Ga naar de inhoud

Advies 2018/35

Advies nr. 2018-35 van de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap (NHRPH) over het voorontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van de regels voor de bezoldiging, de kosten en de buitengewone ambtsverrichtingen van bewindvoerders, verstrekt tijdens de plenaire zitting van 17 december 2018.

Advies verstrekt op verzoek van de heer Koen Geens, Minister van Justitie.

1. ONDERWERP

Dit ontwerp van koninklijk besluit beoogt de uitvoering van artikel 497/5 van het Burgerlijk Wetboek, dat zelf wordt gewijzigd in het kader van het wetsontwerp (dat momenteel wordt besproken in het parlement) houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en tot vereenvoudiging van de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek en het Gerechtelijk Wetboek betreffende de onbekwaamheid, en van de wet van 17 maart 2013 tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid.

Het ontwerp van koninklijk besluit legt de regels vast voor de bezoldiging, de kosten en de buitengewone ambtsverrichtingen van bewindvoerders.

2. ANALYSE

Ter herinnering, artikel 497/5 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt als volgt:  

Na de goedkeuring van het verslag bedoeld in de artikelen 498/3, 498/4, 499/14 of 499/17, kan de vrederechter de bewindvoerder, bij een met bijzondere redenen omklede beslissing, een bezoldiging toekennen waarvan het bedrag niet hoger mag zijn dan drie procent van de inkomsten van de beschermde persoon. De vrederechter houdt bij de begroting van de bezoldiging rekening met de aard, de samenstelling en omvang van het beheerde vermogen, alsook met de aard, complexiteit en omvang van de door de bewindvoerder geleverde prestaties. Indien de bewindvoerder over de persoon niet werd aangesteld tot bewindvoerder over de goederen bepaalt de vrederechter welk aandeel in de bezoldiging elk van beiden ontvangt. De Koning kan de inkomsten bepalen die als basis dienen voor de begroting van de bezoldiging.


   Ingeval de vrederechter vaststelt dat de bewindvoerder tekortschiet in de uitoefening van zijn opdracht, kan hij bij een met bijzondere redenen omklede beslissing weigeren een bezoldiging toe te kennen of een lagere bezoldiging toekennen.


   Naast de bezoldiging worden de gemaakte kosten vergoed, na door de vrederechter behoorlijk te zijn nagezien. De Koning kan bepaalde kosten op forfaitaire wijze begroten.


   De vrederechter kan de bewindvoerder, na overlegging van met redenen omklede staten, een vergoeding toekennen die in overeenstemming is met de vervulde buitengewone ambtsverrichtingen. Onder buitengewone ambtsverrichtingen worden de materiële en intellectuele prestaties verstaan die niet kaderen in het dagelijks beheer van het vermogen van de beschermde persoon. De Koning kan de wijze bepalen waarop de vergoeding voor buitengewone ambtsverrichtingen wordt begroot.


   Behoudens in uitzonderlijke omstandigheden kan de vrederechter geen bezoldiging toekennen aan de ouder of de ouders van de beschermde persoon die aangewezen zijn als bewindvoerder.


   Het is de bewindvoerder verboden, buiten de in het eerste, derde en vierde lid vermelde bezoldigingen of vergoedingen, enige bezoldiging of voordeel, van welke aard ook of van wie ook, te ontvangen met betrekking tot de uitoefening van het gerechtelijk mandaat van bewindvoerder.

Artikel 1 legt de inkomstenbronnen vast die onderworpen zijn aan het forfait van 3%. Het artikel voorziet niet in een limitatieve lijst van inkomsten.

Artikel 2 maakt voor het forfait een onderscheid naar gelang de identiteit van de bewindvoerder: familielid of professioneel. Het specificeert ook dat de professionele bewindvoerder een vergoeding kan vragen op grond van de werkelijke uitgaven.

Artikel 3 voorziet in een bijzondere vergoeding voor uitzonderlijke prestaties (indicatieve lijst als bijlage). In bepaalde uitzonderlijke situaties, die niet beperkt zijn tot de situaties die in een indicatieve lijst zijn gedefinieerd en opgenomen, kan van het forfaitaire bedrag worden afgezien en kan de bijzondere vergoeding worden uitgebreid.

Artikel 4 voert de aanpassing van deze bezoldigingen aan de gezondheidsindex in.

Het KB treedt in werking de 10e dag volgend op de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad.

