Ga naar de inhoud

Advies 2017/08

Protocol verpleegkundige handelingen

Advies nr. 2017/08 van de Nationale Hoge Raad voor Personen met een handicap (NHRPH) over het ontwerp van protocolakkoord inzake de samenwerking tussen personen uit de omgeving van de patiënt en de gezondheidszorgbeoefenaars, geformuleerd tijdens de plenaire vergadering van 19 juni 2017.

 

Aanvrager

Advies uitgebracht op initiatief van de NHRPH.

 

Onderwerp

Eén enkel protocol zal de 3 protocollen vervangen, die werden ondertekend op 24 februari 2014 en die de zorgrelaties tussen de verschillende zorg- en bijstandsverleners voor de persoon vastlegden, respectievelijk thuis, in instellingen of in de kinderopvang.

Het nieuwe ontwerp van protocol legt een algemeen kader vast waarin de principes van het verlenen van medische zorg buiten de medische instellingen worden bepaald, mits het bepalen van een kwaliteitskader.

Op 7 juni 2017 heeft het Kabinet van de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid de NHRPH uitgenodigd voor een voorstelling van het ontwerp. Deze voorstelling bestond uiteindelijk uit een powerpointpresentatie van 5 dia’s over de onwettige uitoefening van de gezondheidszorg; de tekst van het protocol (versie van 2 juni) werd verkregen na zeer lang aandringen.

 

Analyse

Voorgeschiedenis

Op 24 februari 2014 werden drie protocolakkoorden ondertekend. Zij hadden respectievelijk betrekking op de domeinen van de thuiszorg, zorg in instellingen en zorg in erkende kinderopvangstructuren.

De NHRPH had 2 adviezen uitgebracht (http://ph.belgium.be/nl/adviezen/advies-2014-06.html en http://ph.belgium.be/nl/adviezen/advies-2014-07.html) waarin hij wees op het belang van het uitwerken van een werkwijze dat de levenskwaliteit van personen met een handicap verzekert en hen toelaat vrij deel te nemen aan het maatschappelijk leven waarbij een kwaliteitsvolle zorg wordt verzekerd.

De uitvoering ervan moest worden geëvalueerd door een universitair team. Het was voorzien dat de NHRPH bij de evaluatie betrokken zou worden. 

Onderhavig ontwerp van protocol

Hoofdstuk 1. Retroacta

In het ontwerp van protocol wordt eraan herinnerd dat de beslissing om een nieuw protocol uit te werken werd genomen door de leden van de IMC Volksgezondheid op 27 maart 2017.

Het ontwerp van protocol kwam tot stand omdat het onmogelijk blijkt om steeds de verstrekkingen van gezondheidszorg uit te laten voeren door bevoegde gezondheidszorgbeoefenaars. Dit zet niet-gezondheidszorgbeoefenaars aan tot onwettige uitoefening van de geneeskunde om toch aan de noden te voldoen.

Volgens de retroacta van het ontwerp van protocol is het duidelijk dat de vorige protocollen werden geëvalueerd en dat deze evaluatie geleid heeft tot moeilijkheden bij het uitvoeren van de vorige protocollen. Het Kabinet heeft, tijdens de bijeenkomst van 7 juni 2017, evenwel toegelicht dat de evaluatie niet heeft kunnen plaatsvinden, aangezien geen enkele universiteit zich kandidaat heeft gesteld om ze uit te voeren.

Het ontwerp verduidelijkt ook dat de lopende hervorming van het voormalige KB nr. 78 (gecoördineerde wet van 10 mei 2015) de strafbare handeling zal aanpassen in het kader van de onwettige uitoefening van een gezondheidszorgberoep. Het protocol beschrijft waarin moet worden voorzien opdat deze uitzondering kan gelden.

