Ga naar de inhoud

Advies 2011/20

Sociale rechten voor mantelzorgers

Advies van de Nationale Hoge raad voor Personen met een Handicap (NHRPH) over de wetsvoorstellen houdende de wettelijke erkenning van en de toegang tot sociale rechten voor mantelzorgers, met hoogdringendheid uitgebracht op 14 november 2011 volgens de elektronische procedure.

 

Aanvrager

Advies op initiatief van de NHRPH

 

Onderwerp

De NHRPH is zich bewust van de moeilijkheden die personen die op regelmatige wijze hulp bieden aan een persoon met een handicap uit hun omgeving ondervinden. De NHRPH heeft verschillende personen die met deze thematiek bezig zijn gevraagd om een stand van zaken op te maken van hun werkzaamheden in dit verband.

 

Analyse

Tijdens de plenaire vergadering van 19 september 2011 hebben de volgende personen de NHRPH toegesproken:

  • Mevrouw Valérie Flohimont, onderzoekster aan de Facultés universitaires Notre Dame de la Paix (FUNDP), en co-auteur van de studie "Wettelijke erkenning en toegang tot sociale rechten voor mantelzorgers".
  • Mevrouw Muriel Gerkens, federaal volksvertegenwoordiger en samen met mevrouw Meyrem Almaci auteur van het wetsvoorstel tot wettelijke erkenning van de mantelzorgers en tot behoud van hun sociale rechten, ingediend op 27 april 2011.
  • Mevrouw Pauline Loeckx, parlementair medewerkster van mevrouw Catherine Fonck, federaal volksvertegenwoordiger en auteur van het wetsvoorstel tot erkenning van de mantelzorgers, ingediend op 3 oktober 2011.

De NHRPH nam ook kennis van de tekst van het wetsvoorstel betreffende de sociale erkenning van mantelzorgers, ingediend door mevrouw Fernandez Fernandez op 10 februari 2011. Mevrouw Fernandez Fernandez kon om gezondheidsredenen niet aanwezig zijn.

 

Advies

De NHRPH stelt vast dat de studie FUNDP-VUB een interessante maar niet-exhaustieve werkbasis vormt.

De NHRPH stelt ook vast dat de 3 wetsontwerpen zijn gebaseerd op de elementen die zijn aangebracht in de studie FUNDP-VUB. Ze gebruiken bepaalde aspecten op vergelijkbare wijze, maar werken een aantal elementen toch op een specifieke manier uit. Zoals ze nu zijn, kunnen ze niet als voldoende worden beschouwd, maar ze vormen wel een eerste herwerkbare basis. Er blijven immers nog een aantal vragen onbeantwoord. De NHRPH beklemtoont de noodzaak om de voorgestelde denkpistes verder uit te diepen.

Over het geheel genomen vindt de NHRPH dat men de verschillende benaderingen met elkaar moet verzoenen om zo te komen tot een volledig en coherent model dat tegemoetkomt aan de verwachtingen en behoeften van de verschillende actoren: de geholpen persoon, de mantelzorger en de maatschappij als geheel.

De NHRPH beveelt aan dat alle denkoefeningen rond het thema van de mantelzorgers gebeuren volgens de volgende 6 principes:

  • De NHRPH vindt dat de maatregelen die zullen worden getroffen op basis van de lopende initiatieven moeten bijdragen tot de verdere "gendermainstreaming" in onze maatschappij. We moeten immers vaststellen dat, ondanks de vorderingen die in onze maatschappij zijn gemaakt op het vlak van gelijkheid van man en vrouw, het meestal vrouwen zijn die beslissen om mantelzorger te worden. In veel van die gevallen valt te vrezen dat er in de realiteit geen andere keuzemogelijkheid is. Het is duidelijk dat dit ontbreken van een keuzemogelijkheid zowel objectieve als subjectieve oorzaken kan hebben.
  • De politiek mag in geen geval van haar verantwoordelijkheden op het vlak van de ontwikkeling van systemen die tegemoetkomen aan de behoeften van personen met een handicap worden ontslagen.
  • Rekening houdend met het transversale aspect van het dossier, dat ook een invloed heeft of andere dossiers, waarbij naast het federale ook andere bevoegdheidsniveaus zijn betrokken, vindt de NHRPH dat ook de deelgebieden strategisch moeten worden betrokken bij de ontwikkeling van "ad hoc" diensten. Het zou immers onaanvaardbaar zijn dat het systeem van de mantelzorg wordt beschouwd als een gemakkelijke oplossing ter compensatie van het niet-bestaan van "ad hoc" diensten of van de onderfinanciering van de bestaande diensten. Er moet ook informatie worden verspreid over alle bestaande voorzieningen die de mantelzorgers nu reeds in zekere mate kunnen ontlasten. De verzekeringsinstellingen hebben daarin zeker een rol te spelen.
  • Specifiek werken rond "themaverlof". Het themaverlof heeft zowel in de universitaire studie als in de drie wetsvoorstellen een centrale plaats gekregen. Bovendien zijn er veel gelijkenissen met de andere bestaande vormen van themaverlof. Aangezien het om elementen gaat die uitsluitend onder federale bevoegdheid vallen, kunnen op dit vlak snel concrete vorderingen worden gemaakt.
  • Het begrip mantelzorger juridisch vastleggen zonder de relatie mantelzorger-geholpene te contractualiseren.
  • Een verzekering voor burgerlijke aansprakelijkheid voor de mantelzorger grondig bestuderen: dit is een van de essentiële problemen die moeten worden opgelost om de rechtszekerheid voor zowel de mantelzorger als de geholpen persoon te waarborgen.
  • Erover waken dat het creëren van een statuut van mantelzorger er niet toe leidt dat bepaalde voorzieningen of voordelen alleen nog voorbehouden zijn voor personen begeleid door een (of meerdere) mantelzorger(s). De persoon moet kunnen genieten van dezelfde voorzieningen of voordelen, ongeacht het statuut van de mensen die hem of haarbijstaan.