3. ADVIES

De NHRPH is ingenomen met dit initiatief, dat bedoeld is om de procedures te vereenvoudigen en te verduidelijken. Hij is echter van mening dat de voorgestelde tekst niet rijp, dikwijls vaag en onnauwkeurig is en dat hij daardoor grote moeilijkheden bij de uitvoering met zich mee zal brengen. De NHRPH vraagt om de volgende bedenkingen te verwerken in het KB.  

Algemene opmerkingen:

  1. Het systeem mist voorspelbaarheid:
    1. Men moet eisen dat de facturen gedetailleerder worden.
    2. Ook moet er meer transparantie komen. Hoe zit het met de facturering wanneer een maatschappelijk werker of een naaste een e-mail stuurt naar de bewindvoerder? Men weet nooit of dit aan het einde van het jaar opnieuw aan de persoon wordt gefactureerd.
  1. Regeling met reële kosten. Het zal waarschijnlijk veel meer kosten om te worden bijgestaan in plaats van vertegenwoordigd, omdat er vaker een beroep zal worden gedaan op de bewindvoerder. Er moet een compensatiemechanisme worden ingevoerd omdat de geest van de wet naar bijstand neigt. Bijstand mag er niet alleen zijn voor de meest welgestelden!
  1. De NHRPH is voorstander van een “ALL-IN”-systeem:

Waarom niet voor bepaalde categorieën mensen een iets hogere basisbijdrage (4 of 5%) op hun inkomen vragen, waarbij evenwel alle prestaties, met inbegrip van de buitengewone ambtsverrichtingen, gedekt zijn? Op die manier zijn er geen verrassingen.

  1. Een andere mogelijkheid kan erin bestaan 3 forfaitaire bedragen vast te leggen voor de familiale bewindvoerders en 3 voor de professionele bewindvoerders. Dit zou de procedure vereenvoudigen.
  2. De NHRPH is van mening dat in principe alle kosten door het forfait zouden moeten worden gedekt; alleen bepaalde uitzonderlijke, specifieke en vermelde kosten zouden uit het forfait kunnen worden weggelaten. Alles zou zo veel mogelijk forfaitair moeten worden gemaakt en voor de rest zou de bewindvoerder de voorafgaande goedkeuring van de vrederechter nodig hebben voor kosten die hij of zijn in rekening zal brengen en achteraf verantwoordt.
  3. De NHRPH is van mening dat er een bijzonder fonds moet worden gecreëerd voor personen die de diensten van een bewindvoerder niet kunnen betalen. Dat de bewindvoerder moet worden betaald, spreekt voor zich.

Volgens de NHRPH brengt bewindvoering een zeer hoge kost met zich mee voor de personen met de laagste inkomens.

Voorbeeld: Een alleenstaande persoon met een maandelijkse IVT van 900€ (10.800€ per jaar) en onderworpen aan het forfait van 3% moet minstens een basisbedrag van 570€ betalen; dat is 50€/maand (324€/jaar + 250€ vaste prijs per jaar (als het forfait van toepassing is) + eventuele buitengewone ambtsverrichtingen. Dit is een enorm bedrag voor de laagste inkomens! De NHRPH dringt nogmaals sterk aan op de oprichting van een speciaal fonds.

  1. De NHRPH is van mening dat de algemene formulering van het ontwerp van KB het idee dat het bedrag van 3% een maximum is, en dat de rechter dit vaste tarief kan verlagen afhankelijk van het mandaat van de bewindvoerder, volledig heeft uitgewist. Wordt dit kader niet gespecifieerd, dan zal de maximumforfait van 3% waarschijnlijk systematisch worden toegepast. Het is van essentieel belang dat het KB ten minste indicatief de specifieke redenen vermeldt die een lager percentage rechtvaardigen. Bijvoorbeeld in het geval van een beperkte duur van het mandaat van de bewindvoerder zou het om een beperkt deel van de 3% kunnen gaan in geval van vroegtijdige beëindiging van de bewindvoering (momenteel bepaalt de tekst nog dat een bewindvoering van enkele maanden buitengewone ambtsverrichtingen kan bevatten...).
  2. Het is ook van belang dat het KB de principes van de bezoldiging verduidelijkt bij gevallen waarin de bewindvoerder van goederen en de bewindvoerder van de persoon niet dezelfde persoon zijn.
  3. Gaat dit KB wel degelijk uit van de bezoldiging van een bewindvoerder aangesteld in het kader van een vertegenwoordigingsregeling? Als de bewindvoerder een bijstandsfunctie krijgt toegewezen, zal de vrederechter dan een specifieke regeling vaststellen?

