Ga naar de inhoud

Advies 2014/20

Inschakelingsuitkering

Advies nr. 2014-20 over het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsuitkering (inschakelingsuitkering). Advies van de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap (NHRPH), uitgebracht tijdens de plenaire zitting van 17 november 2014.

 

Aanvrager

Advies op eigen initiatief.

 

Onderwerp

De regelgeving inzake de werkloosheidsuitkering komt aan bod in het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering.

Een beroepsinschakelingsuitkering (voorheen wachtuitkering) wordt toegekend op basis van voltooide studies aan werkzoekenden die onvoldoende hebben gewerkt om recht te hebben op een werkloosheidsuitkering op basis van gepresteerde arbeid.

Om deze uitkering te genieten moeten een aantal toelatings- en toekenningsvoorwaarden vervuld zijn. De betrokkene moet:

  • een beroepsinschakelingstijd doorlopen van minstens 310 dagen;
  • jonger zijn dan 30 op het moment van de aanvraag;
  • niet meer schoolplichtig zijn;
  • secundair onderwijs/bepaalde opleidingen gevolgd en voleindigd hebben.

Deze uitkering, een forfaitair bedrag geïndexeerd in functie van de leeftijd en de gezinssituatie, wordt toegekend voor een maximale duur van 36 maanden. De regelgeving voorziet in mogelijkheden om deze periode te verlengen onder voorwaarden.

Deze regelgeving trad in werking op 1 januari 2012; bijgevolg zal het recht op de inschakelingsuitkering vanaf 1 januari 2015 komen te vervallen.

 

Analyse

De hervorming van het systeem inzake de toekenning van de werkloosheidsuitkering werd opgestart onder de voorgaande ambtstermijnen. Zij heeft in eerste instantie betrekking op de degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen en een betere begeleiding van werkzoekenden.

Wat specifiek de inschakelingsuitkering betreft, traden de nieuwe maatregelen in voege op 1 januari 2012. Aangezien het recht op deze uitkering beperkt is in de tijd tot maximaal 36 maanden behoudens uitzonderingen, lopen de eerste rechten af op 1 januari 2015.

Na tal van parlementaire interpellaties heeft mevrouw Monica De Coninck, voormalig Minister van Werk, de Ministerraad een ontwerp van koninklijk besluit laten goedkeuren dat het probleem van de personen met een handicap en de inschakelingsuitkeringen moet oplossen. Het koninklijk besluit van 28 maart 2014 wijzigt artikel 63 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 en verlengt de periode van de inschakelingsuitkering met twee jaar

  • voor personen die lijden aan ernstige medische, mentale, psychische of psychiatrische problemen (MMPP) en die niet onmiddellijk op de arbeidsmarkt kunnen worden ingeschakeld
  • voor personen met een blijvende arbeidsongeschiktheid van minstens 33%

op voorwaarde dat ze tijdens deze periode zo goed mogelijk meewerken volgens het specifieke begeleidingstraject dat de gewestelijke diensten voor arbeidsbemiddeling met hen hebben uitgewerkt.

De Directie-generaal Personen met een handicap heeft beslist een procedure op te zetten om de dossiers van personen die een inkomensvervangende tegemoetkoming en/of een  integratietegemoetkoming ontvangen en hun inschakelingsuitkering zullen verliezen, prioritair te behandelen. Hiertoe werkt zij samen met onder meer de RVA en de gewestelijke diensten voor arbeidsbemiddeling om de gegevens over de beoogde doelgroep zo goed mogelijk uit te wisselen.

Volgens een eerste schatting zullen 3600 personen met een handicap, waarvan er momenteel 3000 een tegemoetkoming voor personen met een handicap krijgen, hun recht op de inschakelingsuitkering verliezen.

 

Advies

1. De Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap betreurt dat er tijdens de uitwerking van de bovenbedoelde regelgeving geen inspraak of overleg is geweest met de raad, hetgeen in strijd is met de geest en de letter van het door België goedgekeurde VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap en van de beslissing van de Ministerraad van 20 juli 2011.

Deze maatregelen kunnen immers gevolgen hebben voor het dagelijkse leven van de personen met een handicap en sommigen onder hen  dieper in de armoede duwen.

De NHRPH wijst dan ook op de kwetsbare situatie van mensen die een tegemoetkoming voor personen met een handicap ontvangen; al bij al ligt de inkomensvervangende tegemoetkoming onder de armoedegrens. Ter herinnering: de armoedegrens is vastgelegd op 1074€ voor alleenstaanden en 2.256€ voor een gezin met twee volwassenen en twee kinderen; de IVT bedraagt momenteel respectievelijk  817€ en 1090€.

2. Hoewel het tijdstip van de inwerkingtreding van deze maatregel nadert, kan de NHRPH enkel een gebrek aan samenwerking en samenhang met betrekking tot de gevoerde acties tussen de verschillende overheidsniveaus vaststellen, hetgeen de te verwachten problemen verder beklemtoont.

De Raad betreurt niet tijdig op de hoogte te zijn gesteld over de besliste en ingevoerde procedures opdat hij anticiperend zou kunnen reageren. Wanneer de maatregel wordt ingevoerd zonder begeleiding worden de personen met een handicap en hun familie immers overgeleverd aan een lange periode van onzekerheid over hun rechten.

3. De NHRPH wijst erop dat de werkloosheidsuitkeringsregeling in eerste instantie bedoeld is om IEDEREEN te begeleiden bij de arbeidshervatting.

