Ga naar de inhoud

Advies 2019/12

Advies nr. 2019/12 van de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap (NHRPH) over de betaling van de kosten in het kader van een rechtsbeschermingsprocedure.

Advies uitgebracht op initiatief van de NHRPH tijdens de plenaire vergadering van 16 december 2019.

1. ONDERWERP

De NHRPH werd ervan op de hoogte gebracht dat de persoon met een handicap of de gezinnen de kosten moeten dragen die verband houden met de inschrijving op de rol van een aanvraag van een beschermingsmaatregel, en ook van de verplaatsingskosten van de vrederechter.

2. ANALYSE

De NHRPH heeft moeilijkheden ondervonden voor het vinden van de ad-hocteksten, maar ook bij de interpretatie ervan. Hij heeft een beroep gedaan op een aantal juridische specialisten die het secretariaat vriendelijk hebben geïnformeerd. De beschouwingen zijn gebaseerd zowel op de wetteksten als op de expertise van de specialisten.

Een nieuw artikel 1248 werd bij de wet van 21/12/2018 ingevoegd in het Gerechtelijk Wetboek; en is op 01/03/2019 in werking getreden. Het bepaalt dat de rechter de regels inzake de kosten en uitgaven bepaalt. De artikelen 1017 en volgende - die bepalen dat bij ieder eindvonnis, zelfs ambtshalve, de kosten voor de in het ongelijk gestelde partij zijn - zijn niet van toepassing. De rechter beslist in het licht van de omstandigheden van elke zaak of de kosten van de ambtshalve aangewezen advocaat ten laste komen van de verzoeker of van de beschermde of te beschermen persoon, tenzij de verzoeker of de beschermde of te beschermen persoon voldoet aan de in artikel 508/13 bedoelde voorwaarden om te kunnen genieten van gedeeltelijk of volledig kosteloze juridische tweedelijnsbijstand.

Uit ervaring blijkt dat de kosten worden gedragen door de beschermde persoon of zijn gezin, omdat zij het meestal zijn die het verzoek hebben ingediend.

De indiening van een verzoek om gerechtelijke bescherming brengt de volgende kosten met zich mee:

  1. 20 voor de bijdrage aan de financiering van de wettelijke bijstand. Deze bijdrage zou eenmalig zijn en geïnd worden bij de indiening van het eerste verzoek voor de administratieve dossiers, ongeacht het aantal ingediende gerechtelijke procedures. Het verzoek is vrijgesteld van inschrijvingsrecht op de rol.

  2. Reiskosten: van de rechter en de griffier, rekening houdend met de reismogelijkheden van de betrokken persoon (medisch attest). Artikel 1018 GW bepaalt dat "5° de reis- en verblijfkosten van de magistraten, de griffiers en van de partijen, wanneer hun reis door de rechter bevolen is, (...)" deel uitmaken van de kosten.

    De reiskosten worden berekend op basis van de afstand tussen het vredegerecht en de plaats waartoe de rechtbank zich moet begeven.

    De (geïndexeerde) bedragen zijn nu dezelfde in het informaticasysteem dat voortaan door alle vredegerechten wordt gebruikt.

    Deze kosten worden door het systeem als volgt vastgesteld:
    - 14,50 x 2 (rechter + griffier) van 1 tot 5 km -> € 29,00
    - 21,75 x 2 van 5 tot 10 km -> € 43,50
    - 29,00 x 2 van 10 tot 15 km -> 58,00
    - 38,67 x 2 verder dan 15 km -> 77,34

    De afstanden worden berekend op basis van de wettelijke afstanden uit een officiële lijst waarover de griffie beschikt en die de griffiers die de kosten eisen verplicht moeten gebruiken.

  3. Medische expertise: bij gebrek aan een medisch attest of om een reden die de rechter noodzakelijk acht, kan deze laatste een medisch deskundige aanwijzen. In sommige gevallen kunnen er dus expertisekosten worden aangerekend.

  4. De wet van 21/12/2018 voorziet in de bijstand van een ambtshalve aangewezen advocaat op verzoek van de te beschermen (of reeds beschermde) persoon. Afhankelijk van het inkomen van de persoon zal de Staat deze kosten al dan niet ten laste nemen. De wet bepaalt dat de beslissing door de rechter wordt genomen "in het licht van de omstandigheden van elke zaak". Bijvoorbeeld, indien het verzoek ter bescherming van een persoon afkomstig is van zijn naaste omgeving en wordt afgewezen, dan kunnen de kosten van de advocaat ten laste van de verzoeker komen, omdat er in dit geval geen reden voor is dat de te beschermen persoon deze ambtshalve aangewezen advocaat zou moeten betalen om zich te verdedigen tegen een procedure die niet heeft geleid tot het plaatsen onder bescherming.
    Indien daarentegen het tegenovergestelde wordt beslist en de beschermde persoon de bijstand van een ambtshalve aangewezen advocaat had gevraagd, zal hij dan deze advocaat zelf moeten betalen, tenzij hij uiteraard recht heeft op (gedeeltelijk of volledig kosteloze) juridische tweedelijnsbijstand, zoals de wet bij wijze van uitzondering bepaalt (art. 1248, in fine, GW).
    Advocaten eisen in deze specifieke procedure meestal geen rechtsplegingsvergoeding.