Hoofdstuk 2. Doelstellingen

De doelstelling van het protocol is om binnen de bevoegdheid van elke entiteit de te nemen engagementen te omschrijven. Het protocol herinnert eraan dat

  • de Federale Overheid bevoegd is voor de uitoefening van de geneeskunde en de reglementering van de gezondheidszorgberoepen, en dit in al haar dimensies; zij kan de wetgeving dusdanig aanpassen dat binnen bepaalde kaders zorghandelingen door niet-erkende gezondheidszorgbeoefenaars worden gesteld zonder dat het gaat om onwettige uitoefening van de geneeskunde. Laatstgenoemde personen handelen als het ware als “verlengstuk” van de zorgbehoevende persoon. De Federale Entiteit kan daarbij nadere voorwaarden formuleren met het oog op het verzekeren van de kwaliteit en de veiligheid van de zorg;
  • de Gefedereerde Entiteiten zijn bevoegd voor de organisatie van de zorg en voor het verzekeren van de bijstand aan behoevende personen, alsook voor hun welzijn. Zij kunnen in deze context waarborgen geven over voldoende flankerend beleid.

Hoofdstuk 3. Hervorming van de wet van 10 mei 2015 - Voormalig KB nr. 78

Gezondheidszorg “zal worden omschreven als diensten die gezondheidszorgbeoefenaars aan patiënten verstrekken om de gezondheidstoestand van deze laatsten te beoordelen, te behouden of te herstellen, waaronder begrepen individuele gezondheidseducatie en preventie, en diensten zonder dergelijk oogmerk verstrekt aan patiënten waarvoor gezondheidszorgbeoefenaars bij wet bevoegd zijn."

In de nieuwe omschrijving van het misdrijf is strafbaar "hij die niet voldoet aan de wettelijke voorwaarden om een bepaald gezondheidszorgberoep uit te oefenen (visum, eventuele inschrijving bij de Orde) en die beroepsmatig of met financieel voordeel een verstrekking van gezondheidszorg stelt".

Om het leven van de patiënt te vereenvoudigen en om ervoor te zorgen dat de zorg aan de patiënt te allen tijde verzekerd is, zijn de gezondheidszorghandelingen verstrekt in het volgende duidelijke kader niet strafbaar:

  • door personen uit de omgeving van de patiënt die beroepsmatig actief zijn (criterium van dagelijkse begeleiding, bijvoorbeeld leerkrachten of opvoeders), maar die geen gezondheidszorgbeoefenaar zijn,
  • voor zover de handelingen
    • uitdrukkelijk werden gedelegeerd door een gezondheidszorgbeoefenaar (geneesheer of verpleegkundige)
    • en binnen een kwaliteitskader: de gezondheidszorgbeoefenaar die de verstrekking van gezondheidszorg delegeert, draagt de verantwoordelijkheid om het nodige kwaliteitskader vast te leggen en de nodige voorwaarden te voorzien om de kwaliteit van de verstrekte gezondheidszorg te garanderen. Het komt aan de persoon die de verstrekking van gezondheidszorg stelt, en indien van toepassing tevens de instelling waarbinnen hij die stelt, toe om in de praktijk uitvoering te geven aan dit kwaliteitskader. De gezondheidszorgbeoefenaar die een degelijk kwaliteitskader heeft omschreven kan achteraf niets worden verweten indien de uitvoering niet volgens het voorziene kader is verlopen.
      Het kwaliteitskader omvat minstens het voor de specifieke patiënt opgestelde zorgplan of procedure, de toestemming van de patiënt (of diens vertegenwoordiger) en de toestemming van de gezondheidszorgbeoefenaar.
      De omvang van het kwaliteitskader kan verder van geval tot geval ingevuld worden, afhankelijk van de risico’s die verbonden zijn aan de gedelegeerde activiteit.
      Afspraken betreffende wederzijdse communicatie tussen de betrokkenen (bv. m.b.t. vaststellingen, veranderingen in de toestand of behandeling van de patiënt, ...) zullen tevens noodzakelijk zijn.
      De kwaliteit van de zorg moet steeds worden gewaarborgd.
      De mantelzorger wordt de facto beschouwd als een deel van de nabije omgeving en is onderworpen aan voormelde bepalingen.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

De definitie van de onwettige handeling uitgewerkt in het protocol zal worden hernomen in de meer globale hervorming van de gezondheidszorg. De federale overheid kan een lijst van handelingen bepalen die niet kunnen worden gedelegeerd aan niet-gezondheidszorgbeoefenaars.

