Ga naar de inhoud

Personen met een handicap in het zomerakkoord? Totaal vergeten! 

 

Open brief naar aanleiding van het zomerakkoord 2025 van de federale regering


In het zomerakkoord 2025 van de federale regering werden een aantal beslissingen vastgelegd voor heel wat economische en sociale domeinen. Deze beslissingen doen de reeds aanwezige bestaansonzekerheid en kwetsbaarheid bij personen met een handicap, hun familie, mantelzorgers en verenigingen nog toenemen. Het gaat onder andere om de volgende beslissingen:

  • De beperking in de tijd van werkloosheidsuitkeringen
  • De afschaffing van bepaalde arbeidsvormen (bv. PWA)
  • De malus bij vervroegde pensionering
  • De vermindering van de fiscale aftrekbaarheid van giften
  • De herziening van de ontslag- en opzeggingsprocedures
  • De wedertewerkstelling van personen met een handicap zonder concrete begeleidende maatregelen, noch integratie van een zorgtraject
  • De afschaffing van thematisch verlof

Het zomerakkoord scheert alle levenssituaties over één kam. De regering gaat ervan uit dat alle burgers (in essentie) gelijk zijn en heeft een aantal maatregelen uitgewerkt op basis van het volgende uitgangspunt: “met een beetje goede wil komt iedereen er wel”.

Een handicap of ziekte heeft een concrete impact op het vinden en behouden van een van job. Het is de verantwoordelijkheid van de Staat om hier een antwoord op te bieden. De (kandidaat-)werknemer met een handicap heeft o.a. het volgende nodig:

  • hij of zij moet kunnen rekenen op een gepaste begeleiding, zowel bij het zoeken naar werk als bij het werken zelf;
  • de noodzaak van een zorgtraject moet worden opgenomen in de arbeidsovereenkomst;
  • voortdurend moet de (kandidaat-)werknemer de vooroordelen van werkgevers overwinnen. De regelgeving inzake redelijke aanpassingen en positieve acties moet effectief worden toegepast en er moet een tewerkstellingsquotum voor personen met een handicap in de privésector;
  • kunnen rekenen op toegankelijke (voortgezette) opleidingen;
  • kunnen rekenen op toegankelijk openbaar vervoer - met aandacht voor intermodaliteit -, geschikte IT-middelen, aangepaste werkposten en aangepaste werktijden.

Heel wat mantelzorgers bevinden zich in een gelijkaardige situatie van werkonderbreking. Er is immers een schrijnend tekort aan collectieve diensten (thuiszorg, aangepaste huisvesting, toegankelijke scholen, enz.), waardoor mantelzorgers hun loopbaan jarenlang op pauze moeten zetten, zonder enige erkenning van de samenleving! Deze dimensie komt totaal niet aan bod in het zomerakkoord, terwijl ze betrekking heeft op duizenden (kandidaat-)werknemers!

Ook de volgende - even dringende - hervormingen hadden moeten worden doorgevoerd, niet alleen om uitsluiting en rechteloosheid te verhelpen, maar ook om het quotum van personen met een handicap die opnieuw worden tewerkgesteld te behalen:

  • de hervorming van de wet inzake de tegemoetkomingen (die momenteel helemaal niet bevorderlijk is voor de wedertewerkstelling);
  • meer toegankelijke overheidsdiensten en een beter toegankelijk vervoersnetwerk;
  • een echt statuut met rechten voor mantelzorgers. Zij komen vaak in bestaansonzekerheid terecht, omdat zij de taak van tekortschietende en ontoereikende collectieve diensten op zich nemen. 

Op geen enkel moment tijdens de onderhandelingen over het zomerakkoord heeft een partij of een minister de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap (NHRPH) om advies gevraagd over de uitdagingen voor personen met een handicap en hun familie.

Deze discriminatie, waarbij personen met een handicap en hun familie algemeen worden vergeten, wordt ondraaglijk en wraakroepend!

De NHRPH herinnert er nogmaals aan dat de ministers, elk binnen hun bevoegdheidsdomein, de NHRPH moeten betrekken bij de politieke denkoefening. Dit is een onvoorwaardelijke verplichting die voortvloeit uit bindende juridische teksten die op het hoogste niveau van ons institutioneel kader zijn aangenomen:

Andere Belgische juridische teksten onderkennen de noodzaak om een niet-discriminerend en inclusief beleid te voeren ten aanzien van personen met een handicap en hun naasten. Deze teksten VERPLICHTEN de beleidsmakers om aanpassingen of positieve acties te voorzien om het voor personen met een handicap mogelijk te maken hun rechten op dezelfde manier uit te oefenen als zogenaamd “valide” burgers:

De NHRPH herinnert aan de conclusies van de VN-deskundigen (2024) ten aanzien van de levenssituatie van personen met een handicap in België: België moet een concreet inclusiebeleid uitstippelen op het vlak van opleiding, tewerkstelling, vervoer, enz. En een dergelijk beleid houdt de structurele deelname van de adviesraden inzake handicap in.

Door het VN-verdrag te bekrachtigen en artikel 22ter van de Grondwet aan te nemen, hebben de Belgische parlementsleden zich plechtig geëngageerd voor een betere inclusie. Bij het afleggen van de eed heeft elke minister zich ertoe verbonden de wetten van het Belgische volk na te leven.

In onze democratie bestaat een sterke juridische pijler, en gelukkig maar! Maar als deze pijler niet bindend is, of onvoldoende of te oppervlakkig wordt geïmplementeerd, dan blijven de teksten dode letter. Er is meer dan ooit behoefte aan een beleid met een planning, concrete middelen en meetbare resultaten.

Het is hoog tijd dat de federale regering de urgentie van de verwachtingen van personen met een handicap inziet.

De NHRPH verwacht van de regering dat

  • alle reeds aangenomen en toekomstige teksten
  • concrete maatregelen bevatten zodat personen met een handicap
    1. onder alle omstandigheden en ongeacht de aard van hun handicap over voldoende middelen beschikken en
    2. een aangepaste werkomgeving krijgen, indien zij in staat zijn om te werken, met inbegrip van toegang tot basisdiensten (vervoer, verzorging, digitalisering, enz.)…


Zal de NHRPH snel een antwoord krijgen?