Ga naar de inhoud

Advies 2017/04

Nationale hervormingsplan

Advies 2017/04 van de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap (NHRPH) betreffende het nationale hervormingsprogramma (NHP) 2017, uitgebracht tijdens de plenaire vergadering van 20 maart 2017

 

Aanvrager

Advies op vraag van de Eerste Minister, in zijn brief van 14 maart 2017

 

Onderwerp

In het kader van de Europese Economische Strategie van Lissabon bezorgt elke lidstaat de Europese Unie jaarlijks een inventaris van de realisaties en projecten die beantwoorden aan de aanbevelingen van de Europese Unie (nationaal hervormingsprogramma). Op basis van dit verslag formuleert Europa nieuwe aanbevelingen, maar ook sancties voor de lidstaten. In april moet België zijn prioriteiten voorleggen. Voor zijn verslag van dit jaar heeft het zich gebaseerd op 2 documenten: 

Op basis van het door België voorgestelde nationale hervormingsprogramma zal de Commissie België haar aanbevelingen voor de periode 2017 - 2018 bezorgen.

 

Analyse

Op 18 mei 2016 heeft de Raad van de Europese Unie aanbevolen dat België in 2016 en 2017 de volgende acties onderneemt:

  1. een jaarlijkse budgettaire aanpassing realiseren van ten minste 0,6 % van het bbp (…); meevallers gebruiken om de vermindering van de schuldquote van de overheid te versnellen; overeenstemming bereiken over een verdeling van begrotingsdoelstellingen over alle overheidsniveaus, (…); het belastingstelsel vereenvoudigen en verstorende belastinguitgaven afschaffen;
  2. de voorgenomen herziening doorvoeren van de "wet van 1996" met betrekking tot het concurrentievermogen en de werkgelegenheid in overleg met de sociale partners; ervoor zorgen dat lonen gelijke tred kunnen houden met de productiviteit; zorgen voor een doeltreffend activeringsbeleid voor de arbeidsmarkt; verder werk maken van hervormingen op het gebied van onderwijs en beroepsopleiding en voorzien in opleidingsondersteuning, met name voor personen met een migratieachtergrond;
  3. verbeteren van de capaciteit om te innoveren, met name door het bevorderen van investeringen in op kennis gebaseerd kapitaal; vergroten van de concurrentie in de sector van de zakelijke dienstverlening en de detailhandel door het afschaffen van onnodige operationele restricties en vestigingsbeperkingen; verhelpen van tekortkomingen op het gebied van investeringen in vervoersinfrastructuur en energieopwekkingscapaciteit.

Op 1 maart 2017 heeft de Europese Commissie een beoordelingsverslag uitgebracht over de ontwikkeling van de Belgische economie. Zij heeft meer bepaald 3 luiken aanbevelingen voor alle Europese landen onder de loep genomen: investeringen stimuleren, structurele hervormingen doorvoeren en verantwoord begrotingsbeleid voeren. De lidstaten moesten meer bepaald de nadruk leggen op het verbeteren van de sociale rechtvaardigheid met het oog op een meer inclusieve groei. 

Globaal erkent de Commissie dat België een zekere vooruitgang geboekt heeft bij het uitvoeren van de aanbevelingen per land in 2016. In de aanbevelingen waren meerdere prioritaire domeinen die hervormd moesten worden, zoals de verdere begrotingssanering, de werking van de arbeidsmarkt en het loonvormingssysteem, onderwijs en beroepsopleiding, innovatievermogen van de economie, concurrentie in de zakelijke dienstverlening en de detailhandel en, tot slot, de investeringsachterstand.

Als uitleg voor zijn beperkte economische groei licht België een reeks vaststellingen uit, waaronder de verschillen inzake onderwijs, een lage tewerkstellingsgraad voor sommige groepen van mensen, het onbenut laten van heel wat potentieel, wat verklaard kan worden door de lage arbeidsparticipatie van bepaalde groepen. De Europese Commissie benadrukt dat de arbeidsmarkt hierdoor verdeeld wordt tussen insiders en outsiders. Dit wordt bijvoorbeeld geïllustreerd door het feit dat het aantal huishoudens met zeer lage werkintensiteit een van de hoogste is in de EU. Het armoede- of uitsluitingsrisicocijfer is weliswaar stabiel voor de beroepsgeschikte bevolking in het algemeen, maar het is gedaald bij de ouderen (65-plussers), en gestegen bij de jongeren (tussen 16 en 24 jaar), met name bij laaggeschoolden, personen met een handicap of mensen met een migrantenachtergrond.