Alle ondertekenende partijen zullen - eens het wettelijk kader is voorzien - garanderen dat “bijhorende kwaliteitskaders voorzien worden”. (NVDR: integraal overgenomen van de tekst van het protocol).

Dit protocolakkoord vervangt de voornoemde protocolakkoorden van 24 februari 2014.

Dit protocolakkoord treedt in werking op de dag van de ondertekening ervan.

 

Advies

De NHRPH had onder de gelding van de protocollen van 2014 twee adviezen geformuleerd: daarin leverde hij kritiek op 2 essentiële aspecten:

  • het ontbreken van overleg met de NHRPH, hoewel het domein het dagelijkse leven van ALLE personen met een handicap en chronisch zieken betreft;
  • de sterke ‘hermedicalisering’ uitgedragen door de protocollen, ten koste van de levenskwaliteit van personen met een handicap en chronisch zieken.

Over de betrokkenheid van de NHRPH

Eens te meer wordt aangestipt dat de NHRPH niet bij de besprekingen werd betrokken, terwijl het dossier rechtstreeks en nog steeds personen met een handicap en hun omgeving betreft. De NHRPH heeft op 30 november 2016 inderdaad zijn standpunt en opmerkingen in het kader van de elektronische raadpleging uitgevoerd door de Minister van Volksgezondheid over de algemene lijnen van de overwogen hervorming bezorgd; het is evenwel simplistisch en intellectueel oneerlijk om een algemeen verzamelen van informatie gelijk te stellen met een proces van actieve raadpleging van een adviesorgaan bij concrete teksten. Het is evenzeer onproductief een PowerPoint van 5 dia’s als werkdocument voor te stellen.

De NHRPH herinnert aan de tekst van het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (artikel 4.3 van het Verdrag bepaalt het volgende: “Bij de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van wetgeving en beleid tot uitvoering van dit Verdrag en bij andere besluitvormingsprocessen betreffende aangelegenheden die betrekking hebben op personen met een handicap, plegen de Staten die Partij zijn nauw overleg met personen met een handicap, met inbegrip van kinderen met een handicap, en betrekken hen daar via hun representatieve organisaties actief bij) EN aan de beslissing genomen in de Ministerraad op 26/03/2015 waarbij IEDERE MINISTER daartoe verplicht is de NHRPH concreet en regelmatig te betrekken (en niet enkel te informeren of te raadplegen) bij het denkwerk en de besluitvorming.

Niet minder dan 8 aanvragen per e-mail werden daartoe verstuurd naar het Kabinet van de Minister en/of de administratie. Ondanks een schriftelijk engagement van het Kabinet eind 2016, is dit uiteindelijk totaal formeel gebleken; alle herinneringen zijn zonder gevolg gebleven. Tijdens de ganse voorbereiding van het protocol werd de NHRPH geen enkele keer gecontacteerd:

  • noch om de 'probleemsituaties' te bespreken;
  • noch om de resultaten van de evaluatie van de vroeger geldende protocollen of aanbevelingen uitgebracht door de aangestelde universiteit te bespreken;
  • noch om de besprekingen in de IMC Volksgezondheid voor te bereiden;
  • noch wat betreft het opstellen zelf van het ontwerp van protocol. 

Het protocol voorziet trouwens niet eens in het vragen om het advies van de NHRPH. Op aandringen van externe politieke actoren heeft het Kabinet de NHRPH alleen maar uitgenodigd op 7 juni 2017, op een voorstelling van zijn ontwerp. 

Het is onaanvaardbaar dat een engagement dat werd genomen op regeringsniveau zonder meer wordt genegeerd door bepaalde ministers, wanneer het gaat om de uitvoering ervan.