De kosten omvatten dus in het algemeen het griffierecht bij het indienen van het verzoekschrift uit informatie bekomen van verschillende institutionele actoren blijkt dat het bedrag van 20 in feite zou overeenstemmen met de minimumbijdrage aan het fonds voor de financiering van de rechtsbijstand voor verzoekschriften die op zich geen aanleiding geven tot de inning van een ander griffierecht de reiskosten van de vrederechter naar de te beschermen persoon en de expertisekosten. Er is eventueel ook de rechtsplegingsvergoeding voor de tussenkomst van de ambtshalve aangewezen advocaat (behalve voor rechtsbijstand).

De kosten worden in principe door de eisende partij (gewoonlijk de familie, vrienden en kennissen) voorgeschoten en vervolgens ofwel vastgesteld ten laste van deze partij indien het verzoekschrift onontvankelijk of ongegrond wordt verklaard, ofwel ingehouden op het patrimonium van de beschermde persoon in het tegenovergestelde geval, door tussenkomst van de aangewezen bewindvoerder, indien de eisende partij daarom verzoekt (wat sommigen niet doen).

3. ADVIES

De wettelijke bepalingen zijn niet duidelijk en het is bijvoorbeeld onmogelijk om af te leiden of de kosten van 20 euro alle handelingen dekken of dat de persoon bij elk specifiek verzoek (huwelijk, stemmen, lening, ...) nieuwe kosten zal moeten betalen. De NHRPH had op de website van de FOD Justitie graag duidelijke en volledige informatie gevonden over de juridische kosten voor de indiening en het beheer van een beschermingsverzoek in de loop van de tijd. Het zou nuttig zijn voor de personen en hun families om ingelicht te zijn over deze informatie voordat de procedure wordt opgestart. Ook zou volledige informatie moeten worden gepubliceerd over het kostenplaatje van het mandaat van de professionele bewindvoerder.

De NHRPH herinnert eraan dat de inkomensvervangende tegemoetkoming voor personen met een handicap 20% onder de armoedegrens ligt. De inkomensvervangende tegemoetkoming bedraagt aldus 892,99 voor een alleenstaande, 595,32 voor een samenwonende en 1.230,65 euro voor een persoon met gezinslast.
In de overgrote meerderheid van de gevallen, of zelfs in alle gevallen, worden de kosten, namelijk het griffierecht van 20 en de reiskosten van de vrederechter en zijn griffier naar de te beschermen persoon, ten laste gelegd van de partij die om rechtsbescherming verzoekt, en dus vaak een naast gezinslid van de te beschermen persoon, wat de kwetsbaarheid van dit gezin en van deze beschermde persoon waarschijnlijk nog kan doen toenemen. Daarenboven komen deze kosten bovenop de kosten die verband houden met het beheer van de voorlopige bewindvoerder. Ervan uitgaande dat de vrederechter regelmatig contact onderhoudt - wat overigens wenselijk is ! - met de persoon, betekent dit dat de reiskosten van de vrederechter - en van de griffier - al snel enkele honderden euro's per jaar kunnen bedragen, bijvoorbeeld wanneer het kanton zeer groot is of wanneer de persoon in een instelling buiten het gerechtelijk kanton van de vrederechter verblijft. En dit bedrag kan nog veel hoger worden wanneer de vrederechter en de griffier zich niet met hetzelfde voertuig verplaatsen.

De NHRPH benadrukt het bestaan van de rechtsbijstandsregeling, die het mogelijk maakt dat een behoeftige persoon bijvoorbeeld de kosten voor de inschrijving op de rol van een verzoek niet moet betalen. Een te beschermen persoon of een lid van zijn gezin dat om bescherming zou verzoeken, kan in theorie worden vrijgesteld van het betalen van deze kosten, indien hij aan de inkomensvoorwaarden voldoet. Maar vaak, wanneer de tijd dringt, kan rechtsbijstand niet worden afgewacht. Die moet trouwens worden aangevraagd bij dezelfde vrederechter als degene die zich zal uitspreken over de rechtsbescherming. Als gevolg daarvan betalen de rechtszoekenden kosten die zij in de meeste gevallen niet zouden mogen dragen. Tot slot herinnert de NHRPH eraan dat de wetgever - terecht - de nauwe band tussen de vrederechter (de voorlopige bewindvoerder) en de persoon wilde versterken. Het aanrekenen van kosten is een ongewenst effect voor de persoon zelf. Dit is niet aanvaardbaar.

Om al deze redenen vraagt de NHRPH dat de uitgaven en reiskosten eenvoudigweg worden afgeschaft: het is de verantwoordelijkheid van de vrederechter om zich ook ter plaatse te begeven, als lokale rechter.

4. BEZORGD

  • Voor opvolging van de heer Koen Geens, Minister van Justitie;
  • Ter info aan mevrouw Nathalie Muylle, Minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Armoedebestrijding, Gelijke Kansen Personen met een beperking;
  • Ter info aan Sophie Wilmès, Eerste Minister;
  • Ter info aan de Commissie Justitie van de Kamer;
  • Ter info aan UNIA;
  • Ter info aan het interfederaal coördinatiemechanisme.