Ga naar de inhoud

Advies 2013/10

Bijstand van vertrouwenspersoon bij vervullen van mandaat

Advies van de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap (NHRPH) met betrekking tot het ontwerp van koninklijk besluit betreffende de voorwaarden waaronder een zoneraadslid van een hulpverleningszone die, ingevolge een handicap niet zelfstandig zijn mandaat kan vervullen, zich voor de uitoefening van dit mandaat kan laten bijstaan door een vertrouwenspersoon, uitgebracht tijdens de zitting van 27/05/2013.

 

Aanvrager

Advies op vraag van mevrouw Joëlle Milquet, Minister van Binnenlandse Zaken en van de heer Philippe Courard, Staatssecretaris voor Personen met een handicap, met brief van 3 mei 2013.

 

Onderwerp

Het betreffende ontwerp van koninklijk besluit voorziet in welke gevallen artikel 32 van de wet van 15 mei 2007 van toepassing is en bepaalt hoe het bewijs van de handicap moet geleverd worden, zodat het zoneraadslid, binnen het kader van de uitoefening van zijn mandaat, kan genieten van de assistentie van een vertrouwenspersoon.

 

Analyse

Het ontwerp van koninklijk besluit voorziet voornamelijk in het volgende:

In artikel 1 wordt bepaald wat onder persoon met een handicap wordt verstaan. Het is de persoon die ingeschreven is bij een van de instellingen van Gemeenschappen en Gewesten die de integratie van personen met een handicap tot doel hebben, de persoon die of een inkomensvervangende tegemoetkoming, of een integratietegemoetkoming, of sociale en fiscale voordelen geniet, of die een attest heeft van het Fonds voor Arbeidsongevallen/Beroepsziekten/een andere bevoegde geneeskundige dienst, of een gerechtelijke beslissing, of een bewijs van blijvende invaliditeit.

Artikel 2 geeft een definitie van zoneraadslid dat wegens een handicap zijn mandaat niet zelfstandig kan vervullen. De oorzaak hiervan is een zware zintuiglijke handicap, zware spraakmoeilijkheden, een mentaal falen of een motorische handicap waardoor de persoon grote moeilijkheden heeft om de documenten te hanteren.

Artikel 3 bepaalt dat het bewijs dat het zoneraadslid getroffen is door een dergelijke handicap geleverd wordt door een medisch onderzoek, dat moet uitgevoerd worden, naargelang het geval, door de reeds genoemde instellingen van Gemeenschappen en Gewesten, de Directie-generaal Personen met een handicap, het Fonds voor Arbeidsongevallen/Beroepsziekten/een andere bevoegde geneeskundige dienst, een geneesheer, een adviserend geneesheer.

 

Advies

De leden van de NHRPH formuleren volgende opmerkingen bij het ontwerp van koninklijk besluit:

  • Artikel 32 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid bepaalt dat het lid van de zoneraad dat ingevolge een handicap niet zelfstandig zijn mandaat kan vervullen, zich voor de uitoefening van dit mandaat kan laten bijstaan door een vertrouwenspersoon. (...) De Koning bepaalt, (...) de criteria die toelaten om op de toepassing van deze bepaling beroep te doen.
  • Artikel 1 van het ontwerp van koninklijk besluit bepaalt wat voor de toepassing van de wet wordt verstaan onder persoon met een handicap: volgt de gebruikelijke lijst van erkenningen door officiële instanties als persoon met een handicap. Met de opstelling van dit artikel is met andere woorden voldaan aan het 2de lid van art. 32 van de wet betreffende de civiele veiligheid.
  • Niettegenstaande artikel 1 al vastgesteld heeft wie persoon met een handicap is, bepaalt artikel 2 van het ontwerp van KB verdere voorwaarden om uit te maken wie wegens zijn handicap zijn mandaat niet zelfstandig kan vervullen, in die zin dat hij "grote moeilijkheden heeft om met de documenten om te gaan". De leden van de NHRPH zijn van oordeel dat deze bijkomende voorwaarden arbitrair en discriminerend zijn. Het is uiteindelijk alleen de persoon met een handicap zelf die kan uitmaken of hij als zoneraadslid nog zelfstandig kan functioneren en de documenten kan manipuleren (en afhankelijk van de hulpmiddelen waarover hij beschikt).
  • Daarbovenop verplicht artikel 3 tot een medisch onderzoek om te bewijzen dat het betrokken zoneraadslid zijn mandaat niet zelfstandig kan vervullen en voor de uitoefening ervan persoonlijke bijstand nodig heeft. Met andere woorden: de persoon die al als persoon met een handicap is erkend moet het bewijs van een bijkomende beperking leveren. Dit is vernederend, de leden van de NHRPH vragen zich af of dit te verzoenen valt met de rechten op een privé-leven.
  • Ten slotte moet opgemerkt worden dat de opgesomde instanties nooit een bewijs zullen afleveren dat iemand de documenten niet kan hanteren. De persoon wordt, welke ook de instantie is die betrokken partij is, in zijn totaliteit geëvalueerd, en niet de ziekte(n) die hem treffen, en nog minder de gevolgen van deze ziekte(n).

De leden van de NHRPH vragen bijgevolg dat de artikelen 2 en 3 van het ontwerp van koninklijk besluit geschrapt worden.

 

Bezorgd

  • Voor opvolging aan mevrouw Joëlle Milquet, Minister van Binnenlandse Zaken;
  • Voor opvolging aan de heer Philippe Courard, Staatssecretaris voor Personen met een handicap
  • Ter info aan het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding;
  • Ter info aan het interfederaal coördinatiemechanisme.
 .
Adviezen
 .