De NHRPH beklemtoont dat het transversale aspect van dit dossier een weerslag heeft op alle bevoegdheidniveaus van het federale België. Daarom vindt de NHRPH het logisch dat dit dossier ook wordt besproken op het niveau van de Interministeriële Conferentie (IMC).

Tot slot wenst de NHRPH dat de wetgever zich rekenzschap geeft van de complexiteit van dit dossier. Daarom vestigt de NHRPH de aandacht van de wetgever in het bijzonder op de volgende elementen (niet-exhaustieve opsomming):

  • De aard van de relatie tussen de mantelzorger en de geholpene is van primordiaal belang. De relatie mag niet artificieel worden gewijzigd en moet louter niet-professioneel blijven.
  • De relatie mag derhalve ook niet kaderen in het vrijwilligerswerk. De definitie van "mantelzorger" mag niet verwijzen naar die van "vrijwilligerswerk".
  • Het begrip 'tijd' moet soepel worden gehanteerd. De overwogen oplossingen moeten de betrokken personen toelaten om zo goed mogelijk tegemoet te komen aan de zorgbehoeften en aan de behoeften van de familie. "Soepel" wil zeggen: met de nodige aandacht voor de rechten van de mantelzorger en de bescherming ervan.
  • De persoon moet zich kunnen laten bijstaan door verschillende mantelzorgers. De NHRPH merkt op dat de wetsvoorstellen dit aspect verschillend benaderen.
  • De rol van potentiële mantelzorger mag niet beperkt zworden tot de familie van de geholpen persoon. Het systeem moet voldoende soepel zijn om tegemoet te kunnen komen aan alle mogelijke situaties. Het systeem moet echter streng zijn op het vlak van de verplichtingen die voortvloeien uit het verkrijgen van het statuut van mantelzorger.
  • De persoon moet de mogelijkheid krijgen om thuis te worden geholpen.
  • Omdat de mantelzorger, met het oog op de continuïteit van de relatie, een statuut wenst te verkrijgen, is het verzekeringsaspect van essentieel belang. De NHRPH wil echter niet dat dit aspect de gezinsband ontwricht: ouders mogen niet worden verplicht om voor het statuut te kiezen om voor hun kind te kunnen zorgen. Op dit vlak moet elk verplichtend karakter worden uitgesloten.
  • Wat de organisatie van het erkenningssysteem betreft, staat de NHRPH achter de aansluiting bij een specifieke structuur die in het bijzonder belast is met het beheer van de verzekerings-, vergoedings- en pensioenaspecten. Als de mantelzorger het statuut wenst te verkrijgen dat hoort bij de hulp die hij verleent, is het logisch dat hij zich aansluit bij een dergelijke structuur.
  • De voorzieningen die worden getroffen, moeten een belangrijk luik "informatie" en "bewustmaking" bevatten. Dat luik is belangrijk op twee vlakken:
    • veel personen die machteloos staan tegenover vaak erg moeilijke situaties weten niet dat er reeds een aantal diensten bestaan waarop ze een beroep kunnen doen, ook al hebben ze het statuut van mantelzorger niet.
    • over volledige informatie beschikken is van essentieel belang om alle mogelijkheden op een rijtje te kunnen zetten en om de betrokken personen de keuze te bieden om al dan niet mantelzorger te worden.
  • Tot slot vindt de NHRPH het zeer belangrijk te herhalen dat de keuze voor een (of meerdere) mantelzorger(s) een zeer belangrijke stap is die een bijzondere band schept tussen twee personen. Dat betekent dat er wederzijdse instemming moet zijn.
 

Bezorgd

  • Voor opvolging
    • aan mevrouw Meyrem Almaci, federaal volksvertegenwoordiger
    • aan mevrouw Julie Fernandez Fernandez, federaal volksvertegenwoordiger
    • aan mevrouw Catherine Fonck, federaal volksvertegenwoordiger
    • aan mevrouw Muriel Gerkens, federaal volksvertegenwoordiger
    • aan de heer André Flahaut, voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers
  • Ter informatie
    • aan de heer Yves Leterme, Eerste Minister
    • aan de heer Jean-Marc Delizée, staatssecretaris voor Personen met een handicap
    • aan de heer Elio Di Rupo, formateur
    • aan de Waalse commissie voor personen met een handicap
    • aan de Brusselse adviesraad bij de FGC
    • aan het Belgian Disability Forum
    • aan het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding
    • aan mevrouw Valérie Flohimont (FUNDP)
 .
Adviezen
 .