Algemene opmerkingen:

  1. Het systeem mist voorspelbaarheid:
    1. Men moet eisen dat de facturen gedetailleerder worden.
    2. Ook moet er meer transparantie komen. Hoe zit het met de facturering wanneer een maatschappelijk werker of een naaste een e-mail stuurt naar de bewindvoerder? Men weet nooit of dit aan het einde van het jaar opnieuw aan de persoon wordt gefactureerd.
    3. Regeling met reële kosten. Het zal waarschijnlijk veel meer kosten om te worden bijgestaan in plaats van vertegenwoordigd, omdat er vaker een beroep zal worden gedaan op de bewindvoerder. Er moet een compensatiemechanisme worden ingevoerd omdat de geest van de wet naar bijstand neigt. Bijstand mag er niet alleen zijn voor de meest welgestelden!
  1. De NHRPH is voorstander van een “ALL-IN”-systeem:                                                                                                            Waarom niet voor bepaalde categorieën mensen een iets hogere basisbijdrage (4 of 5%) op hun inkomen vragen, waarbij evenwel alle prestaties, met inbegrip van de buitengewone ambtsverrichtingen, gedekt zijn? Op die manier zijn er geen verrassingen.
  1. Een andere mogelijkheid kan erin bestaan 3 forfaitaire bedragen vast te leggen voor de familiale bewindvoerders en 3 voor de professionele bewindvoerders. Dit zou de procedure vereenvoudigen.
  2. De NHRPH is van mening dat in principe alle kosten door het forfait zouden moeten worden gedekt; alleen bepaalde uitzonderlijke, specifieke en vermelde kosten zouden uit het forfait kunnen worden weggelaten. Alles zou zo veel mogelijk forfaitair moeten worden gemaakt en voor de rest zou de bewindvoerder de voorafgaande goedkeuring van de vrederechter nodig hebben voor kosten die hij of zijn in rekening zal brengen en achteraf verantwoordt.
  3. De NHRPH is van mening dat er een bijzonder fonds moet worden gecreëerd voor personen die de diensten van een bewindvoerder niet kunnen betalen. Dat de bewindvoerder moet worden betaald, spreekt voor zich.                                                                      Volgens de NHRPH brengt bewindvoering een zeer hoge kost met zich mee voor de personen met de laagste inkomens.                                                                                                                                                                                                                         Voorbeeld: Een alleenstaande persoon met een maandelijkse IVT van 900€ (10.800€ per jaar) en onderworpen aan het forfait van 3% moet minstens een basisbedrag van 570€ betalen; dat is 50€/maand (324€/jaar + 250€ vaste prijs per jaar (als het forfait van toepassing is) + eventuele buitengewone ambtsverrichtingen. Dit is een enorm bedrag voor de laagste inkomens! De NHRPH dringt nogmaals sterk aan op de oprichting van een speciaal fonds.
  1. De NHRPH is van mening dat de algemene formulering van het ontwerp van KB het idee dat het bedrag van 3% een maximum is, en dat de rechter dit vaste tarief kan verlagen afhankelijk van het mandaat van de bewindvoerder, volledig heeft uitgewist. Wordt dit kader niet gespecifieerd, dan zal de maximumforfait van 3% waarschijnlijk systematisch worden toegepast. Het is van essentieel belang dat het KB ten minste indicatief de specifieke redenen vermeldt die een lager percentage rechtvaardigen. Bijvoorbeeld in het geval van een beperkte duur van het mandaat van de bewindvoerder zou het om een beperkt deel van de 3% kunnen gaan in geval van vroegtijdige beëindiging van de bewindvoering (momenteel bepaalt de tekst nog dat een bewindvoering van enkele maanden buitengewone ambtsverrichtingen kan bevatten...).
  2. Het is ook van belang dat het KB de principes van de bezoldiging verduidelijkt bij gevallen waarin de bewindvoerder van goederen en de bewindvoerder van de persoon niet dezelfde persoon zijn.
  3. Gaat dit KB wel degelijk uit van de bezoldiging van een bewindvoerder aangesteld in het kader van een vertegenwoordigingsregeling? Als de bewindvoerder een bijstandsfunctie krijgt toegewezen, zal de vrederechter dan een specifieke regeling vaststellen?