De maatregel tot schrapping van de inschakelingsuitkering druist in tegen artikel 27 van het VN-Verdrag, dat bepaalt:

“De Staten die Partij zijn erkennen het recht van personen met een handicap op werk, op voet van gelijkheid met anderen; dit omvat het recht op de mogelijkheid in het levensonderhoud te voorzien door middel van vrij gekozen of aanvaard werk op een open arbeidsmarkt en in een open werkomgeving, waar inclusie wordt bevorderd en die toegankelijk zijn voor personen met een handicap. De Staten die Partij zijn waarborgen en bevorderen de uitoefening van het recht op werk, met inbegrip van personen die een handicap verwierven tijdens de uitoefening van hun functie, door het nemen van passende maatregelen, onder meer door middel van wetgeving, teneinde onder andere:(…)

d. personen met een handicap in staat te stellen effectieve toegang te krijgen tot technische en algemene beroepskeuze voorlichtingsprogramma’s, arbeidsbemiddeling, beroeps- en vervolgopleidingen die openstaan voor het publiek;
e. de kans op werk en carrièremogelijkheden voor personen met een handicap op de arbeidsmarkt te bevorderen, alsmede hen te ondersteunen bij het vinden, verwerven en behouden van werk, dan wel de terugkeer naar tewerkstelling; (…)”.

Deze maatregel tot schrapping gaat ook in tegen de recente aanbevelingen van de experten, in het bijzonder die over tewerkstelling: “ het Comité maakt zich zorgen over het feit dat slechts een klein aantal personen met een handicap op regelmatige basis tewerkgesteld zijn. Tevens wijst het comité erop dat de regering er niet in slaagt haar doelstellingen te halen in verband met de tewerkstelling van personen met een handicap in haar eigen diensten, en dat er geen quota zijn in de private sector.”
“Het Comité raadt de Staten die partij zijn aan alle nodige regelgevende en stimulerende maatregelen te nemen om het recht op arbeid voor personen met een handicap in de private en de overheidssector te waarborgen door te voorzien in doeltreffende bescherming tegen discriminatie, een beroepsopleiding en adequate toegankelijkheid, en de nodige redelijke aanpassingen.

Tot slot gaat deze maatregel tot schrapping in tegen de engagementen van België ten aanzien van de Europese Unie wat betreft de steun voor tewerkstelling. Ons land heeft zich er immers toe verbonden de tewerkstellingsgraad van personen met een handicap te verhogen.

De NHRPH vraagt meer middelen en concrete instrumenten toe te kennen in het kader van de trajectbegeleiding voor personen met een handicap op het terrein.

4. De NHRPH werd op de hoogte gebracht van het initiatief van de Directie-generaal Personen met een handicap van de FOD Sociale Zekerheid om een procedure in te voeren waarbij de dossiers van personen met een handicap die een inkomensvervangende tegemoetkoming en/of een integratietegemoetkoming ontvangen en hun inschakelingsuitkering zullen verliezen, voorrang krijgen, in samenwerking met de RVA en de gewestelijke diensten voor arbeidsbemiddeling.

De NHRPH verheugt zich zowel over dit initiatief ten behoeve van personen met een handicap, dat als doel heeft onderbrekingen in de uitbetaling van inkomsten maximaal te voorkomen, rekening houdend met de nieuwe situatie van de begunstigden als over de proactieve benadering die de Directie-generaal Personen met een handicap

Als onafhankelijke adviesinstantie maakt de NHRPH zich zorgen over de mogelijke rechtstreekse en/of onrechtstreekse gevolgen die een dergelijke procedure met zich mee zou kunnen brengen indien ze niet wordt uitgebreid:

  • Ten aanzien van deze procedure voor een prioritaire behandeling ingevoerd door de administratie wijst de NHRPH erop dat op die manier mogelijks een administratief precedent wordt geschapen date en jurisprudentie zou kunnen vormen;
  • Voor zover de administratie de voorrangsprocedure enkel plant toe te passen ten aanzien van de eerste ‘golf’ van stopzettingen, die zich voordoet op 1 januari 2015, en voor zover er daarna ook nog regelmatig stopzettingen zullen zijn, heeft de NHRPH vragen bij de rechtvaardigheid van een dergelijke aanpak ten aanzien van begunstigden wier integratietegemoetkoming na 1 januari 2015 komt te vervallen;
  • Omdat identificatie aan de hand van de bestaande databanken momenteel niet mogelijk is, zullen personen met een handicap van wie de echtgenoot of echtgenote zijn of haar integratietegemoetkoming verliest, deze voorkeursbehandeling niet genieten. De NHRPH stelt zich vragen over de motivering van dergelijke beslissingen en is van oordeel dat alle personen met een handicap op wie een bepaalde maatregel van toepassing is, ook op dezelfde manier en zonder onderscheid moeten worden behandeld.
  • Gezien de vele onzekerheden betreffende de uitwisseling van gegevens en de vaststelling van de rechten van de huidige begunstigden van de integratietegemoetkoming wenst de NHRPH de aandacht te vestigen op het risico van eventuele betalingen van onverschuldigde bedragen. In dit kader moeten personen met een handicap de nodige waarborgen krijgen.
 

Bezorgd

  • Ter opvolging aan de heer Kris Peeters, Minister van werk;
  • Ter opvolging aan mevrouw Elke Sleurs, Staatssecretaris voor personen met een beperking;
  • Ter opvolging aan de heer André Gubbels, Directeur-generaal, DG Personen met een handicap;
  • Ter info aan de heer Johan Van Overtveldt, Minister van financiën;
  • Ter info aan het Interfederaal Centrum voor de gelijkheid van kansen;
  • Ter info aan het Interfederaal Coördinatiemechanisme.
 .
Advies
 .