 

Advies

De NHRPH wil de nadruk leggen op de raadpleging. Het is een perfecte toepassing van het handistreamingbeginsel en een concreet voorbeeld van de toepassing van artikel 4.3 van het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap: bij het opstellen van het NHP heeft de Eerste Minister van meet af aan het advies van de NHRPH gevraagd.

De NHRPH is het roerend eens met de vaststellingen van de Raad en de Commissie:

  • de economische en sociale resultaten in België voldoen niet aan de verwachtingen van de burgers;
  • integendeel, ondanks de drastische economische maatregelen die de opeenvolgende regeringen de laatste jaren getroffen hebben, wordt de kloof tussen arm en rijk groter, om redenen waaraan betrokkenen niets kunnen doen (afkomst, leeftijd, handicap, …);
  • de economische herverdeling moet nog verwezenlijkt worden, en de sociale lift van het onderwijs blijft steken;
  • in de door ziekte en handicap benadeelde groepen worden armoede en uitsluiting groter door hun beperkte toegang tot opleiding en werkgelegenheid.

De NHRPH heeft adviezen geformuleerd over de vorige NHP's, in 2015 (http://ph.belgium.be/nl/adviezen/advies-2015-17.html) en in 2016 (http://ph.belgium.be/nl/adviezen/advies-2016-07.html).

De geformuleerde aanbevelingen die in de noden van personen met een handicap en zieken zouden kunnen voorzien, zijn grotendeels dode letter gebleven.

De NHRPH stelt vast dat het "inclusieve" deel van de vereiste hervormingen op het vlak van toegankelijk maken van werkgelegenheid en opleiding voor personen met een handicap en zieken al te vaak onvoldoende of zelfs helemaal niet uitgewerkt wordt.

De NHRPH herinnert eraan dat sociale insluiting van personen met een handicap en zieken essentieel is voor het economisch herstel.

Meer specifiek,

Op het vlak van werkgelegenheid:

De NHRPH vindt dat de competenties van personen en hun economische bijdrage volledig erkend moeten worden. De "back to work"-maatregelen waren een juiste eerste stap op het vlak van concepten (cf. adviezen van de NHRPH http://ph.belgium.be/nl/adviezen/advies-2015-10.html, http://ph.belgium.be/nl/adviezen/advies-2015-32.html, http://ph.belgium.be/nl/adviezen/advies-2016-12.html).

De NHRPH heeft evenwel geen nieuws over de aangekondigde evaluatie in het eerste semester van 2016. Uit feedback op het terrein blijkt trouwens dat er een schrijnend tekort is aan menselijke middelen om kandidaat-werknemers te begeleiden.

De NHRPH blijft overigens hameren op de andere maatregelen die nodig zijn om de arbeidsmarkt en personen met een handicap en zieken dichter bij elkaar te brengen. De bewustmakingscampagnes voor werkgevers en de financiële steunmaatregelen volstaan niet voor de tienduizenden personen met een handicap. 

Het wordt hoog tijd dat de regeringen de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de werkgevers concretiseren. De NHRPH maakt hier trouwens thans werk van.

Ter herinnering: in zijn Strategie 2020 heeft Europa een doelstelling vastgelegd voor een hogere tewerkstelling van alle personen met een handicap die ten gevolge van hun handicap worden uitgesloten van de arbeidsmarkt. Het NHP 2017 moet ingaan op deze uitdagingen en er oplossingen voor vinden. 

Op het vlak van onderwijs:

De overwegingen van de voorbije jaren inzake vroegtijdig schoolverlaten en de onaangepastheid van de opleidingen aan de vraag op de arbeidsmarkt gelden uiteraard ook voor personen met een handicap (misschien zelfs meer dan voor andere jongeren). Het percentage vroegtijdige schoolverlaters bij jongeren met een handicap is aanzienlijk. Dit is een gevolg van onder meer het gebrek aan redelijke aanpassingen van lokalen en lessen, het gebrek aan aangepaste vervoermiddelen of gewoonweg omdat sommige jongeren op schooldagen geen toegang hebben tot de verzorging waarop ze in feite recht hebben. Dit is onaanvaardbaar!

Bovendien wordt hun op basis van hun handicap nog te vaak voorgesteld niet-kwalificerende opleidingen te volgen die niet beantwoorden aan de vraag op de arbeidsmarkt.

De NHRPH herinnert bovendien aan zijn vraag naar inclusiever onderwijs. Ook dit moet helpen het vroegtijdige schoolverlaten te beperken. Dit betekent niet dat het gespecialiseerde onderwijs moet worden afgeschaft, maar dat het gewone onderwijs moet worden aangepast aan de noden van kinderen met een handicap, en dat de betrokkenen de keuze tussen beide moeten hebben.