Bijzondere opmerkingen: Inkomsten/reële kosten/buitengewone ambtsverrichtingen

1. Inkomsten die in rekening worden gebracht:

    1. In geen geval mag rekening worden gehouden met de integratietegemoetkomingen (IT)/ tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (THAB). De tekst lijkt die op te nemen in het gedeelte over de uitgesloten inkomsten, maar verduidelijking is nodig om onnodige geschillen te voorkomen.
    2. De NHRPH vraagt ook om de hulp van derden (een tegemoetkoming met hetzelfde doel) toe te voegen, of valt deze misschien onder de tegemoetkomingen voor personen die zorg en ondersteuning ontvangen? Ook hier zou verduidelijking discussies helpen voorkomen.
    3. Gelet op de opeenvolgende staatshervormingen waardoor sommige bevoegdheden in het kader van de dekking van handicapgebonden kosten aan de deelgebieden zijn overgedragen, zou de NHRPH graag een globale formulering zien, bv. “de bedragen die de beschermde persoon ontvangt om de extra kosten als gevolg van een handicap te verlichten, worden niet in aanmerking genomen bij de berekening van de inkomstenbasis”.
    4. Wat met de IVT? Het ontwerp vermeldt de “schadevergoeding wegens inkomstenverlies”, maar de IVT wordt als dusdanig niet vermeld als een inkomen waarmee rekening kan worden gehouden. Het gaat wel degelijk om een inkomen (ook al is het zeer laag), in tegenstelling tot de IT die als compensatie voor de handicap is bedoeld.  

2. Diensten die onder het forfait vallen:

  1. Het KB verduidelijkt niet welke prestaties onder de categorie “gewone prestatie” vallen. Anderzijds worden een hele reeks handelingen uit het forfait uitgesloten! Wat is een forfait van 3% als elke bijkomende prestatie gefactureerd wordt !? Het is essentieel dat het forfait als algemeen principe geldt.
  2. Prestaties die zeker onder het forfait van 3% moeten vallen:
    • Opening en afsluiting van het dossier
    • De verslagen, want deze zijn een verplichting van de bewindvoerder
    • Het jaarlijkse bezoek
  3. “Overleg … met het team”: wat houdt dit in? Wie beslist wanneer dit noodzakelijk is?
  4. Hoe kan de betrokken persoon (of zijn/haar vertrouwenspersoon) controle uitoefen op de facturatie voor diensten? Zal de vrederechter dit controleren?

3. Kosten

    1. Principieel is de NHRPH voorstander van een forfait, want dit biedt de personen meer voorspelbaarheid.
    2. Uit de tekst blijkt niet dat enkel de kosten die de bewindvoerder heeft gemaakt uit hoofde van of in verband met de uitoefening van zijn functie als bewindvoerder in aanmerking komen. In het dispositief van het koninklijk besluit dient te worden gepreciseerd dat het niet de kosten omvat die voortvloeien uit diensten van derden, zoals deskundigen en gerechtsdeurwaarders en andere kosten die door de beschermde persoon worden gedragen en die dus rechtstreeks van de bewindvoeringsrekening moeten worden betaald en als debet in de jaarlijkse of afsluitende beheersverslagen worden opgenomen.
    3. De NHRPH is fel gekant tegen de mogelijkheid om de werkelijke kosten te factureren indien het forfait wordt overschreden. Wat is anders het nut van een forfait? De werkelijke kosten kunnen in ieder geval nooit betrekking hebben op de laagste inkomens (minder dan 12.500 euro).
    4. De mogelijkheid (art.2 §2) die professionele bewindvoerders hebben om te kiezen tussen een forfait enerzijds en de bezoldiging per prestatie (voor gewone prestaties) anderzijds is zeer gevaarlijk en pervers. De NHRPH vreest dat de bewindvoerders vaak van deze mogelijkheid gebruik zullen maken voor personen met een laag inkomen. Bovendien betekent dit dat er geen enkele controle is op het gefactureerde bedrag op het einde van het jaar.
    5. Ten slotte bestaat in een dergelijk systeem, waarin men kan overstappen van een forfait naar reële kosten, een ernstig risico dat de bewindvoerder zijn opdracht niet meer zal uitvoeren zodra het forfait is overschreden. Daarom moet duidelijk worden gemaakt dat overschrijding van het forfait nooit kan rechtvaardigen dat de bewindvoerder zijn verplichtingen niet zou nakomen.
    6. Wat de tarieven zelf betreft:
  1. De NHRPH acht het noodzakelijk dat alle vredegerechten van het land dezelfde unieke barema’s aannemen. Dit heeft volgens de Raad de volgende voordelen:
    1. gemakkelijk voor iedereen: advocaten, griffiers, rechtzoekenden en rechters. Als het consequent door iedereen wordt toegepast, weet iedereen wat men moet doen en wat men mag verwachten;
    2. een transparant systeem, goed voor het imago van justitie in de publieke opinie. De burger begrijpt immers niet waarom eenzelfde handeling van eenzelfde advocaat in een vergelijkbare zaak anders wordt bezoldigd naargelang de vrederechter (soms in één en hetzelfde dossier, wanneer het van het ene kanton naar het andere verhuist);
    3. geloofwaardigheid van nabijheidsjustitie, die blijk moet geven van een gelijke behandeling en samenhang wanneer het niet gaat om gevoelige juridische kwesties, maar om forfaitaire beoordelingen;
    4. en last but not least: gelijkheid tussen alle burgers.
  2. Waarom de kilometervergoeding niet vastleggen op het geldend wettelijk tarief (0,35€ i.p.v. 0,55€)?
  • Indien het opstellen van het verslag niet binnen de 3% valt, moet er een bovengrens of een forfaitair bedrag worden vastgesteld. Aan een tarief van 10€ per pagina en met 2 verslagen tijdens het eerste jaar durft de NHRPH zich nauwelijks voor te stellen wat de persoon zal moeten betalen!
  1. Algemeen genomen is de lijst van deze diensten niet duidelijk.
    1. : wat met de betaling van facturen? 10€ per getypt blad è een mail van 10 regels kost 10€ !?
    2. Een “getypt blad” kost 10€. Komen daarbij nog eens de “kosten voor het typewerk” aan 11€ per blad ?
    1. De NHRPH is ook van mening dat de beschermde persoon, na aftrek van de aan de bewindvoerder toegekende bezoldiging, kosten en buitengewone ambtsverrichtingen, een behoorlijk inkomen moet overhouden dat minstens overeenkomt met de Europese armoedegrens. Bijgevolg zou het raadzaam zijn te voorzien in de betaling van de bewindvoeringskosten door de overheid (OCMW, specifiek fonds, bureau voor rechtsbijstand, enz.) indien de beschermde persoon een laag inkomen heeft of onvermogend is. 

