Ga naar de inhoud

Advies 2017/02

Perronrand

Advies nr. 2017/02 van de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap (NHRPH) over het contrast van de perronrand in de Belgische stations, uitgebracht tijdens de zitting van 20/02/2017

 

Aanvrager

Advies op vraag van de NMBS

 

Onderwerp

In punt 4.2.1.12 van de TSI 2014 (zie http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:32014R1300 ) staat het volgende vermeld over perronbreedte en perronrand :

De begrenzing van de gevarenzone tegenover de perronrand aan de spoorzijde moet worden aangegeven met visuele markeringen en tactiele indicatoren in het vloeroppervlak.

De visuele markering moet een contrasterende lijn van het antisliptype met een minimumbreedte van 10 cm zijn.

Tactiele indicatoren in het vloeroppervlak kunnen één van de volgende twee vormen aannemen:

  • Een waarschuwingspatroon dat op gevaar wijst aan de grens met de gevarenzone.
  • Geleidelijnen die een pad vormen aan de veilige zijde van het perro 

Het materiaal aan de perronrand aan de spoorzijde moet contrasteren met de donkere kleur van het spoor.

De visuele markeringen (“veiligheidslijn”) en de tactiele indicatoren worden gematerialiseerd door een strook noppentegels, 60 cm breed en minimaal 40 cm van de perronrand, contrasterend met de perronbevloering (cfr. Revalor - C. Perrons -11.6 Veiligheidslijn).

De NMBS stelt twee manieren voor waarop dit dubbele contrast kan worden gerealiseerd:

  1. Donker (sporen) - Bleek (40 cm) - donker (noppentegel 60 cm) - Bleek (perronverharding 2)
  2. Donker (sporen) - Bleek (10 cm perronboord + 90 cm (30 cm + 60 cm noppen in 1 tegelelement) - donker (perronverharding)

De NMBS vraagt de NMBS wat de NHRPH denkt van beide opties en of die beide aanvaardbaar zijn of niet.

De NHRPH won informatie in bij de achterban. De keuze is uiteraard vooral belangrijk voor mensen met een visuele handicap. Via de leden belandde de vraag o.a. bij het Vlaams Experten Overleg Mobiliteit en Toegankelijkheid bij blinde en slechtziende personen (VEOMT). Dit advies is grotendeels op de analyse van het VEOMT gebaseerd.

 

Analyse

Oppervlaktematerialen van een bleke kleur hebben een hoge lichtreflectie-waarde. Ook bij duisternis of in het donker worden deze, mits een goede horizontale lichtspreiding en voldoende lichtsterkte op vloerniveau, gemakkelijker opgemerkt dan materialen van een donkere kleur. 

Slechtziende personen ondervinden grote moeilijkheden bij grote overgangen in lichtsterkte. In het geval van stations kunnen de grote overgangen van een donkere buitenomgeving (’s avonds of op winterochtenden) naar een goed verlichte stationshal en van de stationshal of de verlichte onderdoorgang naar een (schaarser verlicht) perron in de buitenomgeving de zichtbaarheid belemmeren. Het is voor slechtziende personen bijzonder moeilijk om er de aanwezige obstakels en gevarenzones, zoals de perronboord, te onderscheiden. Op perrons in een buitenomgeving is het daarom raadzaam om bleke noppenstroken te installeren.

Op perrons in een binnenruimte (tunnel, overkapping) kunnen noppenstroken van een donkere kleur worden aangelegd op voorwaarde dat deze:

  • voldoende worden verlicht: de aanwezige lichtbronnen dienen op vloerniveau een ruime horizontale lichtspreiding te hebben, zonder polen van licht en donker te vertonen, met een voldoende grote lichtsterkte (de toepassing in het station Brussel-Schuman is op dat vlak een goed voorbeeld);
  • een luminantiecontrast hebben van minstens 50% t.o.v. de aangrenzende of omgevende vloeroppervlakken (zie ISO 23599/2012).

Voor slechtziende personen moet verder het onderscheid tussen de podotactiele strook met de vlakke omgevingsbestrating visueel duidelijk zijn. In die zin is het voorbeeld van Liedekerke (met gecombineerd tegelelement), waar de tactiele strook en een deel van de vlakke strook ernaast zijn vervaardigd in eenzelfde materiaal van eenzelfde lichtreflectiewaarde (optie 2), absoluut af te raden! Visueel kunnen slechtziende personen immers de volledige strook interpreteren als noppenstrook. Daardoor bestaat er een reëel risico dat zij bij het instappen in een trein voorbij de strook stappen in de veronderstelling dat er nog een veiligheidszone van 40 cm is, terwijl in werkelijkheid nog slechts 10 cm rest tot de perronrand.

 

Advies

De NHRPH doet in dit geval geen definitieve uitspraak, maar brengt wel een principieel advies uit.

Contrast is belangrijk. Daarom geeft de NHRPH voor buitenperrons de voorkeur aan lichte noppenstroken, zoals in volgende opstelling:

Rails (donker) – perronboord (licht) – perronbevloering (donker) - waarschuwingstegels met noppen (licht) – perronbevloering (donker) – geleidelijnen (licht) – perronbevloering (donker).

Op perrons in een binnenruimte (tunnel, overkoepeling) is ook een opstelling met donkere noppenstroken aanvaardbaar (volgens de hoger vermelde voorwaarden onder 2. Analyse), zoals in volgende opstelling:

Rails (donker) – perronboord + perronbevloering (licht) - waarschuwingstegels met noppen (donker) – perronbevloering (licht) – geleidelijnen (donker) – perronbevloering (licht).

Het ontwerp moet zich ook telkens inschrijven in een veilig en ononderbroken parcours, in het bijzonder voor de persoon met een visuele handicap. 

De NHRPH verwerpt wel de combinatietegels waarbij de tactiele strook en een deel van de vlakke strook ernaast zijn vervaardigd in eenzelfde materiaal van eenzelfde lichtreflectiewaarde, zodat er weinig contrast is tussen podotactiele tegel en bevloering. De NHRPH betreurt dat die tegels al zijn gebruikt bij de werken in het station van Liedekerke zonder de NHRPH te raadplegen.

De ontwerpen moeten in overeenstemming met Revalor zijn. Specifiek voor de toepassing van noppenstroken parallel aan de perronboord van treinstations verwijzen we naar ‘Annex B – Railway platforms’ van de ISO 23599/2012. Deze norm eist een bredere rand dan Revalor 2009 (minimum 50 cm rand tussen waarschuwingstegel en spoor i.p.v. 40 cm), iets waar de NHRPH voorstander van is. Breder is veiliger, zeker voor personen met een visuele handicap.

Voor het uitwerken van technische analyses en oplossingen vraagt de NHRPH de NMBS om de technische structuren inzake toegankelijkheid te raadplegen voor een gedetailleerde technische analyse.

De NHRPH wenst ook opvolging en feedback, zowel wat zijn adviezen als de beslissingen en werken betreft.

 

Bezorgd

  • Voor opvolging aan de NMBS;
  • Ter informatie aan de heer Bellot, Minister van Mobiliteit;
  • Ter informatie aan mevrouw Zuhal Demir, Staatssecretaris voor Personen met een beperking;
  • Ter informatie aan UNIA, het Interfederaal Gelijkekansencentrum;
  • Ter informatie aan het interfederaal coördinatiemechanisme.
 .
Adviezen
 .