Op aandringen van de NHRPH hebben de vertegenwoordigers van het Kabinet op de vergadering van 7 juni beloofd deze vraag ter sprake te brengen bij hun hiërarchie. 

Over de inhoud

Voorafgaande opmerking: in het vervolg van dit advies hebben de opmerkingen van de NHRPH zowel betrekking op de mantelzorgers als op de informele helpers en vrijwilligers. 

Hoewel de NHRPH volledig achter het principe van het uit de strafrechtelijke sfeer halen van de verpleegkundige handelingen gesteld door niet-gezondheidszorgbeoefenaars staat, formuleert de NHRPH een negatief advies, in de tekst zoals hij thans voorligt, om de volgende redenen:

  • Dit nieuwe protocol heeft het niet over het algemeen denkkader van de hervorming; het vorige bracht de noodzaak om de kwaliteit van de zorg, de vrije keuze, de deelname aan het maatschappelijk leven, ... te behouden ter sprake: aan dit kader moet uitdrukkelijk en duidelijk worden herinnerd in de inleiding van het protocol; voormelde aspecten zullen absoluut de draagwijdte en de inhoud van de tekst bepalen.
    Het huidig ontwerp streeft naar een zeer beperkt kader: de regularisatie van het verstrekken van deze zorg door niet-gezondheidszorgbeoefenaars buiten de medische instellingen en de vereiste van een kwaliteitsvolle omgeving in het verstrekken van deze zorg. Dit ontwerp brengt vooral technische antwoorden in een context van een tekort aan  gezondheidszorgbeoefenaars, vermindering van de budgetten, desinstitutionalisering en afschaffing van ziekenhuisbedden gekoppeld aan een thuiszorgbeleid. Uit de tekst blijkt in ieder geval niet duidelijk dat het de bedoeling is de levenskwaliteit en de zorgkwaliteit in het dagelijks leven concreet op elkaar af te stemmen. De tekst neemt daarentegen de vorm aan van gedecreteerde principes zonder te letten op (op zijn minst later te voorzien in) concrete maatregelen voor de uitvoering, waarbij er geen juridisch antwoord wordt gegeven op een reeks absoluut noodzakelijke vereisten wat betreft de haalbaarheid op het terrein:
    • de omvang van de overgedragen zorg: het principe is dat iedere zorghandeling kan worden overgedragen aan niet-gezondheidszorgbeoefenaars vanaf het ogenblik dat het kwaliteitskader is vastgelegd; er is voorzien dat hooguit de Koning een lijst van de handelingen die niet gedelegeerd kunnen worden zal kunnen vastleggen;
    • de financiering van de hervorming, met inbegrip van de noodzakelijke overhevelingen naar de deelgebieden;
    • de begeleiding en de opleiding van niet-gezondheidszorgbeoefenaars;
    • de verzekeringsdekking van niet-gezondheidszorgbeoefenaars, uiteraard verschillend naar gelang de handelingen worden verstrekt door mantelzorgers of gezondheidszorgbeoefenaars die zelf een arbeidsovereenkomst hebben;
    • het rekening houden met de mogelijke averechtse effecten van de hervorming; het delegeren naar niet-gezondheidszorgbeoefenaars moet een middel zijn om kwaliteitsvolle zorg in de structuren te verlenen en geen onrechtstreekse manier om de werkingskosten te verminderen ten koste van de kwaliteit van de zorg;
    • de evaluatie van deze nieuwe werkorganisatie, die des te gevaarlijker is omdat ze niet-geïntegreerd is: de bevoegdheden inzake zorg worden zonder meer overgeheveld naar de deelgebieden (met “begeleiding van personen” als vage filter) en naar de patiënten (die tot "proefpersonen" gebombardeerd worden). 

De NHRPH kan zich niet van het gevoel ontdoen dat dit protocol de grondslag legt voor een zorgomgeving die verder gaat dan wat de laatste Staatshervorming toelaat.  