4. Buitengewone ambtsverrichtingen

De CSNPH begrijpt dat het moeilijk is om een lijst van specifieke handelingen op te stellen. Tegelijkertijd is de voorgestelde lijst slechts indicatief en omvat deze vage begrippen die soms te maken hebben met het dagelijks leven of die terugkerend van aard zijn. Bv.: het toevoegen van aanvullende gegevens aan een belastingaangifte, het opstellen van en onderhandelen van contracten, ...  

De NHRPH vreest dat veel alledaagse handelingen op basis van interpretatie onder de buitengewone ambtsverrichtingen kunnen vallen. De NHRPH is voorstander van het idee dat de handelingen op de indicatieve lijst van buitengewone ambtsverrichtingen aan een forfaitaire evaluatie moeten worden onderworpen.

De NRPH beschouwt de volgende handelingen NIET als buitengewone ambtsverrichtingen:

    • aangifte van inkomstenbelasting van fysieke personen
    • tussenkomst in gerechtelijke procedures betreffende het beschermingsstatuut
    • het beheer van dossiers van tegemoetkomingen voor personen met een handicap en afgeleide rechten

De NHRPH vraagt de volgende aspecten in het KB op te nemen:

  1. In geval van buitengewone diensten mogen bewindvoerders een forfaitaire kostenvergoeding en een uurtarief niet combineren.
  2. De tussenkomst van de bewindvoerder kan nooit meer kosten dan die van een professional in de materie in kwestie (d.w.z. nooit meer dan voor een vastgoedmakelaar bij de verkoop van een gebouw of een advocaat bij de ondertekening van een contract, enz.).
  3. De bewindvoerder richt zich waar mogelijk eerst tot het netwerk (gezinnen, verenigingen, enz.), alvorens het proces te professionaliseren (bijvoorbeeld voor de zoektocht naar een rust- en verzorgingstehuis).
  4. De bewindvoerder vraagt altijd vooraf de toestemming van de vrederechter met een gekwantificeerde basis voor zijn prestatie.

De NHRPH vraagt om zijn opmerkingen in het KB te integreren, maar ook om, over een periode van 2 jaar na de inwerkingtreding van het KB, een evaluatie van de tekst te voorzien in relatie tot de werkelijke kosten die de bewindvoering voor de persoon met een handicap met zich meebrengt.

4. BEZORGD

  • Voor opvolging aan de heer Koen Geens, Minister van Justitie;
  • Ter info aan de heer Kris Peeters, Minister bevoegd voor Personen met een beperking;
  • Ter info aan UNIA;
  • Ter info aan het interfederaal coördinatiemechanisme.

Voor de NHRPH

Gisèle Marlière

Voorzitter