Ga naar de inhoud

Advies 2009/18

Advies economische crisis

Advies van de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap (NHRPH), uitgebracht op de plenaire vergadering van 18 mei 2009.

 

Aanvrager

Advies op initiatief van de NHRPH.

 

Onderwerp

De Nationale Hoge raad voor Personen met een Handicap heeft in vergadering van 18 mei 2009 de economische crisis besproken, meer in het bijzonder de gevolgen ervan voor personen met een handicap. De Raad heeft hierover unaniem volgend advies uitgebracht.

 

Analyse

De Raad is van oordeel dat op dit ogenblik op twee domeinen moet gehandeld worden: er moeten zeer dringend maatregelen genomen worden om de zwaarste gevolgen van de crisis onmiddellijk aan te pakken, maar ook op lange termijn zijn weloverwogen ingrijpende wijzigingen absoluut noodzakelijk.

De Raad is tevreden dat de regering daadwerkelijk maatregelen heeft genomen die de situatie van de werknemers in de hand moet houden. Onder deze personen die afhankelijk zijn van een loon bevinden zich ook een hele groep personen met een handicap, en voor hen komt de crisis nog zwaarder aan.

 

Advies

Naar aanleiding van een vraag door de voorzitter van de Commissie van de Sociale zaken van de Kamer, bracht de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap in zijn vergadering van 20 april een advies uit, waarvan het hierna vermelde uittreksel de punten aangeeft waarop de Raad dringend actie vraagt.

In de context van de huidige moeilijkheden is de uitvoering van dit advies nog dringender geworden, waarbij het laatste punt, de werkloosheidsvallen, als het belangrijkste moet aangeduid worden:

Gelet op het feit dat tientallen duizenden personen met een handicap in grote armoede leven, is de NHRPH van mening dat de tegemoetkomingen thans prioritair moeten verhoogd worden opdat ze voor iedere persoon kunnen voorzien in een
menswaardig bestaan.

De NHRPH vraagt de volgende voornaamste fasen thans uit te voeren:

  • Het bedrag van de inkomensvervangende tegemoetkoming (IVT) verhogen: het bedrag van de IVT ligt thans 17% onder de armoedegrens. Dit bedrag wordt in juni 2009 met 2% zonder indexering verhoogd. Desondanks zal er nog steeds een onaanvaardbaar verschil van 15% met de armoedegrens blijven bestaan.
  • De maximumbedragen van de inkomsten, wat betreft de integratietegemoetkoming (IT), voor personen die geen beroepsactiviteit uitoefenen, gelijkstellen met de bedragen van de IVT-categorieën. Wanneer iemand een ander vervangingsinkomen ontvangt, is de kans groot (aangezien het om een gering bedrag gaat) dat hij een volledige IVT ontvangt, maar dat de IT gedeeltelijk wordt verminderd. Dit heeft te maken met het feit dat er een verschil is tussen het bedrag van de IVT en het maximumbedrag van de inkomsten voor de IT. Telkens als er een verhoging zonder indexering is, wordt dit verschil groter. Een oplossing moet daarvoor snel worden gevonden.
  • Het probleem van de werkloosheidsvallen onderzoeken. Personen die hebben gewerkt en die om een of andere reden werkloos worden en een vervangingsinkomen ontvangen, gaan aldus niet alleen daardoor een deel van hun inkomen verliezen, maar ook een deel van de tegemoetkoming. Dit vloeit voort uit het feit dat de maximumbedragen van de inkomsten voor personen die geen beroepsactiviteit uitoefenen, lager liggen dan het bedrag van het bestaansminimum. Ze moeten dus snel worden verhoogd.

Aan de regering wordt bovendien gevraagd bijkomend zeer dringende tijdelijke maatregelen te treffen, specifiek voor personen met een handicap, die de getroffen personen moeten toelaten de moeilijkste periode door te komen.
In de groep van de werkende gehandicapten zijn het precies de categorieën met het laagste inkomen die het meest te lijden hebben van de situatie.
Een persoon met een handicap wordt technisch werkloos, verliest een gedeelte van zijn loon, krijgt een werkloosheiduitkering, verliest een deel van zijn tegemoetkomingen. Ook de daaropvolgende jaren blijft er een negatieve invloed bij de berekening van het inkomen.

Bij dit alles mag niet uit het oog verloren worden dat men enkele jaren geleden een impuls gegeven heeft om personen met een handicap toegang tot de arbeidsmarkt te geven. Diegenen die hier positief op hebben gereageerd dreigen nu de dupe te worden.

Er ontstaat bovendien een bezigheidsprobleem: de getroffen sociale groep is diegene die er het minst in slaagt buiten het werk zijn tijd in te vullen.

Personen met een handicap vindt men echter niet alleen terug in het gewone arbeidscircuit: heel wat van deze personen zijn tewerkgesteld in de beschermde werkplaatsen en deze hebben, omwille van hun eigen aard, bijzonder zwaar te lijden onder de huidige economische crisis. Niet alleen is de tewerkstelling sterk teruggelopen, omdat de subsidiëring afhankelijk is van de omvang van het tewerkgestelde personeel, dreigen ook voor de komende jaren de subsidies drastisch verminderd te worden. Bijgevolg is er een reële vrees dat dit soort buitengewone tewerkstelling in een negatieve spiraal terecht komt, met weinig vooruitzichten op een herstel. Deze aangelegenheid behoort evenwel tot de bevoegdheid van de gewesten. De Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap vraagt dan ook aan mevrouw de Staatssecretaris dit probleem met de gewesten te bespreken, bijvoorbeeld in het kader van de Interministeriële Conferenties, en alles in het werk te stellen om tot een aanvaardbare oplossing te komen.

 

Bezorgd

  • Aan mevrouw Joëlle Milquet, Vice-Eerste Minister en Minister van Werk.
  • Aan mevrouw Julie Fernandez-Fernandez, Staatssecretaris voor personen met een handicap.
 .
Adviezen
 .