Het protocol opent geen rechten, maar voert een nieuwe organisatie in waartoe iedere entiteit zich verbindt die uit te voeren.

Het protocol komt te vroeg en past in het kader van een globale hervorming, waarvan men de inhoud noch de juridische draagwijdte kent. Het Kabinet heeft de NHRPH overigens bevestigd, dat de inhoud en de draagwijdte van het Protocol in ieder geval zullen worden opgenomen in de hervorming van KB nr. 78.

In deze onzekere context is het essentieel dat het protocol het volgende bevat

  • een duidelijke afbakening tussen ‘cure’ en ‘care’
  • de garantie van de structurele toegang tot zorg bij alle gelegenheden
  • de verplichting voor alle entiteiten om kwaliteitsvolle en voor iedereen financieel toegankelijke zorg te verzekeren.

Beter gezegd, en in de volgorde van vermelding van de punten in het protocol, 

Opleiding:

De herinnering aan het verdelen van de bevoegdheden tussen de federale overheid (zorg) en de deelgebieden (bijstand) en de unilaterale herkwalificatie van de zorg en de beroepen door de federale overheid onthult de averechtse effecten van dergelijk verdeelsysteem: de federale overheid past haar wetgeving aan met het gevolg dat grote delen van de zorg volledig door de patiënt, door mantelzorgers of door hulppersoneel worden gedragen, zonder overleg, noch voorafgaande bespreking over de opleiding en de financiering ervan. Wie zal instaan voor deze opleidingen?

  • de federale overheid?: ter herinnering, het gaat toch wel degelijk om zorgverlening; via huisartsen, specialisten, verplegers zelf? of ook de ziekenfondsen? in het kader van een algemene opleiding? of geval per geval?
  • de deelgebieden? via het hoger onderwijs? voortgezette opleiding? platformen voor thuiszorg?

Gelet op een medische hervorming die zowel veelomvattend is op het vlak van de inhoud (

principieel laat het protocol het delegeren van alle zorg toe) als van de draagwijdte ervan (alle patiënten en gezinnen zullen vroeg of laat betrokken zijn) is de NHRPH van oordeel dat het absoluut noodzakelijk is dat dit protocol vanaf vandaag erin voorziet dat de hervorming van KB nr. 78 uitdrukkelijke bepalingen bevat wat betreft de doeltreffendheid van het ten laste nemen van de basis- en voortgezette opleidingen door de verantwoordelijke instanties. Er moet ook een duidelijke, specifieke nomenclatuur inzake opleiding, verleend door het medisch college, komen.

Het concept "financieel voordeel":

De nieuwe bijstandsbudgetten vallen onder regionale reglementeringen en sommige staan de verloning van handelingen (ook medische) die de mantelzorgers verstrekken toe, hoewel zij geen gezondheidszorgbeoefenaars zijn. Met deze werkelijkheid werd in het protocol geen rekening gehouden: zonder bepaling waarbij zij uitdrukkelijk de toelating krijgen deze praktijk voort te zetten, zal voormelde zorg strafbaar worden.

Het delegeren:

Volgens welke juridische voorwaarden? Concrete uitvoerbaarheid op het terrein? formalisering van het delegeren? Bijzondere situatie van de instellingen waar de overdrager niet noodzakelijk de einduitvoerder is? Het protocol moet voorzien in deze overwegingen. 

Wanneer de persoon overigens onder een statuut van juridische bescherming staat waardoor hij zijn toestemming niet meer kan geven wat betreft het verloop van zijn medisch parcours is het soms moeilijk voor sommige voorlopige bewindvoerders om te verduidelijken wat voor de patiënt moet worden gedaan.

