Ga naar de inhoud

Advies 2019/03

Advies nr. 2019/03 van de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap (NHRPH) over het NHP 2018-2019.


Advies uitgebracht op vraag van de Eerste Minister, van 14 februari en per post ontvangen op 28 februari. Dringend advies na een elektronische raadpleging van de leden op 6 en 7 maart 2019.

1. ONDERWERP

Als onderdeel van de Europese Economische Strategie van Lissabon bezorgt elke lidstaat ieder jaar aan de Europese Unie een inventaris van de realisaties en projecten om te voldoen aan de aanbevelingen van de Europese Unie (het zogenaamde "Nationaal Hervormingsplan" - NHP).


Op 23 mei 2018 heeft de Europese Commissie België een reeks aanbevelingen voorgelegd met betrekking tot zijn nationaal hervormingsprogramma voor België voor 2018 en 2019: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A52018DC0401.


De Eerste Minister heeft de NHRPH om advies gevraagd met het oog op de voorbereiding van het NHP 2019.

2. ANALYSE

De Europese Commissie beveelt België aan om in de periode 2018-2019:

  1. ervoor te zorgen dat het nominale groeipercentage van de netto primaire overheidsuitgaven in 2019 niet hoger ligt dan 1,8 %, hetgeen neerkomt op een jaarlijkse structurele aanpassing van 0,6 % van het BBP; meevallers te gebruiken om de vermindering van de overheidsschuldquote te versnellen; de beoogde pensioenhervormingen voort te zetten en de voorspelde stijging van de uitgaven voor langdurige zorg te beheersen; de volledige implementatie van het samenwerkingsakkoord van 2013 tot
    coördinatie van het begrotingsbeleid van alle overheidsniveaus voort te zetten; de efficiëntie en samenstelling van de overheidsuitgaven op alle overheidsniveaus te verbeteren om ruimte te creëren voor openbare investeringen, met name door uitgaventoetsingen uit te voeren;
  2. de hindernissen om te werken weg te nemen en de doeltreffendheid van een actief arbeidsmarktbeleid te versterken, met name voor laagopgeleiden, mensen met een migrantenachtergrond en oudere werknemers; de hervormingen op het gebied van onderwijs en opleiding voort te zetten, onder meer door kansengelijkheid te bevorderen en het percentage afgestudeerden in de wetenschappen, technologie, ingenieurswetenschappen en wiskunde te verhogen;
  3. de regelgevende en administratieve druk te verminderen om ondernemerschap te stimuleren en de concurrentie in de dienstensector, met name de detailhandel, de bouw en de professionele diensten, te vergroten; de groeiende mobiliteitsuitdagingen aan te gaan, met name via investeringen in nieuwe of bestaande vervoersinfrastructuur en sterkere prikkels om gebruik te maken van collectief vervoer en vervoer met lage emissies.

3. ADVIES

De NHRPH is ingenomen met het initiatief van de Eerste Minister, die rekening heeft gehouden met advies 2018-12: hij vraagt het advies van de NHRPH voordat de opstelling van het NHP is voltooid en ruim voordat het verslag aan de Europese Commissie wordt voorgelegd (30 april 2019). Dit is een werkwijze die volledig in overeenstemming is met de geest van de UNCRPD en met name zijn artikel 4.3. De NHRPH hoopt dat deze aanpak van de Eerste Minister de regering zal inspireren, die zal gevormd worden na de federale verkiezingen van mei 2019.


