Ga naar de inhoud

Advies 2019/13

Advies nr. 2019/13 van de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap (NHRPH) over het wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 6 maart 2007 tot wijziging van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap, teneinde de automatische toekenning van tegemoetkomingen mogelijk te maken (DOC 55 0522/001), uitgebracht tijdens de plenaire vergadering van 20/01/2020.

Advies op vraag van de leden van de Commissie Sociale Zaken van de Kamer per mail van 06/12/2019.

1. ONDERWERP

Dit wetsvoorstel regelt de inwerkingtreding van een wetswijziging die de automatische toekenning van tegemoetkomingen aan personen met een handicap mogelijk maakt.

2. ANALYSE

Artikel 8 van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap werd gewijzigd bij artikel 2 van de wet van 6 maart 2007 (Belgisch Staatsblad van 23 maart 2007). Deze wet bepaalt dat de Koning ook de andere gevallen zou bepalen waarin de tegemoetkomingen bedoeld in artikel 1 ambtshalve zouden worden onderzocht. De datum van inwerkingtreding van deze bepaling moest nog worden vastgesteld (artikel 4). Een eerder voorstel (DOC 54 1044/001) van april 2015 voorzag in een inwerkingtreding op 01/01/2017. Over het voorstel werd nooit gestemd.

Deze wijziging bepaalt dat, wanneer de persoon die in België woont het recht op verhoogde kinderbijslag (VKB) verliest omdat hij de in de reglementering vastgelegde leeftijdsgrens heeft bereikt, zijn rechten op de tegemoetkomingen bedoeld in artikel 1 (IVT/IT) ambtshalve onderzocht worden met uitwerking op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin deze leeftijdsgrens wordt bereikt.

Momenteel wijst de Directie-generaal Personen met een handicap (DG HAN) de gezinnen wel op het bestaan van het IVT/IT-stelsel, maar de personen moeten zelf een aanvraag indienen, wat ze niet per se doen.

De uitvoering van deze bepaling zou het administratieve werk voor deze specifieke categorie van personen met een handicap verlichten.

De inwerkingtreding moet uiterlijk op 1 januari 2021 plaatsvinden. De Koning kan de inwerkingtreding van de wet vervroegen indien de technische voorbereiding is verzekerd.

3. ADVIES

Volgens de NHRPH ontbreken een aantal inlichtingen en gegevens om de gegrondheid van dit voorstel te beoordelen. Aantal betrokken personen per jaar? Effectief overgangspercentage tussen het VKB-stelsel en het IVT/IT-stelsel? Uitvoeringsmodaliteiten? Enz. De NHRPH had het op prijs gesteld indien de auteurs van het voorstel waren ingegaan op zijn uitnodiging om deel te nemen aan de plenaire vergadering van 16 december 2019. Via een constructieve gedachtewisseling hadden de aanwezigen dan wellicht hervormingspistes kunnen bedenken die voldoen aan de verwachtingen van de sector.

De NHRPH vraagt zich overigens af of alle juridische maatregelen werden genomen om het principe zelf van ambtshalve onderzoek in te kunnen voeren. De deelgebieden zijn immers voortaan bevoegd voor de criteria voor de erkenning in het stelsel "kinderen". Ze organiseren ook het beheer van de dossiers en van de informatie die ze bevatten op een volledig autonome manier. Voor zover de NHRPH weet, is er geen enkele geïntegreerde databank die bestaande VKB-dossiers kan koppelen aan potentiële IVT/IT-dossiers. Over welke informatie en gegevens beschikt de DG HAN? En omgekeerd, wat voorzien de deelgebieden om kinderen op de hoogte te houden op lange termijn wanneer ze volwassen worden?

De NHRPH herinnert er ook aan dat de toekenningscriteria voor de 2 stelsels totaal verschillend zijn. Recht hebben op een verhoogde kinderbijslag als kind betekent niet dat men automatisch recht heeft op een tegemoetkoming als volwassene. De betrokkenen moeten duidelijk worden geïnformeerd.

De NHRPH stelt ook vast op dat sommige personen niet willen toetreden tot het IVT/IT-stelsel. Dit is een keuze die moet worden gerespecteerd, maar tegelijkertijd is het van fundamenteel belang dat de personen volledig en correct worden geïnformeerd over hun rechten, zodat ze met volledige kennis van zaken een keuze kunnen maken.

De NHRPH veroordeelt de "non take up"-situaties die het gevolg zijn van onwetendheid over de rechten of van een gebrekkige samenwerking tussen de diensten van de federale overheid en die van de deelgebieden.

De NHRPH stelt ook voor om bij de ondersteuning van personen een onderscheid te maken tussen situaties van lichte en ernstige handicap: aan elke persoon moet passende informatie en ondersteuning worden verstrekt, ongeacht het type of de ernst van de handicap. De NHRPH verzoekt dus om een analyse van de negatieve antwoorden van potentiële gerechtigden voor de automatische toekenning van een tegemoetkoming.

De NHRPH vraagt ook een uitwisseling van informatie en statistieken tussen de overheidsdiensten van de federale Staat en van de deelgebieden. Op die manier kan het deelgebied dat de bevoegdheid ‘overneemt’ de personen die potentieel aan de toekenningsvoorwaarden voldoen beter identificeren.

De NHRPH dringt eveneens aan op overleg tussen de regionale agentschappen/fondsen bevoegd voor handicap, de DG HAN, de ziekenfondsen, de gemeentebesturen en de OCMW’s om ervoor te zorgen dat de personen zo concreet en efficiënt mogelijk worden ondersteund wanneer ze aanspraak willen maken op hun rechten.

De NHRPH herinnert er met aandrang aan dat de wet van 27 februari 1987 dringend grondig en volledig moet worden herzien. De continuïteit van de rechten tussen twee stelsels mag uiteraard niet worden vergeten bij het herzien van de wet.

4. BEZORGD

  • Voor opvolging aan de Commissie Sociale Zaken van het Parlement;
  • Ter info aan mevrouw Nathalie Muylle, Minister belast met Personen met een beperking;
  • Ter info aan mevrouw Sophie Wilmès, Eerste Minister;
  • Ter info aan de regionale ministers belast met handicap;
  • Ter info aan UNIA;
  • Ter info aan het interfederaal coördinatiemechanisme.