De omgeving van de patiënt:

Hoe de continuïteit van de zorg waarborgen in het evoluerende kader van de maatschappelijke participatie van de persoon? De persoon met een handicap en de chronisch zieke willen een kwaliteitsvol leven leiden: algemeen onderwijs volgen, werken in een traditionele omgeving, toegang hebben tot ’vrijetijdsbeoefening zoals iedereen:  diversiteit en veranderlijkheid van deze omgeving moeten worden geïntegreerd in de continuïteit van de zorg; het kan niet voldoende zijn dat de opleiding enkel steunt op enkele naaste personen; onvoldoende opleiding van de naaste omgeving mag zeker niet betekenen dat een persoon met een handicap of een zieke geen inclusief leven kan leiden!

Het begrip ‘omgeving’ zou ook best worden verduidelijkt: wat met "respijtdiensten", vakantiekampen in België, maar ook in het buitenland, onderwijs, … ?

De absolute noodzaak om een persoon in nood bij te staan:

Wat doet men in de situatie waarin absoluut moet worden tussengekomen terwijl er geen mantelzorger ter plaatse is? Komt men terug op het begrip "(niet-)bijstand aan een persoon in nood"?

Het concept "kwaliteitskader" - zorgplan:

Er moeten ook aandachtssignalen worden voorzien voor mogelijke evoluties. Bovendien moet de communicatie toegankelijk worden gemaakt (het taalgebruik moet absoluut worden aangepast aan de kennisgraad van de gesprekspartner die de zorg verleent); de beoefenaar moet bereikbaar zijn en beschikken over de nodige tijd voor een begeleiding op afstand, in voorkomend geval.

Wanneer de zorgverlener delegeert, moet hij zich vergewissen van het kwaliteitskader, maar ook van de effectieve aanwezigheid van uitvoerders.

Communicatie tussen de partijen:

Deze moet regelmatig worden geformaliseerd en geëvalueerd. Het is een noodzaak om de "multipersoonlijke" relaties op elkaar af te stemmen. Wat indien er meerdere informele betrokken partijen, beoefenaars en mantelzorgers en vrijwilligers meedoen? Zou het niet nuttig zijn in dergelijke gevallen een onderlinge contactpersoon aan te stellen?   

Bijzondere situatie van "regelmatige" mantelzorgers:

Mantelzorgers zijn reeds zwaar belast en geven zich volledig aan het begeleiden van personen met een handicap en chronisch zieken: alle studies wijzen op de risico's op het verlies van rechten, onzekerheid en moeilijke levensomstandigheden voor deze personen; de erkenning van een begeleiding tot de opleiding en tot respijt en een behoud van de sociale rechten op korte en lange termijn zijn nodig. Dit protocol, dat hen echt duurzame en veelomvattende opdrachten geeft, maar ook de verwachte hervorming van KB nr. 78 maken sedertdien de uitvoering van de wet van 2014 over mantelzorgers inzake concrete juridische erkenning op korte en lange termijn absoluut noodzakelijk, in alle kaders van de federale bevoegdheid (werkloosheidsstatuut, RIZIV, gelijkstelling pensioen), maar ook van de deelgebieden (begeleiding, opleiding).

Verantwoordelijkheid:

Het is illusoir te denken dat het uit de strafrechtelijke sfeer halen van de medische handelingen uitgevoerd door niet-gezondheidszorgbeoefenaars in het beschreven kader de malaise op het terrein alleen zal oplossen, terwijl de niet-gezondheidszorgbeoefenaar de enige verantwoordelijke zal blijven: een handeling die complicaties met zich meebrengt, een onvolledig geanalyseerde situatie, ..., kunnen zware psychologische gevolgen hebben voor de persoon die ze heeft verstrekt, zo goed als hij kon en met de instructies die hij heeft gekregen en met de kennis en bevoegdheden waarover hij beschikt. Om al deze redenen is het absoluut noodzakelijk de zorgverlener te ondersteunen op het vlak van zijn betrokkenheid om ervoor te zorgen dat deze betrokkenheid zo sereen en doeltreffend mogelijk wordt. De NHRPH vraagt dat op de volgende manier aandacht wordt besteed en maatregelen worden getroffen:   