De NHRPH wenst dat de volgende punten inhoudelijke prioriteiten van het NHP zouden worden:

  1. De arbeidsparticipatie van personen met een handicap en zieken effectief verhogen. Ter herinnering: Europa heeft in zijn 2020-strategie een doelstelling vastgelegd voor het verhogen van de tewerkstelling voor alle personen met een handicap die vanwege hun handicap zijn uitgesloten op de arbeidsmarkt. Het creëren van banen van de afgelopen maanden is echter niet ten goede gekomen aan personen met een handicap en zieken. De "Back to work"-maatregelen hebben het niet mogelijk gemaakt een aanzienlijk aantal werknemers opnieuw aan het werk te krijgen. Talrijke personen met een gedeeltelijke handicap werden ontslagen omdat werkgevers niet de nodige ondersteunende maatregelen hebben genomen om hen aan het werk te houden. Het is dringend noodzakelijk dat de regering op concrete wijze een maatschappelijke verantwoordelijkheid van de werkgevers in de privésector invoert en het interfederaal protocol 2007 over
    redelijke aanpassingen concreet uitvoert. De NHRPH beveelt in zijn advies 2017-01 een aantal mogelijkheden aan.
  2. Hervorming van het reglementair kader. Het stelsel van de tegemoetkomingen voor personen met een handicap - wet van 27 februari 1987 - voorziet absoluut niet meer in de behoeften van personen met een handicap: het in aanmerking nemen van het jaarinkomen -2/-1, de lagen lasagne van de verschillende aftrekken, de tijd die nodig is voor de behandeling van de dossiers, de onmogelijkheid om minimale middelen te bekomen tijdens perioden van arbeidsongeschiktheid, enz. Bovendien voorziet de regeling in geen enkele concrete maatregel of overstapmogelijkheid om de terugkeer naar het werk te ondersteunen. De NHRPH heeft in 2015 een hervormingsproject gesteund en dringt erop aan dat het in 2019 van kracht wordt. Bovendien verhindert het begrip "voorafgaande situatie" in artikel 100 van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 (RIZIV-stelsel) steun voor de (weder)tewerkstelling van een persoon met verlies van verdienvermogen. De NHRPH dringt er ook op aan dat deze tekst wordt herschreven om de sociale bescherming van de werknemer met een handicap te waarborgen.
  3. De opleiding moet toegankelijker en van hogere kwaliteit worden. De overwegingen van de afgelopen jaren in verband met schooluitval, verkeerde oriëntaties en de ontoereikendheid van opleidingen en vakrichtingen die geen of weinig uitzicht bieden ten opzichte van de behoeften van de markt, gelden uiteraard ook voor studenten met een handicap, en misschien nog wel meer dan voor alle andere adolescenten, omdat ze worden verergerd door belemmeringen in verband met verplaatsingen, een ongeschikte en niet-inclusieve omgeving, het ontbreken van geschikte lokalen en materiaal, de continuïteit van de zorg tijdens de schooldag, enz. .... De NHRPH herinnert ook aan zijn oproep tot meer inclusief onderwijs, dat ook zou moeten bijdragen tot minder schooluitval. Dit betekent niet de afschaffing van het gespecialiseerd onderwijs, maar de aanpassing van het gewone onderwijs aan de behoeften van kinderen met een handicap, door middel van gedifferentieerde pedagogische benaderingen en gebaseerd op de behoeften van de leerling en niet op zijn of haar handicap.
  4. Op het gebied van mobiliteit moet prioriteit worden gegeven aan toegankelijk vervoer voor iedereen en overstapvoorzieningen om de toegang tot opleidingen en tewerkstelling te vergemakkelijken.
  5. Op het gebied van de toegang tot het pensioen herinnert de NHRPH eraan dat het voor vele personen met een handicap, maar ook voor hun mantelzorgers, moeilijk is om hun loopbaan te verlengen; integendeel zou het mogelijk moeten zijn het einde van hun loopbaan aan te passen en onderbrekingsperioden tijdens hun loopbaan gelijk te stellen. Personen met een handicap en/of hun mantelzorgers hebben vaak minder werkvooruitzichten en loopbaanmogelijkheden gehad, zelfs zonder hun toestemming, maar omdat hun lichaam en/of werkomgeving zich aan hen hebben