Op het vlak van toegang tot het pensioen

herinnert de NHRPH eraan dat langer werken moeilijk haalbaar is voor heel wat personen met een handicap; er zou integendeel beter een regeling worden uitgewerkt voor hun loopbaaneinde. Vaak hebben personen met een handicap minder vooruitzichten op werk en een loopbaan, niet omdat zij dat zelf willen, maar wel omdat hun lichaam en/of de werkomgeving hen daartoe nopen. Dit leidt tot sociale uitsluiting en armoede.

Wanneer die personen met pensioen gaan, gaan zij vaak voor een tweede keer door de hel, aangezien zij met steeds hogere leeftijds- en gezondheidsgebonden kosten worden geconfronteerd. De regering zou ook moeten bekijken welk ander mechanisme ingevoerd kan worden, bijvoorbeeld de jaren die personen met een handicap gewerkt hebben, zwaarder laten doorwegen om de werkgelegenheid te ondersteunen.

De NHRPH hamert met andere woorden vooral op de noodzaak van specifieke maatregelen voor oudere werkende personen met een handicap, zowel wat hun loopbaan als de berekening van het pensioen betreft.

Zowel de verlenging van de werkelijke loopbaan tot 45 jaar en de verhoging van de effectieve leeftijd om met pensioen te gaan zijn nadelig voor personen met een handicap. De handicap veroorzaakt immers meer vermoeidheid en vergt een grotere investering tijdens en op het einde van de loopbaan, wat de voortzetting van de beroepsactiviteit bemoeilijkt. Personen met een handicap werken vaak deeltijds om gezondheidsredenen of omdat het voor hen bijzonder moeilijk is een voltijdse betrekking te vinden.

De NHRPH meent daarentegen dat een vervroegde toegang tot het rustpensioen (met behoud van rechten) moet worden onderzocht voor personen met een handicap. Voorbeeld: indien het pensioenstelsel met punten ingevoerd wordt, zou een loopbaanjaar voor een persoon met een handicap zwaarder kunnen doorwegen. Zodoende zouden personen met een handicap aangemoedigd worden te werken, waarbij tegelijk rekening wordt gehouden met hun moeilijke omstandigheden. De NHRPH hamert dus op de noodzaak van individuele voorzieningen in situaties die verband houden met de handicap en de ernstige ziekte als aanvulling op de collectieve voorzieningen.

Op het vlak van de structuurfondsen,

herinnert de NHRPH eraan dat de reglementaire teksten voorzien in deelname en betrokkenheid van personen met een handicap bij elke fase van de programmering, uitvoering en evaluatie. Er dient te worden vastgesteld dat artikel 4.3 niet structureel uitgewerkt is. Hierdoor zijn heel wat oproepen tot projecten onvoldoende afgestemd op de noden van personen met een handicap. De NHRPH vraagt dat de structuurfondsen besteed zouden worden aan projecten die personen met een handicap en hun gezinnen echt ondersteunen bij het uitbouwen van een zelfstandig leven en bij hun inclusie in de maatschappij.

Op het vlak van armoedebestrijding tot slot:

De NHRPH herinnert nogmaals aan de pijler van de Strategie 2020 inzake armoedebestrijding en in het bijzonder de vermindering van het aantal kwetsbare personen in België. Eind 2014 bevonden 2.286.000 personen zich in deze situatie in België, terwijl dat er in 2008 nog 2.194.000 waren (blz. 3 van het NSR). De initiële doelstelling om 380.000 personen uit de armoede te helpen zou dus moeten worden opgetrokken tot minstens 472.000.

Er is een duidelijk verband tussen handicap en armoede. Personen met een handicap ontvangen tegemoetkomingen (wet van 27 februari 1987) die ruimschoots onder de armoededrempel liggen; de inkomensvervangende tegemoetkoming zou een bestaansminimum moeten garanderen en op zijn minst tot de Europese armoededrempel opgetrokken moeten worden. De NHRPH vraagt dat in de volgende begrotingsjaren ook rekening gehouden wordt met deze maatregel.

 

Bezorgd

  • Voor opvolging aan de Eerste Minister
  • Ter informatie aan mevrouw Zuhal Demir, Staatssecretaris voor Personen met een beperking
  • Ter informatie aan UNIA, het Interfederaal Centrum voor gelijke kansen
  • Ter info aan het interfederaal coördinatiemechanisme
 .
Adviezen
 .