicap hebben ontvangen.

De uitoefening van een arbeidsintegratiejob is een maatregel ter aanvulling op de geldende wetgeving inzake werkhervatting in een al dan niet aangepaste job. De mogelijkheid wordt geboden voor de private sector, de publieke sector en de sector van maatwerkbedrijven.

Het voorstel wordt gepresenteerd als een win-win

  • voor de werkgever:
    o Maximale flexibiliteit en minimale risico's (alleen gewerkte uren worden betaald, geen gewaarborgd loon, geen financiële voordelen of voordelen in natura).
    o De procedure voor de tewerkstelling is gebaseerd op een minimalistische overeenkomst tussen de kandidaat-werknemer en de werkgever. De preventieadviseur/arbeidsgeneesheer kan overleg plegen met de behandelende arts en/of de adviserende geneesheer.
    o Er wordt een eenmalige sociale bijdrage van 25% geïnd.
    o De werkgever mag niet meer dan 20% van zijn personeel in dit stelsel in dienst hebben.
  • voor de werknemer:
    o Wegwerken van arbeidsvallen (cumulatie van uitkering/tegemoetkoming en werk).
    o Het stelsel is in principe beperkt tot 2 jaar om te voorkomen dat de werknemer zich in dit stelsel gaat nestelen.
    o De werknemer betaalt een bijdrage van 25 of 30% aan de sociale zekerheid, afhankelijk van het bedrag van zijn of haar tegemoetkoming/uitkeringen en wordt belast tegen 15% van zijn of haar loon.
    o Geen verplichting en geen sanctie.
  • voor de staatsbegroting: financiering van de sociale zekerheid.

Vanuit juridisch oogpunt is de tussen de werknemer en de werkgever gesloten overeenkomst geen arbeidsovereenkomst. Wettelijke bepalingen inzake arbeidsvoorwaarden en de bescherming van werknemers in de uitoefening van hun beroep, zoals bepalingen over arbeidstijd, loon, veiligheid, hygiëne en welzijn, aanpassing van de werkplek, opleiding, enz. zijn derhalve niet van toepassing.
De gewerkte uren komen niet in aanmerking voor de toepassing van de sociale wetgeving en geven geen toegang tot sociale bescherming (werkloosheidsdekking, arbeidsongevallen, pensioen enz.). De werkgever is niet verplicht om de arbeidswetgeving en de collectieve arbeidsovereenkomsten op de werkplek toe te passen. Werknemer en werkgever kunnen een procedure overeenkomen om de Dimona-aangifte in te vullen.

Dit voorstel was aanvankelijk het onderwerp van een wetsontwerp dat niet kon worden afgerond vanwege het aftreden van de regering in 2018.

3. ADVIES

In de eerste plaats herinnert de NHRPH aan een advies op eigen initiatief (2018-07) over een vrijwel identiek voorstel.

In dat advies werd er al op gewezen dat de tekst om verschillende redenen onaanvaardbaar is:

  • terminologische vaagheid;
  • een laag uurloon dat bovendien onderworpen is aan een aanzienlijke fiscale inhouding en socialezekerheidsbijdrage;
  • een arbeidskader dat geen recht geeft op socialezekerheidsdekking op korte (werkloosheid) of lange termijn (pensioen);
  • de werkgever is niet verplicht om de werknemer aan het einde van de overeenkomst in dienst te nemen;
  • negatieve effecten; kan de werkgever de gelegenheid geven om zich te onttrekken aan zijn plicht om voor redelijke aanpassingen te zorgen;
  • situatie van de persoon die zou worden aangenomen na zijn of haar arbeidsintegratieovereenkomst. Behoudt hij of zij het recht op een inkomensvervangende tegemoetkoming?
  • bijkomende complexiteit bovenop de reeds bestaande systemen. De NHRPH is daarom van mening dat het beter is om de bestaande maatregelen ter ondersteuning van de tewerkstelling van personen met een handicap te versterken;
  • de wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen en de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap moeten worden aangepast.

