Ga naar de inhoud

Advies 2015/04

Vrijstelling werklozen  - mantelzorg

Advies nr. 2015/04 over een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van artikelen 63, 114 en 116 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering en tot herstel van artikelen 90 en 125 in hetzelfde besluit in het kader van de mantelzorger. Advies van de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap (NHRPH) van 4 maart 2015

 

Aanvrager

Advies op vraag van de Minister van Tewerkstelling van 2 maart 2015

 

Onderwerp

Op 2 maart 2015 heeft de Minister van Tewerkstelling per mail verzocht om een dringend advies betreffende een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van artikelen 63, 114 en 116 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering en tot herstel van artikelen 90 en 125 in hetzelfde besluit in het kader van de mantelzorger.

Werklozen die zich in een toestand bevonden die moeilijkheden veroorzaakte op sociaal en familiaal vlak, konden vroeger, met behoud van een beperkte werkloosheidsuitkering, vrijstelling van de verplichting inzake beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt bekomen. Artikel 90 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 voorzag in dit systeem. Dit artikel werd opgeheven bij een koninklijk besluit van 30 december 2014.

Deze tekst heeft tot doel opnieuw een artikel 90 met dezelfde strekking in de wetgeving op te nemen.

 

Analyse

Dit ontwerp van koninklijk besluit ligt in de lijn van de maatregelen die de regering overweegt voor de personen die voor hun naasten zorgen.

Vanaf 1 januari 2015 werd het recht op de loopbaanonderbrekings-uitkeringen van de RVA voor een gemotiveerd tijdskrediet voor werknemers (CAO nr. 103) immers opgetrokken van 36 naar 48 maanden, voor zover de onderbreking bedoeld is om:

  • palliatieve zorg te verlenen;
  • een gezinslid tot in de tweede graad of een ernstig ziek gezinslid te verzorgen;
  • het eigen kind met een handicap dat jonger is dan 21 jaar, te verzorgen.

In het kader van het herstel van artikel 90 wil dit ontwerp van koninklijk besluit de maatregel voor tijdskrediet voor werknemers en de vrijstelling voor werklozen om werk te zoeken met elkaar gelijk doen lopen. De redenen voor het recht komen immers overeen met de duur ervan.

 

Advies

De NHRPH verheugt zich erover dat de regering maatregelen overweegt ten behoeve van personen die hun naasten verzorgen.

Familieleden en/of naasten (los van hun statuut: werknemers, werklozen, …) die een zwaar zorgbehoevende persoon verzorgen en begeleiden, zijn immers van essentieel en toenemend belang in de huidige maatschappij, en met wie rekening gehouden moet worden.

Zonder mantelzorgers in het dagelijkse leven zou het socialezekerheids- en socialebeschermingsstelsel niet volstaan voor de noden van de geholpen personen. Daarom moet voor die mantelzorgers een kader van sociale rechten uitgewerkt worden, en moet voorkomen worden dat zij zelf uitgesloten worden van de socialezekerheidsstelsels en in armoede terechtkomen.

Dit ontwerp van koninklijk besluit is een positief initiatief omdat het een opgeheven artikel herstelt, en het werklozen zodoende mogelijk maakt een naaste te verzorgen onder specifieke voorwaarden die rechtvaardig zijn ten opzichte van werknemers.

De NHRPH wijst evenwel erop dat het beter zou zijn bepaalde elementen anders te formuleren om de leesbaarheid van de tekst te vergroten. Voorts heeft hij enkele twijfels en vragen over de inhoud van de tekst:

  • De Franstalige nieuwe versie van artikel 90, § 1, tweede lid, stemt niet overeen met de Nederlandstalige versie; de nummering van de items leidt tot verwarring (er ontbreekt een 1° in de Franstalige versie).
  • In de nieuwe versie van artikel 90, § 1, tweede lid, is er sprake van "effectief, doorlopend en regelmatig verlenen van". Is dat in het Frans niet veeleer de "situatie van mantelzorger" in plaats van "mantelzorg" (begrip dat veeleer naar een persoon verwijst)?
  • Het derde item (3°) beoogt werklozen die zorgen voor kinderen met een handicap die jonger zijn dan 21 jaar: de NHRPH wijst erop dat niet alleen kinderen met een handicap jonger dan 21 jaar zorgbehoevend zijn, maar dat volwassenen met een handicap ouder dan 21 jaar – net als een kind – ook een voortdurende aanwezigheid nodig kunnen hebben. Voor die doelgroep vraagt hij dus ook een oplossing.
  • De NHRPH vraagt zich af of het criterium dat gebruikt wordt voor kinderen met een handicap jonger dan 21 jaar wel pertinent is. De eerste pijler is immers gebaseerd op een medisch barema. Het kind zou een ongeschiktheidspercentage (66 %) kunnen hebben, zonder evenwel een voortdurende en regelmatige aanwezigheid van een naaste nodig te hebben. Andere kinderen daarentegen hebben een beperkte lichamelijke ongeschiktheid, maar een hoge afhankelijkheidsgraad, bijvoorbeeld kinderen met een autismespectrumstoornis. Het zou dus beter zijn zich te baseren op alle pijlers van de medisch-sociale schaal die gebruikt wordt voor kinderbijslag. Zo wordt eveneens rekening gehouden met de zelfredzaamheid van het kind (pijler 2) en de gevolgen voor het gezin waarvan het kind deel uitmaakt (pijler 3).
  • Het nieuwe artikel 90, § 1, zevende lid, bepaalt dat eenzelfde toestand geen aanleiding kan geven tot de gelijktijdige toekenning van een vrijstelling aan meerdere werklozen. De NHRPH vraagt dat ook rekening gehouden wordt met de situatie van werkloze ouders met alternerend hoederecht over hun kinderen met een handicap.
  • Voor de duur van de vrijstelling maakt artikel 90, § 3, een onderscheid tussen de gevallen voor het verstrekken van palliatieve zorg en "de andere gevallen". Voor palliatieve zorg duurt de vrijstelling hoogstens 2 maanden, verlenging inbegrepen. Die beperkte duur strookt niet met bepaalde werkelijke situaties van werklozen. De NHRPH vraagt dat de vrijstelling voor palliatieve zorg verlengd wordt. In het tweede geval duurt de vrijstelling minstens 3 maanden en hoogstens 12 maanden. In het derde en vierde lid wordt een verlenging en hernieuwing van die duur tot maximaal 48 maanden overwogen. De NHRPH wijst erop dat een beperking van de duur voor blijvende handicaps een probleem vormt en niet strookt met de werkelijkheid op het terrein. Daarnaast wordt niet gepreciseerd of de maximale duur van 48 maanden geldt voor de volledige duur van het werkloosheidsstatuut, of voor de hulp aan EEN geholpen persoon.

Tot slot wijst de NHRPH ter informatie erop dat hij voordien drie adviezen betreffende mantelzorgers geformuleerd heeft: de adviezen 2011-20, 2012-08 en 2013-18.

 

Bezorgd

  • Voor opvolging aan de heer Kris Peeters, Minister van Werk
  • Voor opvolging aan mevrouw Elke Sleurs, Staatssecretaris voor Personen met een beperking
  • Ter info aan de heer Charles Michel, Eerste Minister
  • Ter info aan de heer Johan Van Overtveldt, Minister van Financiën
  • Ter info aan het Interfederaal Gelijkekansencentrum
  • Ter info aan het interfederaal coördinatiemechanisme
  • Ter info aan de heer Georges Carlens, Administrateur-generaal van de RVA.
 .
Advies
 .