Advies 2017/15
Protocol verpleegkundige handelingen
Advies nr. 2017/15 van de Nationale Hoge Raad voor personen met een handicap (NHRPH) betreffende de samenwerking tussen personen uit de omgeving van de patiënt en de gezondheidszorgbeoefenaars (versie 2- aangepast juli 2017)
Aanvrager
Advies verstrekt op verzoek van de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid op 16 oktober 2017.
Onderwerp
Een enig protocol zal de 3 protocollen vervangen die op 24 februari 2014 werden ondertekend en die de zorgrelaties tussen de verschillende zorg- en bijstandsverleners voor de persoon vastlegden, respectievelijk thuis, in instellingen of in de kinderopvang.
Het nieuwe ontwerp van protocol legt een algemeen kader vast waarin de principes van het verlenen van medische zorg buiten de medische instellingen worden bepaald, mits het bepalen van een kwaliteitskader.
Een versie 1 (werknota) werd door de NHRPH geanalyseerd en becommentarieerd in zijn advies 2017/08 http://ph.belgium.be/nl/adviezen/advies%C2%A02017-08.html
Het Kabinet nodigde de NHRPH uit voor een werkvergadering op 20 september om een versie 2 (werknota) te becommentariëren die in juli 2017 werd uitgewerkt in het licht van nieuwe activiteiten in het kader van de Interministeriële Conferentie.
Analyse
Versie 2 verschilt van versie 1 in de volgende aspecten:
- Het toepassingsveld wordt beperkt en betreft niet langer de situaties waarbij zorg wordt verstrekt buiten de zorginstellingen;
- Vastlegging van de criteria van het kwaliteitskader betreffende zorg en begeleiding: zowel de federale overheid als deelgebieden kunnen criteria vastleggen in het kader van hun eigen bevoegdheden. Het protocol bepaalt tevens dat de entiteiten hun eigen regelgeving inzake de zorgactiviteiten in hun sectoren kunnen invoeren (activiteiten van het dagelijkse elven, psychosociale en pedagogische ondersteuning);
- Definitie van de zorghandeling werd geschrapt;
- De tekst werd grammaticaal opgepoetst.
Voor het overige blijft de analyse geformuleerd in advies 2017/08 ongewijzigd.
Advies
De NHPRH benadrukt dat de beslissing van de Minister om de NHRPH over versie 2 te raadplegen vóór het dossier opnieuw wordt onderzocht door de Interministeriële Conferentie, constructief is.
De CSNPH constateert weliswaar een algemene vooruitgang in het denkkader, maar wijst ook op een aantal zorgwekkende punten die moeten worden opgehelderd. Zo niet zal de band ontbreken tussen de kwaliteit van de dienstverlening en de zorg enerzijds en het respect voor de levenskeuzes van de betrokkene anderzijds. Aangezien elke dag duizenden mensen onwettige handelingen stellen, is het bovendien absoluut noodzakelijk dat dit protocol ook het kader vastlegt voor de maatregelen die nodig zijn om werknemers in staat te stellen hun taken op een kwalitatieve manier uit te voeren.
De NHRPH wijst ook op de vaststelling die hij al in zijn advies 2017/08 had gedaan, nl. dat de federale overheid een reeks hervormingen doorvoert die tot gevolg hebben dat bepaalde bevoegdheidsgebieden naar de deelstaten verschuiven, terwijl deze zich daar vroeger niet mee moesten bezighouden (bijvoorbeeld verzekeringsdekking voor gedelegeerde handelingen). De gefedereerde entiteiten zullen noodzakelijkerwijs een standpunt moeten innemen en er lering uit trekken op het vlak van hun eigen bevoegdheidsgebieden. Een ander voorbeeld is de opleiding van het professioneel en het niet-professioneel personeel, te meer omdat de gemeenschappen die verantwoordelijk zijn voor het onderwijs het protocol niet hebben ondertekend.
Meer in het bijzonder,
Wat het toepassingsveld van het protocol betreft (situaties van zorgverstrekking buiten de zorginstellingen) gaat de NHRPH ervan uit dat het protocol dus van toepassing zal zijn op alle zorgplaatsen behalve ziekenhuizen of strik “medische” locaties (bv. eerstelijns medische huizen). Het gaat dus onder meer om de woonplaats, de school, kinderdagverblijven, de werkplaats, plaatsen voor vorming en opleiding, vrije tijd enz. maar misschien ook instellingen voor personen met een handicap en rustoorden (ROB) en rust- en verzorgingstehuizen (RVT). De tekst is niet duidelijk. Het toepassingsveld moet beter worden gepreciseerd.