In het in 2019 ingediende voorstel werd het advies van 2018-07 in het geheel niet vermeld. Bovendien is het aannemelijk dat de indieners van het voorstel dat advies niet eens hebben gelezen, want noch in het ontwerp, noch in het huidige voorstel wordt ingegaan op de destijds geformuleerde overwegingen.

Noch ten tijde van het ontwerp van het project, noch tijdens de ontwerpfase werd de NHRPH bevraagd, ook al is het ontwerp rechtstreeks bedoeld voor erkende begunstigden van een tegemoetkoming (stelsel van 27 februari 1987). De NHRPH is een officiële federale adviesraad; als de wetgever werkelijk tegemoet wil komen aan de dagelijkse noden van de betrokkenen, dan moet hij de NHRPH effectief betrekken.

Daarom blijft de NHRPH bij zijn volstrekt ongunstig advies, en wel om de volgende redenen: het wetsvoorstel introduceert nog altijd een op verschillende vlakken precair en gevaarlijk arbeidsstelsel:

  • De arbeidsintegratiejob is geen echte job, maar een systeem dat de betrokkene toelaat zijn of haar tegemoetkomingen/uitkeringen te behouden, met een zeer kleine loonaanvulling (sociale bijdrage tussen 25 en 30% en fiscale inhouding van 15%); voor personen met een handicap en zieken is dit echt beledigend en ontmoedigend. Ter herinnering: personen met een handicap die een tegemoetkoming ontvangen krachtens de wet van 27 februari 1987 ressorteren niet onder de sociale zekerheid. Het beoogde wetsvoorstel geeft geen aanleiding tot sociale rechten. Erger nog, mensen die in dit kader zullen werken moeten 25% van hun inkomen aan de sociale zekerheid betalen, zonder dat ze daar baat van hebben! Bovendien betaalt de gewone werknemer in de private sector een sociale bijdrage van 13,07%. Dit is dubbele discriminatie!
  • De maatregelen voor de behandeling van personen met een handicap en zieken als tweederangswerknemers: de gewerkte uren geven geen recht op een pensioen, sociale zekerheid of arbeidsovereenkomst, terwijl de betrokkene tot 80 uur per maand kan werken.
  • De voorgestelde flexibiliteitsregeling wordt naar een extreem niveau getild: er is geen arbeidsovereenkomst dat zelfs maar een minimaal arbeidskader creëert: de werknemer kan op de dag zelf worden opgeroepen voor 1 uur of voor 11 uur werk! Hoe kan hij deze flexibiliteit integreren in zijn zorgpad en zijn privéleven? Laten we ook niet vergeten dat mensen die tegemoetkomingen of uitkeringen ontvangen een medische begeleidingspad volgen en recht hebben op een zekere privacy.
  • Dimona kan door de werknemer of de werkgever worden ingevuld; het voorstel voorziet in een mechanisme dat verder gaat dan de huidige Dimona-aangifte. De NHRHP wijst erop dat de procedure voor het invullen van de Dimona-databank is gereglementeerd en onder de verantwoordelijkheid van de werkgever valt. Was de RSZ betrokken bij het proces dat hier wordt voorgesteld?
  • Voor het voorgestelde stelsel is geen toestemming van de behandelende of adviserende geneesheer nodig. Een persoon in invaliditeit of een erkende persoon met een handicap leeft vaak in armoede (zie Handilab-studie en de themaboek Handicap en armoede). Voor de betrokkene kan de verleiding kan groot zijn om werkuren te accepteren terwijl zijn of haar gezondheidstoestand dat niet toelaat! Het is niet voor niets dat men door de adviserende geneesheer als arbeidsongeschikt wordt erkend!
  • Er bestaat al een uitgebreide regelgeving inzake de werkhervatting en de bestaande regels zouden kunnen worden uitgebreid tot de tegemoetkomingsgerechtigden van de wet van 27 februari 1987 die dat wensen; de procedures voor werkhervatting zouden waarschijnlijk flexibeler worden, maar het beschermende aspect moet behouden blijven en het arbeidstraject moet ook bijdragen tot de ontwikkeling van de persoon (dit aspect ontbreekt volledig in het onderhavige wetsvoorstel). Er moeten ook personeelsmiddelen worden gegeven aan bestaande systemen om ervoor te zorgen dat zieke personen en personen met een handicap die weer aan het werk willen gaan, naar behoren worden ondersteund (zie de analyse en aanbevelingen van de NHRPH in de adviezen 2016-12, 2015-32 en 2015-10).
  • Ook wat de globale benadering betreft is het wetsontwerp problematisch en weinig geloofwaardig:
    o In het huidige stelsel van tegemoetkomingen en uitkeringen is de cumulatie met beroepsinkomsten niet neutraal; voor de cumulatie gelden maxima met het risico dat men de IVT, IT of uitkeringen verliest. Is er overleg geweest met de ministers die bevoegd zijn voor personen met een handicap en sociale zaken? Uit niets blijkt dat dit het geval is.
    o Het ontwerp spreekt enkel over mensen met een IVT. Personen die een IT (integratietegemoetkoming) ontvangen, worden niet vermeld. Ook zij worden echter geconfronteerd met uitsluiting op de arbeidsmarkt.
    o Het ontwerp zou kunnen leiden tot 10% effectief werk? Op basis van welke gegevens en waarnemingen komt men tot deze conclusie?
    o Er is voorzien in een beoordeling door een multidisciplinair team, maar de samenstelling, de rol, de bevoegdheden en verantwoordelijken ervan zijn niet gespecificeerd.