  • geen verantwoordelijkheid zonder op zijn minst een permanente en relevante opleiding;
  • is het huidig kader voor wettelijke aansprakelijkheid conform? De NHRPH is van oordeel dat het huidig mechanisme voor wettelijke en strafrechtelijke aansprakelijkheid moet worden aangepast en dat moet worden voorzien in een vermindering van aansprakelijkheid voor hulppersoneel en mantelzorgers (behalve intentionele handeling);
  • er moet ook worden voorzien in een dekking voor de patiënten door het Fonds voor de medische ongevallen.
  • de piste van medeverantwoordelijkheid moet ook worden onderzocht
  • wat met de conformiteit in vergelijking met de vrijwilligerswet en de huidige aansprakelijkheden die daarin zijn voorzien? Alle bestaande kaders moeten worden onderzocht: sportieve omkadering, scouts (weekends en kampen), stages, ...; Wat wanneer diezelfde activiteiten plaatshebben in het buitenland?
  • een automatisch ruim verzekeringskader voorzien voor leerkrachten, mantelzorgers, vrijwilligers, ...

Lijst met prestaties die onmogelijk kunnen worden gedelegeerd:

“De federale overheid kan een lijst van handelingen bepalen die niet gedelegeerd kunnen worden". Het Kabinet heeft bevestigd dat ALLE medische handelingen kunnen worden gedelegeerd in het kader van het naleven van een vooraf vastgelegd medisch kader. Het is thans niet van plan te voorzien in uitzonderingen. De NHRPH vestigt de aandacht op het verschuiven van de effectieve tenlasteneming van eender welke zorg in het kader van thuishulp en hulp in de instelling.

Gezondheidszorg zoals gedefinieerd door het Protocol dekt overigens voortaan ook opvoeding en preventie, terwijl de deelgebieden hiervoor duidelijk bevoegd zijn.

Er is geen enkele evaluatie van het protocol voorzien:

Dat is een absolute noodzaak voor de gedeelten “opleiding, uitvoering op het terrein tussen de actoren, medische signalen, delegeren, integratie zorg- en levenskwaliteit, ...”.  Er moet dus vanaf nu voorzien worden in opvolgingsindicatoren en de NHRPH en de adviesraden van de deelgebieden moeten worden betrokken bij deze opvolging en uitvoering.

Per slot van rekening,

De NHRPH herinnert eraan dat de levens- en zorgkwaliteit onderling afhankelijk zijn en dat het regionaal beleid inzake begeleiding van personen, indien het doeltreffend wil zijn, moet berusten op een sokkel voor een sterke en volledige sociale zekerheid. Het moet ook het absoluut principe van de financiële toegankelijkheid van de zorg voor alle patiënten integreren. De RIZIV-nomenclatuur zal op zijn minst moeten worden voortgezet voor de zorg die door de deelgebieden ten laste zal worden genomen. De NHRPH vindt de ontwikkelingen inzake het huidige protocol niet geruststellend.

Kortom,

De NHRPH eist betrokken te worden bij de denkoefening over de algemeenheid van hervorming van het KB nr. 78 en geraadpleegd te worden in het kader van het opstellen van de teksten, EN dat vanaf vandaag, rekening houdend met de hoge relevantie van dit dossier voor personen met een handicap en zieken.

De NHRPH wijst tenslotte op de harmonisering van de toekomstige hervormingen. Hoe kan het protocol immers in werking treden wanneer het reglementaire kader voor de concrete uitvoering ervan nog niet vastgelegd is, noch op het vlak van opleidingen en aansprakelijkheid noch op het vlak van het delegeren.

 

Bezorgd

  • Voor opvolging aan mevrouw Maggie De Block, Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid;
  • Ter informatie aan de heer Charles Michel, Eerste Minister;
  • Ter informatie aan mevrouw Zuhal Demir, Staatssecretaris voor Personen met een beperking;
  • Ter info aan het Interfederaal Centrum voor gelijke kansen;
  • Ter info aan het interfederaal coördinatiemechanisme.
 .
Adviezen
 .