Wat de verdeling van de bevoegdheden tussen de entiteiten betreft voor het vastleggen van een kwaliteitskader: de formulering is dubbelzinnig en leidt tot verwarring, want zowel de federale overheid als de deelgebieden zullen uiteindelijk een zorgkwaliteitskader kunnen vastleggen. Terwijl de organisatie en de verstrekking van gezondheidszorg in principe onder de federale Staat vallen (behoudens uitzonderingen die met name werden vastgelegd bij de 6de Staatshervorming), zou deze uitvoering in de praktijk moeilijk kunnen uitvallen aangezien een deelgebied verplicht zou kunnen worden een kwaliteitskader vast te leggen voor zorg verstrekt in het kader van de begeleiding. De NHRPH vraagt dat een afzonderlijke rechtshandeling, waarnaar het protocol zal verwijzen, duidelijk preciseert wie wat doet in de vorm van concrete bepalingen. De Raad acht het essentieel dat het zorgkwaliteitskaders steeds moet worden vastgelegd door de federale Staat, om een gelijke zorgkwaliteit te waarborgen zonder discriminatie tussen burgers omwille van hun woon- of verzorgingsplaats.
De vorige versie bevatte een definitie van geneeskundige verzorging. Wanneer men die schrapt, zegt men eigenlijk dat de definitie elders te vinden is en dat daarnaar impliciet wordt verwezen. Ten einde een correct begrip van het protocol te waarborgen, vraagt de NHRPH dat de tekst van het protocol verwijst naar de wettekst die het begrip “geneeskundige verzorging” definieert.
De NHRPH benadrukt de noodzaak van een nomenclatuur die de nieuwe opdrachten van de gezondheidszorgbeoefenaars dekt; dit protocol heeft heel wat nieuwe financiële consequenties terwijl de 6de Staatshervorming een begrotingskader heeft vastgelegd dat de nieuwe organisatie waarin het protocol voorziet niet helemaal dekt. Het is evident dat, zonder deze nieuwe nomenclatuur, de nieuwe organisatie ten koste zal gaan van de kwaliteit van het beroepsleven van de zorgbeoefenaars, de kwaliteit van de omkadering en de verzorging van de personen maar ook van de financiële toegankelijkheid van de zorg.
De nieuwe versie van het protocol bevat nog steeds geen lijst van handelingen die niet mogen worden gedelegeerd.
De NHRPH benadrukt dat er duidelijkheid moet zijn over de draagwijdte wanneer taken worden gedelegeerd: het is met name van essentieel belang dat de bepaling waarin het protocol voorziet, iedereen dekt die personen met een handicap bijstaat, hetzij regelmatig (lesgevers, buren, …), hetzij anders (vrijwilligers, scoutsleiders, monitoren bij BLOSO, …). Tevens moeten ook de grenzen van het delegeren in concrete levenssituaties worden onderzocht: worden taken gedelegeerd aan een leerkracht bv. automatisch doorgegeven aan zijn interim wanneer hij afwezig is? De continuïteit moet gewaarborgd zijn, ook al liggen de levensomstandigheden van de persoon met een handicap niet helemaal vast.
De NHRPH vraagt ook aandacht voor de mantelzorger en wijst erop dat het statuut van de mantelzorger momenteel niet officieel erkend is. In Vlaanderen bestaat er in de verpleegpraktijk hoogstens een mandaat (http://www.nvkvv.be/page?orl=1&ssn=&lng=1&pge=184&searchlist=all&pge_old=107&zoek=attest). In deze onduidelijke maar toch belangrijke context dringt een verduidelijking over de vorm van de – uitdrukkelijke of stilzwijgende – machtiging zich op. Bovendien krijgt de NHRPH geen antwoord wat betreft helpers die in Vlaanderen worden bezoldigd in het kader van de PVF. Meer globaal herinnert de NHRPH aan de inhoud van zijn positienota over de maatregelen die dienen te worden genomen ter ondersteuning van de mantelzorgers: http://ph.belgium.be/resource/static/files/note-aidants-proches.pdf
De NHRPH herinnert eraan dat het huidige kader van de verzekeringsdekking voor professionelen en niet-professionelen die in deze nieuwe werkorganisatie aan de slag gaan, moet worden herzien.
Voor een hele reeks handelingen zal de uiteindelijke verstrekker een niet-professionele helper zijn. Dat hij de verantwoordelijkheid helemaal alleen zou moeten dragen, is uit den boze.
De NHRPH wijst erop dat, terwijl het protocol een doeltreffende, serene en kwalitatief hoogstaande samenwerking tussen zorgbeoefenaars moet waarborgen, de personen met een handicap tevens de mogelijkheid moeten krijgen zelf keuzes te maken en hun leven te organiseren.
De NHRPH onderstreept het belang van een regelmatige evaluatie van deze nieuwe organisatie vanuit het standpunt van de zorgbeoefenaars, de werkverdeling en de personen zelf.
Dit protocol wordt op termijn een bron van verplichtingen en engagementen. Volgens de NHRPH is het dan ook belangrijk dat heldere en ondubbelzinnige terminologie wordt gebruikt. Formuleringen als “dit protocol tracht … te definiëren” zijn niet wenselijk.
Voor het overige verwijst de NHRPH naar zijn aanbevelingen in advies 2017/08.
Bezorgd
- Voor opvolging aan mevrouw Maggie DE BLOCK, Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid;
- Ter info aan mevrouw Zuhal DEMIR, Staatssecretaris voor Personen met een Handicap;
- Ter info aan UNIA;
- Ter info aan het Interfederaal Coördinatiemechanisme.