    opgedrongen, met alle daaraan verbonden situaties van sociale uitsluiting en armoede.
    De pensionering voor personen met een handicap klinkt vaak als een tweede afdaling naar de hel, terwijl de kosten in verband met het ouder worden en hun gezondheidstoestand onvermijdelijk stijgen. De invoering van een ander mechanisme zou ook door de regering moeten worden bestudeerd, namelijk een voordeligere in aanmerking neming van de loopbaanjaren van personen met een handicap, om de tewerkstelling te bevorderen. De NHRPH is daarentegen van mening dat een vervroegde toegang tot het rustpensioen (met behoud van de rechten) moet worden onderzocht voor personen met een handicap. Dit zou personen met een handicap aanmoedigen om te werken, waarbij tegelijkertijd rekening wordt houden met de voor hen zware activiteit.
    Daarnaast is het niet aanvaardbaar om mantelzorgers die een onvolledige loopbaan hebben te benadelen omdat ze door een gebrek aan politieke reactie zijn gestopt met werken om voor een gehandicapt of ziek familielid te zorgen.
  6. Op het gebied van de structuurfondsen herinnert de NHRPH eraan dat de reglementaire teksten voorzien in de participatie en betrokkenheid van personen met een handicap bij elke fase van de programmering, uitvoering en evaluatie. Er dient wel te worden opgemerkt dat ondanks de voorwaarde ex ante, artikel 4.3 niet correct wordt toegepast, met als gevolg dat veel oproepen voor het indienen van projecten niet voldoende tegemoetkomen aan de behoeften van personen met een handicap. De NHRPH dringt erop aan dat de structuurfondsen worden ingezet voor een beleid dat personen met een handicap en hun gezinnen daadwerkelijk ondersteunt bij de ontwikkeling van een zelfstandig leven en hun integratie in het gemeenschapsleven (tewerkstelling, huisvesting, collectieve hulp).
  7. Op het vlak van armoedebestrijding herinnert de NHRPH opnieuw aan de pijler van de 2020-strategie met betrekking tot armoedebestrijding en in het bijzonder aan de doelstelling om het aantal personen in onzekere situaties in België te verminderen. De armoedecijfers stijgen al jarenlang. Het is van essentieel belang dat de toekomstige regeringen op een coherente en complementaire manier te werk gaan rond een nationaal plan ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting van alle kwetsbare groepen, en in het bijzonder die van personen met een handicap. Dit plan moet worden gezien als een essentiële bijdrage aan de economische en sociale stabiliteit van het land.
    De NHRPH benadrukt nogmaals het verband tussen handicap en armoede. Personen met een handicap ontvangen tegemoetkomingen (wet van 27 februari 1987) die ver onder de armoedegrens liggen; de inkomensvervangende tegemoetkoming moet een minimumlevensstandaard garanderen en het bedrag ervan moet worden verhoogd tot minstens de minimumarmoedegrens. De NHRPH vraagt dat deze maatregel als een prioriteit wordt beschouwd voor de volgende federale regering.
  8. Op het gebied van de statistieken bestaat er geen eenduidige definitie van handicap of een verband tussen de verschillende erkenningsregelingen. Personen met een handicap die door de DG Han worden erkend, worden aldus niet noodzakelijkerwijs erkend door de regionale agentschappen (AVIQ, Phare, VDAB, enz.) en vallen daarom buiten de tewerkstellings- en opleidingsmogelijkheden. De toekomstige regeringen moeten hun databanken integreren en samenwerken om een beleid te ontwikkelen dat werkelijk beantwoordt aan de behoeften van de personen op voormelde gebieden.
  9. In termen van politiek functioneren wordt het echt noodzakelijk en dringend dat de verschillende competentieniveaus met elkaar praten en samenwerken om volledige en geïntegreerde antwoorden te geven voor de behoeften van de personen. Alle IMC's moeten worden gereactiveerd.

4. BEZORGD

  • Voor opvolging aan de Eerste Minister;
  • Ter info aan de heer Kris Peeters, Minister van Werk, belast met Personen met een beperking;
  • Ter info aan UNIA;
  • Ter info aan het interfederale coördinatiemechanisme.