Volgens de NHRPH geeft dit wetsvoorstel een zeer slecht signaal: personen met een handicap of zieken kunnen geen toegang krijgen tot het beschermend kader van de arbeidsovereenkomst en moeten genoegen nemen met een substatuut. De echte uitdaging is niet om personen met een handicap en zieke personen koste wat het kost weer aan het werk te krijgen, maar om werkgevers ertoe te bewegen hen te beschouwen als kandidaat-werknemers die over competenties en vaardigheden beschikken en die, net als elke andere werknemer, een kans willen krijgen! Ze vragen om, net als andere werknemers, toegang te hebben tot de nodige opleidingen. Personen met een handicap willen als volwaardige werknemers worden behandeld.

De NHRPH is van mening dat de inactiviteitsgraad in België het niet rechtvaardigt om voortdurend nieuwe instrumenten te creëren. Elke regeling moet worden geëvalueerd en verbeterd: alle analyses zijn het erover eens dat de bepalingen van onze regelingen voor werkhervatting zowel middelen vereisen (voornamelijk bij de ziekenfondsen) als een oprecht engagement van de werkgevers om de tewerkstelling uit te breiden tot personen met een handicap.

De NHRPH herinnert aan zijn positienota over tewerkstelling en de concrete maatregelen die daarin zijn opgenomen. Het is schrijnend te moeten vaststellen dat de wetgever, ondanks zijn mandaat, niet naar de betrokken kiezers terugkeert via de organen die hen vertegenwoordigen. Voor de eindbegunstigden zou het veel beter geweest zijn mocht er gewerkt zijn aan het algemeen kader, samen met de NHRPH en de andere betrokken partijen die de personen met een handicap en zieke personen vertegenwoordigen, en dit vanaf het begin van de denkoefening.

4. BEZORGD

  • Voor opvolging aan de Voorzitster van de Commissie Sociale Zaken van de Kamer;
  • Ter info aan mevrouw Nathalie Muylle, Minister van Werk, belast met Armoedebestrijding, Gelijke Kansen en Personen met een beperking;
  • Ter info aan mevrouw Sophie Wilmès, Eerste Minister;
  • Ter info aan de Nationale Arbeidsraad;
  • Ter info aan het Nationaal Intermutualistisch College;
  • Ter info aan UNIA;
  • Ter info aan het interfederaal coördinatiemechanisme.